Dood en waanzin in de riolen van Londen (en in de Stad van God)
Uit het overweldigende romanaanbod kozen we drie verrassingen. Let vooral op het debuut van Clare Clark. (Daar zit een geurtje aan.)
Wanhoop uit de diepste krochten van de sloppenwijk, nihilisme uit de zwartste bladzijden van de menselijke kroniek, wantrouwen vermengd met fundamentele haat als aangeboren overlevingsinstinct – die karakteristieken blaffen de lezer van Stad van God (Ambo, 380 blz., 22,95 euro) toe. De Braziliaan Paulo Lins (1958), opgegroeid in een sloppenwijk van Rio de Janeiro, beschrijft de dagelijkse waanzin van de desperado’s in een favela, vaak kinderen nog, nooit lieverdjes, maar geestelijke wrakken en moord- dadige junkies. De verfilming jakkerde de verwachtingen nog aan. Helaas, Paulo Lins blijft de hele roman (een roman, hij koos voor fictie, niet voor de naakte documentaire) aarzelen tussen uitleggerige reportagestijl en sporadische spurten die heel even (maar helaas te weinig en te vaag) een glimp van het verbale spervuur van Célines Dood op krediet tonen. Terwijl zijn thema schreeuwt om de neurotische stijl van de volleerde nihilist Céline.
Dan maar een volgend werk opgediept dat een koraal van lofzangen om zich heen kreeg bij zijn publicatie in Londen: De geur van de rivier (Contact, 399 blz., 24,90 euro). De debuutroman van Clare Clark (1967), een Engelse historica die een tiental jaar bij reclamebureaus in Londen en New York aan de slag was, speelt zich vooral af in de riolen van de Britse hoofdstad in het midden van de negentiende eeuw. Na aanzwellende stankhinder en dodelijke cholera-epidemieën in Londen krijgt ingenieur William May de opdracht een nieuw tunnelsysteem uit te tekenen. Zoals het een Victoriaanse roman betaamt, beschrijft Clark haar personages en omgeving met Dickensiaanse precisie. Geen geur blijft de lezer bespaard. Ook de sfeer van de al even negentiende-eeuwse griezelverhalen doemt op. Maar de inktzwarte, met agressieve ratten en verschrikkelijke ziektekiemen gevulde, gore rioleringen fungeren ook als het onderbewuste van de ingenieur, die getraumatiseerd uit de Krimoorlog terugkeerde. Toegegeven, de afdalingen in de spelonken van de psyche zijn opgelegd pandoer van het erg zichtbare type, maar de plot, de beschrijvingen en de personages van dit debuut zijn méér dan zomaar overtuigend.
De derde verrassing is de al even ambitieuze debuutroman van de Amerikaanse Esquire-redactrice Adrienne Miller, De kust van Akron (Anthos, 448 blz., 21,95 euro). In een doorsnee stadje voert ze een allesbehalve doorsnee familie op. De schone schijn heerst, maar iedereen lijkt wel iedereen in een houdgreep te klemmen. Miller vertelt geestig, schuwt een scheutje sociale satire niet en beschrijft vaardig de kleurrijke personages. Ongetwijfeld doet ze een gooi naar het succes van Jonathan Franzens magistrale De correcties, maar haar debuut mist daartoe de nodige onderhuidse betekenislagen. Haar poging mislukt, maar de roman blijft wel leuk leesbaar, op enkele overladen passages en overbodige kronkels na.
Luc De Decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier