“De Vlaamse zelfgenoegzaamheid heeft veel kapotgemaakt”
Albert Beken is negentig jaar, gewezen hoofddirecteur marketing en verkoop van Agfa-Gevaert, en een fontein van inzichten over Agfa, de Generale Maatschappij, het VEV, Vlaamse managers. “Veel Vlamingen hebben een ongelooflijke zelfgenoegzaamheid en dat remde de strijdlust,” vertelt hij. Vandaar dat de krasse oud-directeur vanaf dit jaar een prijs uitlooft voor de beste eindverhandeling Economie.
Drevenhof in Kapellen bij Antwerpen is een herfstige oase: brede terrassen, luie stoelen, gazons en chique wagens. Het Antwerpse imiteert de Amerikaanse gated communities, maar zet er geen veiligheidsagenten bij of muren rond. In Drevenhof woont Albert Beken. Hij organiseerde zes recepties bij hem thuis voor zijn talrijke Belgische en buitenlandse vrienden. Dreven werd negentig en om die verjaardag ook intellectueel te vieren, stichtte hij een wetenschappelijke prijs voor de beste scriptie over economie aan de Universiteit Antwerpen ( UA).
Beken doceerde Internationale Handel aan de Ufsia, een van de voorgangers van de UA. Hij was een onprofessorale prof, hij had een terreinervaring die weinigen konden voorleggen. Vrij en vrank zei hij zijn mening, en dat is nog niet veranderd. De emeritus van Agfa-Gevaert en de UA rookt geen twaalf havanna’s per dag meer en laat de whisky voor zijn gasten. Met een zwier die veel jongeren hem kunnen benijden, blijft hij un homme du monde.
“Wij waren na de oorlog een land van barbaren van het management,” herinnert Beken zich. “Kijk naar de Generale Maatschappij van België ( GMB) en haar zelfgenoegzaamheid. Het openen van een rekening bij haar bankdochter, vond ze, was een eer. De Generale controleerde de ateliers voor rollend materieel voor de spoorwegen en zag niet dat er een markt was voor auto’s en vrachtwagens waar zij ook had kunnen opereren. De GMB maakte bij Val Saint-Lambert het mooiste kristal ter wereld, maar van die zware modellen die niemand meer wilde. De smaak veranderde. Goede wijn drinkt men uit lichte glazen. De GMB heeft veel geld verloren in de kristalfabriek, terwijl aan onze voordeur in het Nederlandse Leerdam vandaag het fijne kristal bloeit. Door de dividendenpolitiek en de budgettaire druk van de holding op haar dochters ontbraken daar de middelen en de vrijheid om te innoveren.”
TRENDS. Deed Gevaert het beter?
ALBERT BEKEN. “De bestuursleden van Gevaert hadden geld, maar kenden weinig of niks van zaken. Het feit dat wij een land van halfafgewerkte producten waren, heeft ons gered. Daar heb je namelijk geen grote marketing voor nodig. Hadden wij met de bestaande kennis en de vaardigheid van onze toenmalige bedrijfsleiders ook merkproducten gemaakt, dan zouden wij het nooit gehaald hebben in de competitie met andere bedrijven of landen.”
Had de raad van bestuur geen commerciële feeling?
BEKEN. “In het buitenland vroegen ze me: ‘hoe komt het dat jullie geen problemen maken over de onzorgvuldige leveringen van Gevaert?’ Voor zulke thema’s had de raad van bestuur geen belangstelling. In de ogen van de top waren dat bijkomstigheden. Ik wist door een studie die ik kon maken voor professor Dupriez van het Economisch Instituut van de KU Leuven hoe diep dat soort problemen zat bij alle Belgische bedrijven, voornamelijk de grotere. Er was weinig belangstelling voor verkoop, marketing, export, vernieuwing. De dividenden en de traditie hadden voorrang. Kijk naar het drama van Acec. René Lamy was de eerste niet-ingenieur die toetrad tot het college van gedelegeerd bestuurders van de Generale Maatschappij. De grote zwakheid van ondernemingen en van de bedrijfsleidingen is de inteelt: ze komen uit hetzelfde nest, ze bezoeken dezelfde Grieks-Latijnse, ze studeren aan dezelfde universiteit. De horizon is daardoor vernauwd en verstikkend.”
Gevaert kwam in Duitse handen terecht. Zouden de Duitsers het bedrijf optrekken in de vaart der volkeren?
BEKEN. ” Agfa was de dochter van het oppermachtige Bayer en werd slecht beheerd. De Vorstand was archaïsch bij het leiden en op commercieel gebied. Hendrik Cappuyns ( nvdr – toenmalig voorzitter van Gevaert) en ik zeiden geregeld en discreet tegen elkaar: niemand van de Vorstand van Bayer is in Mortsel een job waard. Op een banket met de Duitse directeuren werd trots een nieuwe camera getoond en de lof was oorverdovend. Tot ik opwierp: en wat denken de klanten? Een koude wind stak op, ik werd bekeken als een saboteur. We hebben duizend van die camera’s verkocht en er duizend weggegeven. Dat is een typisch voorbeeld van die Duitse opgeblazenheid. Mijn ervaring is dat veel Duitse ondernemingen slechter geleid worden dan de meeste Belgische ondernemingen, en over die laatste ben ik al niet mals.”
Was gezag de hoogste bedrijfswaarde?
BEKEN. “Ja, beslist, het waren gezagsgetrouwe tijden. Over de twee zonen van Lieven Gevaert mochten geen vragen over hun morele of commerciële talenten gesteld worden. Zij waren sympathiek, maar maakten de zaak bijna kapot. Agfa-Gevaert bestaat vandaag dankzij de Tweede Wereldoorlog. Agfa was in 1945 kapot en had Gevaert in normale omstandigheden door zijn sterkere producten, kleurentechnologie, assortiment en distributie van de kaart kunnen vegen. Dat gebeurde dus niet, de markt was gretig na de oorlog, de Europese concurrent was doodziek en in dat gat kon Gevaert bloeien. Gevaert produceerde jarenlang slechte kleuren en heeft dat gebrek pas helemaal kunnen overwinnen nadat de octrooien van Agfa vrijkwamen. Kodak kon niet in Europa binnen door het tekort aan dollars op het oude continent. Gevaert had vijftienmaal groter kunnen worden dan het ooit geweest is.
“Veel Vlamingen hebben een ongelooflijke zelfgenoegzaamheid en dat remde de strijdlust. Er waren vóór mij exportdirecteurs die nooit reisden en alles probeerden te regelen met mooie brieven in het Spaans en het Engels. Dat waren taalleraren, geen verkopers. In de firma was ik een stokebrand, maar de buitenlandse relaties van Gevaert steunden mij. Hoe dikwijls heeft Jos Fierens me niet zuchtend gezegd: ‘ik ben de chef van de research en jij de chef van de marketing, en de leiding vraagt ons nooit iets’. Gevaert besliste bijvoorbeeld om de distributie van de fotokopieerproducten te doen via de fotovakhandel. Dat was twee jaar voor ik de verantwoordelijkheid over de verkoop kreeg. Het eerste halfuur na mijn benoeming heb ik die regeling met één pennentrek geschrapt. Onze omzet bij de fotohandel was 40.000 ‘kwadraat meter’ en klom nadien pijlsnel naar anderhalf miljoen kwadraat meter. In alle ondernemingen in Vlaanderen was er een gebrek aan voeling met de markt. De Middeleeuwen liepen nog verder in Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog.”
Was u geen typische Gevaert-man?
BEKEN. “Er zijn drie zaken die mijn carrière moeilijk en soms pijnlijk gemaakt hebben. Ten eerste: er was een diepgewortelde jaloezie omdat mijn schoonvader de voorzitter van de bestuursraad was. Ten tweede: ik was geen flamingant, ik was Vlaming. Ik ben als Vlaming erevoorzitter van de Concorde Philotaxe, de grote en prestigieuze vereniging van de Antwerpse Franstaligen, en dat doet deugd. Ten derde: ik had een visie die tien jaar vooropliep en ik beging lang de fout om met open vizier te vechten. Ik had diplomatieker moeten zijn.”
Heeft Agfa-Gevaert de omschakeling naar de elektronische fotografie tijdig zien aankomen?
BEKEN. “Ik zei in 1980 tegen André Leysen: pas op, de elektronica zal de chemie overwinnen in de fotografie. Bayer had heel graag alle aandelen ingepalmd en daardoor zou er geld volgen voor overnames van grote elektronicabedrijven. In mijn 35 jaar bij Gevaert had ik nooit een serieuze acquisitie gezien. Leysen reageerde: ‘Albert, het is de laatste raad van bestuur waaraan je deelneemt, ik wil dat jij hen vertelt dat een verdere verkoop van de aandelen aan Bayer een goede zaak is. Ik ben van jouw gedacht, maar als ik het zeg, zal de raad repliceren: André is een halve Duitser, en van jou zullen ze dat niet zeggen’. Er is vijf uur aan een stuk gedebatteerd over die keuze. Bestuursvoorzitter Fernand Collin viel de stelling aan: je kon de ‘schoonste’ onderneming van Vlaanderen toch niet uitleveren aan de Duitsers. Ik zei: het is niet met dat standpunt dat wij de noodzakelijke kennis zullen verwerven. Collin haalde gelijk vanwege zijn prestige, met één stem meer aan zijn kant.”
Missen Vlaamse ondernemers meer lef dan zij zelf denken?
BEKEN. “Bij Almanij stelde ik na de overname van Generale Bank door Fortis voor om een samenwerking af te sluiten tussen KB en ABN Amro. Maar ik kreeg noch bij de raad van bestuur, noch op de algemene vergadering gehoor. Ik heb toen gezegd: wij zitten in de traditie van de respectabele maar conservatieve lijn van de stichtende voorzitter van Almanij, Fernand Collin. Pierre Godfroid, de toenmalige baas van Continental Food en een trouwe vriend, kloeg over de gierige houding van zijn familiale aandeelhouders, de familie Collin. Hij zei me dikwijls: ‘ik krijg geen frank om de productie te moderniseren en een serieuze marketing te voeren’. Ik maak zoals hij aan de holding Gevaert het verwijt dat ze Continental Food niet heeft overgenomen. De verkoopsom was 200 miljoen frank en op geen week was Campbell Soup weg met dat Vlaamse bedrijf.”
Is Agfa-Gevaert vandaag op koers?
BEKEN. “De jongste jaren heb ik de allergrootste waardering voor de directie van Agfa-Gevaert, want zij vecht in een krimpende markt, met een fotografie die niet langer chemisch is maar elektronisch. Het is een mirakel hoe de bestaande producten gevolgd zijn door nieuwe producten, en dat in een dalende conjunctuur. In de sector van de gezondheidszorg scoort Agfa-Gevaert prima. Ik probeerde onze röntgenfoto’s te verkopen in Amerika, maar het was toen Kodak voor en Kodak na, ook bij grote klanten als het Amerikaanse leger. Nu is Agfa-Gevaert een concurrent door de allerbeste technologie. De nu 98-jarige president van Fuji zei me ooit: ‘ik blijf aan de leiding tot Fuji groter is dan Kodak’. Hij treedt dit jaar af, want Fuji is inderdaad groter dan Kodak geworden door zijn voortreffelijke kwaliteit en internationale strategie.”
We hebben vandaag betere zakenopleidingen. Helpt dat?
BEKEN. “Iemands persoonlijkheid en aanleg zijn veel meer van tel dan de schoolse opleiding. Dat mocht ik van decaan Taeymans van de Ufsia niet luid verkondigen, want dat zou studenten gedemotiveerd hebben. Het is en blijft mijn overtuiging. André Leysen, die ik altijd zeer gewaardeerd heb, is een bewijs. Hij heeft amper studies gedaan en betekende veel goeds voor Agfa-Gevaert. Ik denk ook aan mijn moeder. Zij werd een ondernemende vrouw zonder commerciële of universitaire vorming. Mijn vader, een hoge magistraat, was burgerlijk en zuinig. Mijn moeder heeft hem verlaten en hertrouwde met een Waalse ingenieur. Toen ze stierf, stond ze aan het hoofd van een fabriek voor schokdempers met 8200 mensen en wereldklanten in de auto- en vliegtuigindustrie. De zakenintuïtie heb ik van haar.”
Hebben de Vlaamse ondernemers sprongen voorwaarts gemaakt door hun werkgeversorganisatie, het Vlaams Economisch Verbond (VEV)?
BEKEN. “De leiding van het VEV was meer bezig met de politiek dan met de zorgen van de ondernemers. Ik las het jongste gedenkboek met de meningen van de oud-voorzitters. Mijn god. Die sterke beklemtoning van de eeuwige communautaire problemen en de politiek is om te rillen. Ook het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) was in dat bedje ziek. Dat geklaag op de raad van bestuur: de staat doet niet dit, de staat doet niet dat. En wij dan, was mijn reactie, moeten wij niet eerst voor de eigen deur vegen alvorens een vragende hand uit te steken naar de Wetstraat?
“Hetzelfde geldt voor de exportpromotie. De schrapping van de Buitenlandse Dienst voor Belgische Handel ( BDBH) en de oprichting van de gedecentraliseerde exportadministraties is geen verbetering. Er zit daar, overigens net als bij de BDBH vroeger, een denkfout. Hoe kan een goed gemotiveerde exportpromotor terdege de producten en diensten kennen die hij moet verdedigen? Voor uitvoer moet je één ding doen, en daar kan een handelsminister bij helpen: buitenlandse dochters stichten met een landgenoot aan de kop. Die zullen de uitvoer van de producten met zwier aankunnen.”
U noemt als een pijnlijke levensles dat mensen jaloers zijn?
BEKEN. “De mensen – en ik vrees in het bijzonder de Vlamingen – zijn heel jaloers, hoewel ze het goed verstoppen. Op Doggenhout in Ranst, een mooi en handig waterslot, vroeger mijn privé-woning, ontvingen mijn vrouw en ik 10.000 buitenlandse klanten, soms tot driemaal per week. Ontvangen deden wij goed en het gaat me ook hier altijd goed af. Een lid van de Vorstand van Agfa verwees daarnaar tijdens de eerste raad van bestuur met Gevaert-bestuurders Hij zei dat hij blij was dat Doggenhout nu ook tot de groep behoorde en dat Gevaert daar niet langer zijn klanten kon afsnoepen. Bij Gevaert heeft men daar nooit over gerept, een bloementuil bezorgd of een saluut gegeven.”
Frans Crols
“Leysen reageerde: ‘Albert, het is de laatste raad van bestuur waaraan je deelneemt, ik wil dat jij hen vertelt dat een verdere verkoop van de aandelen aan Bayer een goede zaak is. ‘”
“Tot ik opwierp: en wat denken de klanten ervan? Een koude wind stak op, ik werd bekeken als een saboteur.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier