DE WAARDE VAN DE TOEKOMST
Wat is een bedrijf waard? De beurswaarde is min of meer gelijk aan de huidige waarde van de toekomstige cashflows. Net zo is de waarde van een bedrijf gelijk aan de huidige waarde van de toekomstige EVA‘s ( Economic Value Added). De EVA meet immers de waarde die een bedrijf in een bepaalde periode heeft gecreëerd.
Beide concepten geven ongeveer dezelfde waardering voor een bedrijf. EVA heeft wel het voordeel dat de waardecreatie per periode kan worden uitgesplitst: de totale marktwaarde van het bedrijf bestaat uit de huidige waarde van de huidige EVA’s die het bedrijf ook in de toekomst zou verdienen, plus de waarde van de stijging of daling van die toekomstige EVA’s. De waardestijging van de toekomstige EVA’s is de Future Growth Value ( FGV) (zie grafiek: De bedrijfswereld in vier klassen).
Deze waardeopsplitsing op basis van het huidige EVA-niveau en van de verwachte stijging of daling van de EVA levert vier categorieën van bedrijven op.
1. Dure vogels
De FGV zorgt voor het leeuwendeel van de ondernemingswaarde, terwijl de huidige EVA-score heel laag is. Dat is typisch voor bedrijven uit de opgeklopte sectoren. Deze bedrijven moeten hun mooie verwachtingen nog bewijzen. Loopt er iets mis met die verwachtingen, dan kan de waardering als een kaartenhuisje in elkaar storten. Lernout & Hauspie en Real Software kunnen erover meepraten.
Bij een aantal bedrijven is de FGV zelfs groter dan de nettomarktwaarde. Dat komt omdat de FGV nog moet worden gecorrigeerd voor de huidige negatieve EVA’s en de kostprijs van het ingezette kapitaal. Deze bedrijven zijn in elk geval bijzonder hoog gewaardeerd. Voorbeelden voor 1999 zijn Mobistar, SEDC, L&H en Real Software.
Maar ook zwak presterende bedrijven die niks meer waard zijn en enkel een FGV hebben dankzij een liquidatiewaarde horen hier thuis, net als de overgewaardeerde bedrijven. In dat geval wijst een hoge FGV en een lage EVA erop dat deze bedrijven te koop staan.
2. Leiders
Deze bedrijven combineren een hoge FGV met een hoge huidige EVA. Het zijn aanhoudend sterk presterende bedrijven die daar ook om worden gewaardeerd. Ze investeren continu in toekomstpotentieel en weten dat potentieel ook steeds om te zetten in waardecreatie. Voorbeelden voor 1999 zijn Electrabel, UCB, Colruyt, Telinfo, Roularta Media Group en Van de Velde.
3. Omslagbedrijven
Deze bedrijven combineren een lage FGV met een lage huidige EVA. Deze bedrijven hebben ontgoocheld en moeten hopen op een forse koersverandering of een doorbraak. Bekaert is een voorbeeld van een bedrijf dat zijn FGV heeft opgekrikt en weer waarde schept.
4. Koopjes
Deze bedrijven combineren een lage FGV met een hoge huidige EVA. Het gaat om bedrijven die uit de smaak van investeerders zijn gevallen, bijvoorbeeld omdat ze cyclisch een mindere periode tegemoetgaan. Maar hier zitten ook sterk presterende bedrijven met een waarderingsprobleem omdat ze hun activiteit niet even succesvol op grote schaal kunnen toepassen. Ten slotte zijn hier ook ondergewaardeerde bedrijven te vinden die een ideale overnameprooi vormen.
De langetermijnstrategie van elk bedrijf zou erop gericht moeten zijn om continu de FGV om te zetten in huidige waardecreatie en om de FGV constant op te krikken met nieuwe investeringen. De waardering van een bedrijf zweeft dan ergens tussen de dure vogels en de leiders. Als bedrijven er bijvoorbeeld niet meer in slagen om FGV om te zetten in EVA, dan zal hun FGV dalen en zullen ze snel koopjes of omslagbedrijven worden.
De grafiek toont het beeld voor de Belgische en Luxemburgse markt. Helaas zitten nogal wat van de grote bedrijven in de onderste twee kwadranten, of zijn ze met andere woorden op weg om van leiders koopjes te worden. Nogal wat van de nieuwe bedrijven gaan echter de kant van de dure vogels op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier