De perverse zeepbellen

De mechanismen die in werking worden gesteld om de financieel-economische crisis onder controle te krijgen, leiden tot nog grotere macro-economische spanningen. Het overaanbod van liquiditeiten zal de wereldwijde financieel-economische evenwichten blijven verstoren. Overheden zullen geld in de economie blijven pompen om recessies of depressies te vermijden, maar dat zal niet echt voor een economische rustperiode zorgen. Dat is de centrale stelling van La liquidité infernale van Patick Artus en Marie-Paule Virard.

De liquiditeiten die in de wereldeconomie werden gepompt, zijn tussen 1998 en 2008 toegenomen van 8 tot 19 procent van het wereld-bbp. Een beweging die onderbroken werd door de crisis. Sinds een jaar worden er echter opnieuw massaal liquiditeiten in de economie gepompt. Er is volgens Artus duidelijk sprake van een overaanbod van geld. Enerzijds hebben de overheden de geldhoeveelheid doen toenemen, anderzijds beschikken tal van groeilanden nog altijd over massale geldreserves. Het overaanbod maakt dat de prijs van het geld onder druk komt te staan. Of anders gezegd: dat de rentevoeten sowieso laag blijven. Dat is de basis voor de vorming van nieuwe zeepbellen. De komende jaren kunnen er volgens de auteurs op verschillende domeinen nieuwe zeepbellen ontstaan. Artus en Virard hebben het over een zeepbel op de aandelenmarkten, in de vastgoed- en de grondstoffensector. En wie zeepbel zegt, zegt ook barstende zeepbellen waarbij natuurlijk een pak (weliswaar voor een groot deel virtuele) welvaart verloren gaat. De economische groei laten stoelen op de ene zeepbel na de andere is geen goede zaak, zegt Artus. Zo komen we in een vicieuze cirkel terecht waarbij de terugkeer naar een evenwichtige wereldeconomie uitgesloten is.

De auteurs zijn zeer streng voor het beleid van de vroegere Fed-baas Alan Greenspan. Door zijn beleid bleven de rentevoeten op een structurele manier lager dan de groeivoeten van de economie, wat geleid heeft “tot een pathologische schuldopbouw en een speculatieve bubbel”. Volgens Artus en Virard worden de centrale bankiers vandaag geconfronteerd met een dilemma. Zij beschikken over een antispeculatief wapen: ze kunnen de monetaire politiek verstrengen, maar ze durven de rentevoeten niet te verhogen omdat dit het prille herstel in gevaar zou brengen. Met als gevolg dat er zich nieuwe perverse zeepbellen aan het vormen zijn, nog voor het economische herstel goed en wel een feit is. Onder andere de markt van de overheidsobligaties dreigt oververhit te raken.

Op die manier zal de economische groei in de westerse landen een aaneenschakeling worden van zeepbellen die ontstaan en openbarsten. Een heilloos scenario, aldus Artus en Virard. De auteurs pleiten dan ook voor nieuwe regels die dat moeten vermijden. Zo moeten centrale banken bij hun rentebeleid niet alleen aandacht hebben voor de evolutie van de inflatie, maar ook de groei van de kredietverlening beter in het oog houden. Ook moet de overheid de banken regels opleggen om te vermijden dat kredietverlening leidt tot het ontstaan van een zeepbel in een specifiek segment van de economie, zoals het vastgoed. De auteurs geven wel meteen mee dat dit een utopie is, want zoiets vereist een internationale aanpak.

PATRICK ARTUS & MARIE-PAULE VIRARD, LA LIQUIDITé INCONTRôLABLE. QUI VA MAîTRISER LA MONNAIE MONDIALE?, PEARSON, 2010, 144 BLZ, 18 EURO

A.M.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content