EEN KONIJN MET EEN BIBBER
Nijntje pluis, het beroemde konijn van Dick Bruna, is een van de meest succesvolle exportproducten van Nederland. In haar thuisstad Utrecht heeft ze een nieuw, drukbezocht museum.
Utrecht is niet alleen de stad van de Dom, het is ook de nijntje-stad. Er waren al een nijntje plein en nijntje-voetgangerslichten, en begin februari ging er het vernieuwde nijntje museum open. Het is het enige museum voor kleuters van Nederland. De kinderen kunnen er rondkruipen in het huis van nijntje, doktertje spelen in een dokterskabinet, picknicken in een bos en met auto’s rijden op een verkeersplein. Alles ziet er precies uit zoals in de bekende prentenboekjes. In alle zalen gaat ook aandacht naar Dick Bruna (88), de geestelijke vader van nijntje, die al bijna zijn hele leven in Utrecht woont.
Het nijntje museum is een nieuwe publiekstrekker in de stad. De eerste twee weken kwamen er meteen 10.000 bezoekers op af. Inmiddels staat de teller op bijna 60.000. Dat is de helft van het aanzienlijk grotere Centraal Museum aan de overkant van de straat, waar het nijntje museum een filiaal van is. Ronald Besemer, de directeur van Toerisme Utrecht, verwacht dat er dit jaar al meteen 200.000 bezoekers passeren. Het museum heeft tijdsblokken ingevoerd, om te kunnen garanderen dat mensen niet voor een uitverkocht huis staan.
Utrecht mikt met het museum niet alleen op Nederlandse kleuters, maar ook op bezoekers uit het buitenland – onder meer uit Azië, waar nijntje razend populair is. Veel buitenlanders kennen Utrecht alleen omdat Dick Bruna er is geboren. “Wie Nederland komt bezoeken, heeft met het nijntje museum een extra reden om de stad aan te doen”, zegt Besemer. “Hoeveel dat er precies zijn, is nog even afwachten.” Vorig jaar telden de hotels in de stad 540.000 overnachtingen, waarvan 310.000 van buitenlandse gasten. Dat aantal moet nijntje nog doen stijgen.
Zwarte Beertjes
Het was nooit de bedoeling dat Dick Bruna prentenboekjes voor peuters en kleuters zou maken. Zijn vader, Albert Willem Bruna, was de directeur van A.W. Bruna & Zoon, een uitgeverij die ook een keten van meer dan 200 stationskiosken en boekhandels exploiteerde. Van Dick werd verwacht dat hij in het familiebedrijf stapte, maar hij wilde kunstenaar worden. Die drang werd nog sterker toen zijn vader hem vlak na de oorlog voor een stage naar Parijs stuurde. Hij leerde er het werk van Henri Matisse kennen. Hij voelde zich ook aangetrokken tot het minimalisme van De Stijl. Voor een carrière als zakenman was hij niet geschikt, wist Bruna. “Toen ik terugkwam, heb ik tegen mijn vader gezegd: als je wilt dat het einde van de uitgeverij nabij is, dan moet je mij inzetten. Ik wilde alleen maar tekenen”, vertelde hij later in een interview.
Hij ging toch voor de uitgeverij werken, maar dan als vormgever. Ironisch genoeg zou hij het familiebedrijf in die hoedanigheid naar de top voeren. In 1955, het jaar dat hij het tegensputterend tot adjunct-directeur had geschopt, lanceerde A.W. Bruna de Zwarte Beertjes, een pocketreeks waarin de detectiveverhalen van Georges Simenon en Ian Fleming verschenen. Bruna ontwierp er bijna 2000 omslagen voor, in 1969 werd het 25 miljoenste exemplaar verkocht. Dat succes was deels te danken aan het strakke profiel van de reeks: elke cover roept de sfeer van het boek op in een treffend, kernachtig beeld dat veel weg heeft van een pictogram, en tegelijk is het meteen herkenbaar als een Zwart Beertje.
De omslagen waren een persoonlijke interpretatie van wat Bruna van zijn grote artistieke voorbeelden had geleerd. “Als ontwerper ben ik veel meer kunstenaar geworden dan ik als kunstenaar ooit zou zijn”, zei Bruna.
Goede bibber
In 1955 bedacht Bruna op vakantie in Egmond aan Zee voor zijn zoontje Sierk een verhaal over meneer en mevrouw Pluis, twee konijnen, die een dochter krijgen, Nijntje (toen nog met hoofdletter). Dat eerste nijntje zag eruit “als een uit bed gevallen knuffel, naïef en tamelijk konijnig”, verwoordt kinderboekenexpert Joke Linders het in een monografie over Bruna. Hij maakte er twee prentenboeken mee, die verschenen bij de familie-uitgeverij. Ze hadden een gewoon rechthoekig formaat, met 23 vierkante prenten waaronder twee regels tekst stonden. De boekjes werden nauwelijks opgemerkt.
In 1963 gaf Bruna nijntje het uiterlijk waarmee ze wereldberoemd werd. Ze kreeg een meloenvormig hoofd en spitse oren, en keek de lezer nu rechtstreeks aan. Nijntje leek niet meer op een knuffel, ze werd een kleuter in de gedaante van een konijn. De boekjes verschenen voortaan op een vierkant formaat van 15,5 op 15,5 centimeter, zodat ze op één groot vel papier konden worden gedrukt. Dat was goedkoper, en die verhouding bleek Bruna het best te bevallen. Een boekje telde nog twaalf tekeningen, op de linkerpagina stonden vier versjes tekst in schreefloze letters en zonder hoofdletters. “De meeste verhalen hebben niet meer nodig”, beweerde Bruna. “Als ik al eens op zestien tekeningen uitkom, wordt het resultaat altijd sterker wanneer ik er wat uithaal.”
Die drang naar uiterste eenvoud blijkt ook uit de tekeningen. Bruna reduceerde alles tot het meest essentiële, ook het perspectief liet hij vallen. De tekeningen bestaan uit felle, egale kleurvlakken met een zwarte contourlijn eromheen – net een schilderij van Piet Mondriaan, maar dan niet abstract. De zwarte omtrekken trok hij heel geduldig met een penseel. De rafelige rand die zo ontstond, maakt de tekening levend. Werken met een computer was voor hem ondenkbaar. “Een goede lijn heeft een goede bibber”, vond Bruna. “Maar die goede bibber vind ik wel het allermoeilijkste. In die bibber zit de tekenaar verborgen.” Hij was een perfectionist. Een boekje maken nam soms maanden in beslag.
Lief klein konijntje
Razend spannende avonturen overkomt nijntje niet. Ze maakt de dingen mee die een doorsneekleuter beleeft: ze gaat op vakantie aan zee, viert haar verjaardag, danst, rijdt op de fiets, verkleedt zich en gaat op kamp. Nijntje is weleens een beetje stout of verdrietig, maar alle verhalen eindigen op een happy end. “Vader en moeder pluis die gaan scheiden, dat zie ik bijvoorbeeld niet zo snel gebeuren”, zei Bruna. “De eerste jaren van je leven bepalen hoe je in het leven staat. Die moeten veilig zijn.” In een van de boekjes overlijdt nijntjes oma. Het werd een van de toppers van de reeks. Ook dat verhaal eindigt op een positieve noot. Nijntje gaat met plantjes naar het graf van oma pluis en ze maakt er een tuintje van.
Tussen 1963 en 2009 verschenen 28 boekjes over nijntje, waarvan 85 miljoen exemplaren zijn verkocht in zestig talen. Het buitenlandse succes kwam al vroeg. In 1963 verscheen de eerste Engelse vertaling, in 1965 de eerste Japanse. In de Angelsaksische landen werd nijntje bekend als ‘miffy’, in Japan heet ze ‘usako-chan’ (lief klein konijntje). Haar populariteit overvleugelde die van de andere prentenboeken van Bruna, met figuurtjes als snuffie, betje big en boris beer.
Al snel kwamen er aanvragen om nijntjes beeltenis te gebruiken op speelgoed, schoolartikelen, eetgerei, kleding, dekbedden, wekkers en nachtlampjes. Die merchandising moest getrouw blijven aan zijn personages, vond Bruna. “In die tijd reed er in Engeland een raceauto rond met een afbeelding van een beer die ik ooit getekend had”, vertelde hij. “Maar die auto’s crashen natuurlijk ook zo nu en dan. Ik vond dat dat niet paste bij tekeningen voor kinderen.” In 1971 richtte hij met zijn vriend Pieter Brattinga Mercis bv op, een bedrijf dat het beheer van zijn auteursrechten in goede banen moest leiden.
Nijntje werd een van de meest succesvolle exportproducten van Nederland. Ze is populair in Europa en de Verenigde Staten, maar haar ferventste fans heeft ze in Japan, Korea, China en Taiwan. In die landen bereikt ze ook volwassenen. “Het Japanse publiek kijkt heel breed naar Dick Bruna. Ze kennen ook de ontwerpen voor de Zwarte Beertjes”, beweert Marja Kerkhof, de directeur van Mercis. Nijntje maakte van Bruna een miljonair, al bleef hij gewoon in Utrecht in een rijtjeshuis wonen.
Sterk merk
Mercis is gevestigd in Amsterdam en heeft een filiaal in Tokio. Het bedrijf, dat een twintigtal medewerkers heeft, coördineert via een wereldwijd netwerk van agenten de coproducties met buitenlandse uitgevers en de licentiecontracten voor merchandising. Het staat erop dat het bij elke stap in het productieproces wordt betrokken. Ondernemingen die een licentie nemen op een figuurtje, moeten ervoor zorgen dat de tekeningen en de kleuren perfect overeenstemmen met het origineel. “Dick Bruna heeft de lijnen heel zorgvuldig met de hand getrokken. Wij willen dat die net zo precies worden overgenomen”, zegt Kerkhof.
Het bedrijf staat erom bekend dat het streng optreedt om zijn rechten te beschermen. Zo trok het enkele jaren geleden ten strijde tegen Cathy, het vriendinnetje van het Japanse merchandisingfiguurtje Hello Kitty. Het vond dat dat konijn wel heel erg leek op nijntje – “gewoon gejat”, haalde Bruna uit. In 2011, kort na de tsunami in Japan, legden Mercis en Sanrio, de eigenaar van Hello Kitty, hun juridische geschil bij. Ze schonken een bedrag aan de slachtoffers van de ramp en Sanrio trok Cathy in. “Alles bij elkaar is plagiaat in die 61 jaar heel weinig voorgevallen”, zegt Kerkhof. “Maar als het gebeurt, trekt zo’n zaak natuurlijk veel aandacht.”
Hello Kitty staat op cupcakes, bier, toiletbrillen, strings en vibrators. Dat doet Mercis met nijntje niet. “We proberen het merk schoon te houden”, vertelt Kerkhof. “Voeding doen we bijvoorbeeld bijna niet. Je zult nijntje nooit op snoep vinden. Al staat ze wel op Belgische chocola.” Daardoor loopt Mercis misschien inkomsten mis, maar het maakt het merk wel sterker. “Je bouwt kredietwaardigheid op”, zegt Kerkhof. Dat bleek in 2003, toen nijntje ambassadeur van het familietoerisme voor New York werd. Ze moest gezinnen uit Europa en Azië weer naar de stad lokken, na de aanslagen van 9/11. Ze kreeg de voorkeur op de figuren van Disney, die voor dat doel te commercieel waren bevonden.
Niet tijdgebonden
Twee jaar geleden kondigde Dick Bruna aan dat hij stopte met tekenen. De voorbije jaren is hij niet meer in de openbaarheid verschenen. Zijn atelier werd gereconstrueerd in het Centraal Museum, dat enkele jaren geleden ook 7000 werken van hem in langdurige bruikleen had gekregen. Het werk van Bruna was de voorbije jaren geregeld te zien in musea. Maar het nijntje museum blijft heel bijzonder, vindt Marja Kerkhof, en niet alleen omdat het permanent open is. “Dit is een museum voor de allerjongste kinderen voor wie de boekjes bedoeld zijn, en dat is aangepast aan hun leefwereld.”
Nieuwe boekjes komen er niet meer, want Bruna wil niet dat een andere tekenaar de reeks voortzet. Kerkhof is niet bang dat nijntje daardoor minder populair wordt. “Nijntje is niet tijdgebonden. Er zullen altijd weer nieuwe kinderen zijn die haar ontdekken.”
WIM VER ELST IN UTRECHT
“Vader en moeder pluis die gaan scheiden, dat zie ik niet zo snel gebeuren” – Dick Bruna
“We proberen het merk schoon te houden. Je zult nijntje nooit op snoep vinden” – Marja Kerkhof, Mercis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier