Een fraai setje hamdoeken

De broertjes Santens, van het gelijknamige handdoekenbedrijf, zitten al jaren goed in het vlees. De voorbije maanden zijn er nog ettelijke kilo’s bijgekomen. Hoe kun je zo veel eten en toch slank blijven?

W elda, een producent van kookhammen, kreeg vorig jaar een flinke opdoffer van het dioxinemonster, maar daar praten we niet meer over. Het kompas staat nu op vooruitgang. Niet dat het bedrijf daarmee al zijn tradities overboord gooit. In de ontvangstruimte doet een foto van Michel Van Welden nog denken aan het prille begin: een slager in Oudenaarde.

In vijf jaar tijd heeft Welda een heuse metamorfose ondergaan; eerst zonder en vanaf 1998 met de broers Frank en Johan Santens. Textiel en vlees, hoe rijmen ze dat? Johan Santens: “De overgang van textiel naar vleeswaren lijkt groter dan hij is. De eigendomstitel van een bedrijf is minder relevant dan het management ervan. Toen Lucien Van Welden, de zoon van Michel en in 1973 de stichter van Welda, zich uit de zaak wilde terugtrekken, zocht hij een koper. Mijn broer Frank, mijn vader Herman en ik zetten toen de holding Holda op, die Welda op 1 januari 1998 overnam.”

De familie Santens stapte in een modern en performant bedrijf. Welda had pas twee jaar eerder een nieuwe fabriek gebouwd, met installaties die aan de strengste hygiënenormen beantwoordden. Lucien Van Welden wilde aan de spits van de vooruitgang staan en een kwalitatief en gezond product op de markt brengen. Bij de overname bedroeg de omzet van Welda bijna 682 miljoen frank, met een winst van 19,7 miljoen frank. De helft van de afzet ging naar de Belgische markt, 30% naar Rusland en de rest naar Nederland (15%) en Duitsland (5%).

De nieuwe managers van Welda hadden zich hun intrede in de vleessector wellicht rooskleuriger voorgesteld. Vanaf september 1998 stortte de Russische markt in door de roebelcrisis. Een half jaar later zat de vleesverwerkende sector in de penarie door de dioxinecrisis in eigen land. “Strikt genomen kwam Welda nog goed weg uit die crises. De omzet daalde in 1998 van 682 miljoen frank naar 545 miljoen en kelderde vorig jaar naar 384 miljoen frank maar de balans bleef positief. Daarmee is Welda een van de weinige exporterende vleeswarenfabrieken die geen rode cijfers in de boeken hoefden te schrijven.”

Gelukkig zegt het adagium dat een crisis opportuniteiten creëert. In minder dan een half jaar tijd verruimde Welda zijn actieradius en productgamma. Eerst palmde Welda het cliënteel van Vleeswaren Maertens uit Brugge in, later volgde de volledige overname van Vebo.

Vleeswaren Maertens verkeerde al een tijdje in moeilijkheden. Over de periode voor de overname zei de zaakvoerder eerder dit jaar in een interview met De Financieel-Economische Tijd: “Het verkochte volume bleef stabiel, maar door de lagere prijzen raakte ons bedrijf in de rode cijfers. De fabriek in Brugge was te klein voor de gewenste expansie en er moest zwaar geïnvesteerd worden in uitrusting om te voldoen aan de Europese HACCP-voedingsnormen, zoniet dreigden we de contracten met grote klanten zoals Colruyt en de slagerijketen Renmans (Aldi) te verliezen.”

Op een kleine oppervlakte produceerde Vleeswaren Maertens een vrij breed productgamma: kookhammen, Ardeens gebraad, spek en kookworsten. Dat bleek niet houdbaar. Toen Santens op 1 maart 2000 het klantenbestand van het Brugse bedrijf overnam, verzekerde hij zich van een omzetgroei op jaarbasis van 400 miljoen frank. De productie van kookhammen werd meteen volledig geïntegreerd bij Welda; de rest bleef nog enkele maanden in productie in Brugge.

Daarmee was de expansie

van Welda niet voorbij. De volgende stap was minder een uiting van grote honger, dan wel een nieuwe opportuniteit. Het concurrerende Vebo kampte met problemen. Het was zwaarder aangeslagen door de roebel- en de dioxinecrisis. De investering in een nieuwe fabriek deed Vebo naar adem happen, al zag het er volgens Johan Santens naar uit dat het bedrijf dit jaar ook zonder overname break-even zou draaien. “We twijfelden aanvankelijk om Vebo over te nemen omdat we eerst de overname van Vleeswaren Maertens wilden verteren. We wilden investeren in een uitbreiding van de productielijn van Welda. Maar met de overname van Vebo verwierven we meteen een complementair productieapparaat.”

Er hingen nog meer voordeeltjes aan de acquisitie van Vebo. Santens kon een beroep doen op gekwalificeerd personeel om het nieuwe productgamma te leveren. De enkele producten die na de overname van Vleeswaren Maertens in een soort onderaanneming werden geproduceerd, lopen nu bij Vebo van de band.”

Eigenlijk kampten Welda en Vebo met gelijkaardige problemen. Beide bedrijven zochten extra omzet om de groei te kunnen realiseren. De scheidslijn tussen overnemen of overgenomen worden, was niet groot. De betere bedrijfsresultaten beslechtten het pleit in het voordeel van Welda. Bij Vebo knipperden de lichten vorig jaar onrustig rood. De omzet van 900 miljoen in 1997 was twee jaar later teruggevallen op 312 miljoen. “Voor dit jaar hopen we met Vebo rond 400 miljoen te draaien en volgend jaar uit te komen op 500 miljoen, of een stijging met 25 procent,” aldus Johan Santens. De holding Holda moet dit jaar op 1,150 miljard zou moeten uitkomen: 400 miljoen bij Vebo en 750 miljoen bij Welda. “We zijn de jongste jaren spectaculair gezakt, maar onze groei moet zeker even spectaculair zijn.”

Bij Welda werken vandaag zestig arbeiders en twaalf bedienden. Vebo telt 63 arbeiders en zeven bedienden. Van het Welda-personeel is ongeveer de helft van Belgische nationaliteit; de anderen zijn voornamelijk Turken, Marokkanen en Tunesiërs. (Die nota bene volgens hun godsdienst geen varkensvlees mogen eten.)

Al het varkensvlees dat bij Welda en Vebo wordt verwerkt, komt uit Belgische bedrijven. Vorig jaar verwerkte Welda 3600 ton vlees; evenveel als Vebo.

Volgens Santens leidt de dioxinecrisis niet meteen tot faillissementen, maar komen de prijzen onder druk waardoor ondernemingen niet anders kunnen dan uitkijken naar partners. Een andere stroomversnellende factor is de roep naar kwaliteit en hygiëne, een roep die luid klinkt sinds de crisis. De consument is alerter en gevoeliger geworden en de regelgeving volgt die bekommernis.

Welda is zich bewust van de noodzaak van een sluitende controle en kwaliteitsgarantie om het vertrouwen van de consument te behouden. Toen Welda enkele jaren geleden naar een nieuwe vestiging verhuisde, begon de vleesfabrikant te ijveren voor het behalen van het HACCP-certificaat ( Hazard Analysis Critical Control Points). Op 1 september 1999 kreeg Welda het begeerde papiertje.

Bij Vebo is inmiddels ook de procedure gestart om het label te behalen. Het is een tijdrovende en behoorlijk dure operatie. Maar om concurrentieel te blijven is het label op termijn noodzakelijk. Sommige warenhuisketens en groothandels eisen het certificaat, ook al om hun cliënteel de garantie van absolute voedselveiligheid te kunnen geven.

Vergeet uw slager dus niet te vragen: “Is die ham wel conform de HACCP-normen?”

jo cuppens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content