DE SANDWICHMANNEN VAN DE BANK
Nogal wat hoofdeconomen hebben de jongste tijd hun baan bij de bank vaarwelgezegd. Trends bracht drie van hen bijeen en vroeg waarom ze voor de uitgang hebben gekozen. De vroegere studaxen voelden zich een radertje worden in het marketingsysteem, zo blijkt. “Hoe vaak je in de krant komt, is veel belangrijker dan wat je daarin zegt.”
Ze konden hun ei niet meer kwijt bij de bank. Zoveel is duidelijk na een lang interview met de drie voormalige hoofdeconomen. Etienne de Callataÿ, de voormalige hoofdeconoom van Bank Degroof, gaat voor maatschappelijk verantwoord vermogensbeheer via zijn Luxemburgse vennootschap Orcadia. Peter De Keyzer, bezig aan zijn laatste dagen als hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis, richt samen met een vriend een communicatiebedrijfje op dat “bedrijven, organisaties en overheden wil helpen te groeien en te innoveren”. En Edwin De Boeck, ex-hoofdeconoom van KBC, zit sinds kort in de politiek. Hij is directeur van de studiedienst van de N-VA.
Wat is hier aan de hand? Hoofdeconoom van een bank, dat is toch een baan met prestige? Of is het niet al goud wat blinkt? Etienne de Callataÿ had het moeilijk met de prestatiecultuur in het huidige bankwezen, wordt gefluisterd. “Aandeelhouders van financiële instellingen willen inderdaad een rendement van 10 procent of meer, terwijl dat vandaag moeilijk haalbaar is”, geeft De Callataÿ toe. “Maar dat is niet de belangrijkste reden voor mijn vertrek. Het had veeleer te maken met meningsverschillen over de toekomst van Bank Degroof na de fusie met Petercam. Meer zal ik daarover niet zeggen.”
Peter De Keyzer daarentegen had het best naar zijn zin bij BNP Paribas Fortis. Maar hij wou eindelijk eens zijn woorden omzetten in daden. “Als je jaarlijks 250 voordrachten geeft met de boodschap dat ondernemerschap en innovatie de enige bronnen van groei zijn, dan raak je op den duur besmet door dat idee. Je wilt het zelf doen.”
Bij Edwin De Boeck speelde de leeftijd mee, en het feit dat een mens weleens iets anders wil na dertig jaar bij een bank. Maar er was meer. “Destijds kon je als bankeconoom nog bezig zijn met maatschappelijk relevante thema’s. Tegenwoordig kan dat nog af en toe, als het afgestemd is op de behoeften van de bank. Ik ben inhoudelijk breed kunnen beginnen. Ik vond het niet kunnen zo smal te moeten eindigen.”
Is de hoofdeconoom een uithangbord van de bank? Een sandwichman, om het oneerbiedig te zeggen?
EDWIN DE BOECK. “Ik zou dat woord net gebruiken.”
PETER DE KEYZER. “Ik zou het niet op die manier zeggen. Toen ik binnenkwam bij de bank, maakte ik de hele dag studies. Ik trok mij twee maanden terug op een bergtop en maakte dan de resultaten van mijn onderzoek bekend. Daar hebben de klanten geen boodschap meer aan. De wereld verandert snel en de klanten willen daarover duiding. Hoe zit het nu met de dollar? Wat moeten we denken van de vergrijzing? Hoe staat het met de overheidsfinanciën? Daarnaast neem je als hoofdeconoom ook een rol op in het publieke debat. Je kunt dat alles niet meer behappen met een kleine studiedienst, je doet een beroep op studies van andere instellingen en pikt er het beste uit. Je wordt een soort curator van de beschikbare informatie.”
De hoofdeconoom is een onderdeel van de communicatiestrategie van de bank geworden?
DE BOECK. “Dat is juist. En het erge is dat het zo zelfs in de taakomschrijving staat. Hoe vaak je in de krant komt, is veel belangrijker dan wat je daarin zegt.”
ETIENNE DE CALLATAÿ. “Ik ben het daar niet voor 100 procent mee eens. Onze rol in relaties en marketing wil niet zeggen dat wij iets moesten verkopen. Wij waren geen sandwichman in de zin dat we een beleggingsproduct in de markt moesten zetten. En wij zijn nooit verplicht geweest iets te denken, te zeggen of te schrijven.”
DE BOECK. “Dat is waar. Mijn kritiek van daarnet wil niet zeggen dat we geen vrijheid van spreken hadden.”
DE KEYZER. “Het is enkele keren gebeurd dat klanten van de bank niet apprecieerden wat ik zei. Wij hebben meer dan 3 miljoen klanten. Je stoot altijd wel iemand tegen de borst. Maar over onze vrijheid van mening is nooit discussie geweest, dat is juist. Wel merk je dat veel mensen ons geen recht van spreken meer geven sinds de financiële crisis. Lees maar de reacties op sociale media of in lezersrubrieken van kranten. Als het gaat over thema’s als de hervorming van de pensioenen of de arbeidsmarkt, dan worden we weggezet. ‘Banken hebben ons geen lessen te geven’, luidt het.”
Na het uitbreken van de crisis bleek dat banken hadden belegd in exotische producten die ze zelf niet eens goed begrepen. Heeft dat ook uw geloofwaardigheid aangetast?
DE KEYZER. “Zeker voor een stuk. Ik heb ooit een opiniestuk naar een krant gestuurd waarin ik de banken verantwoordelijk stelde voor de financiële crisis, maar de eurocrisis op het conto schreef van overmoedige politici die een onvolkomen muntunie in elkaar gestoken hadden. De krant weigerde het te publiceren. “Het is een apologie voor de banken”, kreeg ik als uitleg.”
DE BOECK. “Toen de crisis uitbrak in 2008, was ik bij KBC actief in het vermogensbeheer voor institutionele klanten. Ik herinner mij dat vele klanten die exotische beleggingsproducten zelf aantrekkelijk vonden. Het zijn dus niet alleen de banken die die producten hebben gepusht. Er was ook een sterke vraag, vooral bij institutionele klanten. We geloofden zelf eerlijk dat we de risico’s van die producten volledig begrepen. Dat bleek achteraf een pijnlijke vergissing. Wel bleven we toen in alle openheid met die klanten communiceren en samen met hen naar oplossingen zoeken om de schade te beperken. Dat deed veel goeds voor het vertrouwen. Natuurlijk waren velen ontevreden, maar geregeld had ik ook de indruk dat de rollen omgekeerd waren: sommige klanten hadden meer medelijden met ons dan wij met hen.”
Hebben hoofdeconomen impact op het beleid van de bank? Luisterde de directie naar u?
DE BOECK. “In mijn geval was dat toch zo. Ik was hoofdeconoom van de hele KBC-groep. In die functie heb je het laatste woord over de macro-economische scenario’s waarop de groep haar planning, budgetten en risicobeheer baseert. Het was ook mijn rol daarover geregeld te rapporteren aan het directiecomité en de raad van bestuur. Als er volgens mijn basisscenario geen grexit werd verwacht, dan bepaalde dat bijvoorbeeld mee de mate waarin de bank bereid was te investeren in Italiaanse overheidsobligaties.”
DE KEYZER. “Het opstellen van scenario’s is inderdaad belangrijk. Maar ook als je scenario 100 procent juist is, kun je toch nog de mist ingaan. Hoe ga je als bank om met een grexit? Wat zijn de gevolgen van het populisme in Oost-Europa? Dat soort overwegingen is veel belangrijker geworden dan exact becijferde voorspellingen over groei, inflatie en wisselkoersen. Ons werk draait steeds minder om economie pur sang, en steeds meer om politiek inzicht.”
DE CALLATAÿ. “Ik zou niet zeggen dat de politiek belangrijker is dan vroeger. Politiek heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de economie. Zelfs de euro is een politieke beslissing. Er waren slechts weinig economen voorstander van de euro. Dat toont meteen het gewicht van de politiek in de economie.”
DE BOECK. “De vergrijzing en het daarmee verbonden gebrek aan economische groei brengen de politiek wel meer op de voorgrond. Bij economische groei zou het bijvoorbeeld beter gesteld zijn met de eurozone. Door de zwakke groei hebben landen moeite om de Europese begrotingsregels na te komen, wat op zijn beurt de politieke discussie aanwakkert.”
DE KEYZER. “De traditionele economische recepten voor groei werken niet meer. We hebben de rente vrijwel op nul gezet, we stapelen de begrotingstekorten op, we jagen de overheidsschuld tot nooit geziene hoogtes en toch komt er geen groei. We zitten op een kantelpunt. Groei zal moeten komen van een dynamische, eengemaakte markt in Europa, van onderzoek en ontwikkeling, van innovatie.”
DE BOECK. “Je hebt gelijk, Peter, maar je zegt niks nieuws. Minister-president Gaston Geens, de bezieler van de DIRV-campagne (Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen, nvdr), hamerde in de jaren tachtig al op innovatie en technologische ontwikkeling.”
DE KEYZER(fijntjes). “In de jaren tachtig bedroeg de jaarlijkse groei 2 à 3 procent. Nu moet je de groei achter de komma zoeken. Als je in België alle ambtenaren, gepensioneerden en werklozen samentelt, kom je aan 54 procent van alle kiezers. Verandering wordt moeilijk, ook voor de partij die voor de kracht van verandering pleit.”
Hoe gaat het tegenwoordig met de banken? Worden ze de steenkoolmijnen van de 21ste eeuw?
DE KEYZER.“De zwakke economische groei, de toename aan regulering en de platte rentecurve zetten de banken onder druk. Er komt ook steeds meer concurrentie van technologiebedrijfjes. Maar de banken hebben de klanten, dat blijft een gigantisch voordeel. Dat BNP Paribas Fortis 3 miljoen klanten telt, kunnen weinig andere ondernemingen zeggen. De banken moeten wel zichzelf heruitvinden als dienstverleners. Ze moeten daarom niet de goedkoopste zijn. Mensen zijn bereid te betalen voor een dienstverlening, als die aansluit bij hun behoeften.”
DE CALLATAÿ.“Nu betalen klanten te veel voor bankdiensten. Wat ziet de klant van zijn bank? Mooie kantoren, veel advertenties, recepties voor de klanten, hoge lonen. Maar ook hoge tarieven. Voor een bevek betaal je in België gemiddeld 3 procent instapkosten. Dat is toch onaanvaardbaar? De grote uitdaging voor de banksector wordt het behoud van de rendabiliteit als nieuwe spelers voor prijzendruk zorgen.”
Krijgen nieuwe spelers gemakkelijk toegang tot de financiële sector? Is er voldoende concurrentie?
DE CALLATAÿ. “Mooie marges zouden nieuwe spelers moeten aantrekken. Maar in de financiële sector zien we dat niet.”
DE BOECK. “Ik zie wél concurrentie. De rentemarge op kredieten bijvoorbeeld was in België altijd laag, en dat is ze nog altijd. Dat is een direct gevolg van de concurrentie.”
DE CALLATAÿ. “Is de marge op hypothecaire kredieten de voorbije jaren gedaald? Neen, ze is minstens gelijk gebleven, en in veel gevallen zelfs gestegen. Hoe komt dat? Omdat één bank haar marges optrekt, dat aankondigt in de krant en zo het signaal geeft aan de rest om hetzelfde te doen. De banken gebruiken de pers om hun rentebeleid te coördineren.”
Kan de financiële wereld nog jong talent aantrekken?
DE BOECK. “Wij hebben net plaatsgemaakt voor hen” (hilariteit).
DE CALLATAÿ. “De financiële sector blijft een aantrekkelijke werkplek, ik kan het iedereen aanbevelen. Ik heb in mijn carrière met veel interessante mensen gesproken en heel boeiend werk gedaan. Daarvoor ook nog eens goed betaald worden, dat is toch een droom? Ik vraag me alleen af of jongeren nog bereid zijn lang voor hetzelfde bedrijf te werken.”
DE BOECK. “Jong talent aantrekken lukt. Ik maak me meer zorgen over het behoud van talent. Veel banken slanken drastisch af, en dan moet je zorgen dat er geen competenties verloren gaan.”
DE CALLATAÿ. “Niet de druk op de rendabiliteit leidt ertoe dat jonge mensen niet bij een bank willen werken, wel het slechte imago van de sector. En het feit dat grote instellingen met hun cultuur van centralisatie – waar jongeren naar hun overste moeten luisteren, beleefd moeten zijn en de orders moeten uitvoeren – niet bepaald een grote aantrekkingskracht uitoefenen.”
Meneer De Boeck, enkele weken geleden pleitte u voor een ‘economisch verantwoorde splitsing van België’.
DE BOECK. “Je kunt niet anders dan vaststellen dat de meningen in dit land communautair sterk uiteenlopen. Maar ik zie een splitsing in de eerste plaats als een toekomstbeeld, aan het einde van de rit. Alleen moet je ervoor zorgen dat je tijdens de rit niet meer welvaart vernietigt, dan dat je er creëert.”
DE CALLATAÿ. “Ik ben altijd voorstander geweest van meer bevoegdheden voor de gewesten, maar op dit moment is het niet de eerste prioriteit. Ik vind dat dit land meer samenwerking nodig heeft, niet meer versnippering. Problemen zoals migratie, milieu, defensie kun je maar goed aanpakken als er één visie is.”
DE KEYZER. “Als je iedereen voor zijn verantwoordelijkheid plaatst, dan hoef je dit land niet te splitsen. Als mensen op hun 52ste willen stoppen met werken of helemaal niet willen werken, dan moeten ze daar de gevolgen van dragen. In België proberen we de burgers en de bedrijven veel te veel te beschermen tegen de consequenties van hun eigen keuzes. Een bedrijf dat niet rendabel is, krijgt subsidies. Wie niet werkt, krijgt een uitkering om thuis te blijven. Daardoor kampen we met dat hoge overheidsbeslag.
“De echte crisis zal uitbreken als de rente weer gaat stijgen. Voorlopig kunnen we onze hoge staatsschuld torsen dankzij de lage rente. Bij een nulrente maakt het niet uit of je 400 of 1000 miljard euro schulden hebt. Maar dat blijft niet duren. Nu betalen we 12 miljard euro financieringskosten op een schuld van 400 miljard. Als de rente verdubbelt, spreek je over een paar jaar over 24 miljard aan financieringskosten. Dan moeten we een gat van 12 miljard euro dichtrijden. En dan moet je weten dat we een besparing van 3 miljard euro al een zware sanering noemen. Als de overheid nu niet durft in te grijpen, is dat volgens mij schuldig verzuim.”
Waarom komen politici toch zo moeilijk tot de juiste ingrepen?
DE KEYZER. “Structurele hervormingen zijn niet pijnloos. Als mensen meer of langer moeten werken, word je daar electoraal niet voor beloond. Politici krijgen bovendien concurrentie van populisten als de Amerikaanse presidentskandidaat Donald Trump, de Britse Labour-leider Jeremy Corbyn en de Hongaarse premier Viktor Orban. Zij beweren dat de hoge economische groei van de jaren vijftig vanzelf terugkeert als we maar de grenzen gesloten houden. Dat is te idioot voor woorden, maar veel kiezers geloven dat verhaal.”
DE BOECK. “Dat maakt politiek vandaag zo moeilijk. De baten van structurele hervormingen worden pas na enkele jaren zichtbaar. Daarom moeten beleidsverantwoordelijke politici de mensen unisono blijven uitleggen waarom die hervormingen nodig zijn. Dat is niet eenvoudig, want op korte termijn stuiten zij vaak op veel weerstand van gevestigde belangengroepen. De recente stakingsacties zijn daarvan een treffend voorbeeld.”
DE CALLATAÿ. “We zullen de komende decennia moeten leven met een structureel lage groeivoet. Anderhalve procent groei zoals we die nu in België kennen, zal bovengemiddeld zijn, met het oog op de jaren die volgen.”
DE KEYZER. “De bevolkings- en de productiviteitsgroei liggen achter ons. De nieuwe groei kan enkel nog komen van een dynamischer samenleving. Daar heeft België nog mogelijkheden. We kunnen de activiteitsgraad van zestigplussers nog gevoelig opdrijven. Ook de sociale mobiliteit kan veel beter. Wij combineren een geringe ongelijkheid met een zwakke sociale mobiliteit. Als een analfabete migrant aankomt, zouden we hem een baan als straatveger moeten kunnen bieden, op voorwaarde dat zijn zoon de kans krijgt te studeren voor ingenieur. Maar we kunnen de migrant geen baan bieden, laat staan dat we de kans op doorstroming voor zijn zoon kunnen garanderen.”
Wat denkt u van het regeringswerk tot nog toe?
DE CALLATAÿ. “Deze regering is goed bezig, net zoals de vorige. De regering-Di Rupo heeft hervormingen opgestart, bijvoorbeeld in het pensioen- en werkloosheidsstelsel, en de regering-Michel gaat daarop verder. De grote ontgoocheling van deze eeuw zijn de regeringen-Verhofstadt. Die zullen de geschiedenis ingaan als de jaren van verspilling. Er was een sterke groei, maar het geld is te veel gespendeerd en te weinig geïnvesteerd.”
DE KEYZER. “Nederland heeft de voorbije jaren fors gesaneerd, waardoor het land dit en de volgende jaren twee keer zo snel zal groeien als België. Maar wat Nederland gedaan heeft op het gebied van pensioenen en flexibilisering van de arbeidsmarkt beschouwen onze vakbonden als ketterij.”
Is België een failed state?
DE KEYZER. “Ik vind van niet. Typisch voor ons land is wel dat er veel belangengroepen zijn, die allemaal hun kleine belang nastreven en pleiten voor het status quo. Dat maakt het moeilijk snel dingen te veranderen. Elke burger draagt ook een individuele verantwoordelijkheid. Wie altijd de schuld bij de anderen zoekt, verdient het in een failed state te leven.”
DE BOECK. “Iedereen in België ziet dat er hervormingen nodig zijn, maar niemand is bereid die door te voeren.”
DE KEYZER. “De complexiteit van onze staatsstructuur kost veel geld. Er is geen grote strategie, zodat we de middelen versnipperen en bijna niet investeren. Vergelijk het met een raad van bestuur van tien mensen die het niet eens raken over de projecten op lange termijn. Dus krijgt iedereen een deel van de centen. Dat verklaart waarom België veel meer cipiers per gevangene heeft dan andere landen, maar nauwelijks investeert in de modernisering of de bouw van gevangenissen.”
JOZEF VANGELDER, PATRICK CLAERHOUT EN JASPER VEKEMAN, FOTOGRAFIE KRIS VAN EXEL
“De banken gebruiken de pers om hun rentebeleid te coördineren” – Etienne de Callataÿ
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier