DE LEIDENDE ELITE. MANAGERS OVERAL. De nieuwe machthebbers

Een kwarteeuw geleden, na de verkiezingen in 1971 waarbij mijn toenmalige partij (de Volksunie) voor de laatste maal vooruitgang boekte, bracht ik het tot voorzitter van de Senaatskommissie voor Verkeerswezen. Deze funktie zou ik waarnemen tot ik in 1977 de Volksunie verliet. De bevoegdheid van die kommissie strekte zich uit over een aantal belangrijke sektoren spoorwegen en buurtspoorwegen, posterijen en telekommunikatie, Sabena en noem maar op waarmee sindsdien van alles gebeurd is, maar nooit iets ten goede.

De ministers en staatssekretarissen kwamen en gingen, maar de managers die voor ons moesten verschijnen bleven dezelfden. Ik herinner mij in het biezonder de naam van de Sabena-manager, Dieu, een fervent tegenstander van een versmelting met de KLM die toen bijna gebeurd was.

De kommissieleden hadden hun handen goed vol ; ik kan mij niet herinneren dat het dilemma “nationalizering of privatizering” ooit ter sprake is gekomen, al hadden wij daarover wel onze meningen en was ikzelf uiteraard toen reeds een voorstander van de vrije-marktekonomie.

ELITE.

Wat nu eigenlijk aan de gang is, gaat niet meer daarover. Het belangrijkste is nu dat in de ekonomie, zoals ook in de politiek en overigens evenzeer in de kultuur, een duidelijk te onderscheiden type van machthebber of zeker van machtsuitoefening aan de gang is.

Tussen de mogelijke etiketten geef ik de voorkeur aan manager. Deze naam was toen ook al gelanceerd in de titel van het boek The Managerial Revolution. De auteur betoogde vooral dat de feitelijke leiding van de ondernemingen, de macht dus (zie verder), in de regel was overgegaan van de eigenaars naar een soort technische maar permanente bedrijfsleiders, die niet erg verschillen van de leidende elite in andere domeinen (de syndikaten bijvoorbeeld inbegrepen).

AANPAK.

Of de vrije-marktekonomie nog een vrije-marktekonomie is, valt te bezien maar dat de naam vrije-machtekonomie toepasselijk is, kan moeilijk betwist worden. Met de titel van beheerder of bestuurder of voorzitter of wat dan ook hebben de managers de bedrijven in handen, al moeten zij hun bekwaamheid bewijzen met uitslagen (dividenden, koersen, overnames). Zeker beroepen zij zich op vakmanschap, deskundigheid in één of ander breed en snel veranderend domein maar met de machtsmensen buiten de ekonomie hebben zij hun omgang met de macht gemeen, hun aanpak.

Zij zijn de décideurs, een arrogante term die zij wel niet zelf in de mond nemen, maar die door de anderen op hen toepasselijk wordt geacht. Zij zijn de slagers en dan met de bijzondere vaardigheid om hun niet-slagen, hun mislukken dus, toch nog als slagen voor te stellen. Zij zijn de doeners, in tegenstelling tot al degenen die veel zeggen maar niets doen ; zo noemen zij zichzelf ook wel eens (behalve in het Duits, waar Macher de pejoratieve bijklank heeft van “arrangeur”).

MEDIA.

Met de eigenlijke machthebbers, die men veeleer in de politiek zou situeren, hebben de nieuwe machthebbers van buiten de politiek hun oriëntatie op de media gemeen. Bij iedere gelegenheid willen zij de media in handen nemen, om via deze weg een segment van de publieke aandacht te verwerven dat zij onmisbaar achten voor het bereiken van macht in andere vormen (waaronder deze van geld).

Ter illustratie verwijs ik hier naar de bijna vergeten Bessel Kok, die in de bladen van de Standaard-groep een hele bladzijde heeft weten in te palmen (waarvan een kwart voor zijn eigen foto) met het verhaal van zijn welslagen in de telefonie, ditmaal in Tsjechië. Het etiket “mediageilheid” verklaart niet alles, en de veronderstelling dat wij hem allicht ooit in België in funktie zullen terugzien is iets te ver gezocht al is terugkeren naar de macht één van de opvallende kenmerken van de machtsmens.

TOP.

Als manager is de machtsmens nog in opmars, ook in de sektoren van politiek en overheid. Een manager zal de BRTN gaan leiden, en minstens één manager is voorzien voor de top van de Socialistische Partij.

Als innovatie, of als modefiguur, krijgen deze managers alleen konkurrentie van de ietwat zonderlinge (bijna-)nieuwkomer die ombudsman heet. Deze is echter in zekere zin het tegendeel van de manager. De ombudsman is per definitie een machteloze scheidsrechter, of nog minder : een waakhond die blaft maar niet bijt.

De twee hebben evenwel hun onpartijdigheid gemeen, wat meteen ook betekent dat de schone dagen van het pluralisme voorbij zijn. Dit sloot in dat iedereen, zeker in een leidende funktie, de exponent was van een reeks samenhangende meningen of overtuigingen. Aan de top van de BRTN was dus meervoudigheid, zelfs dosering, niet te vermijden. Geldt dat nu ook binnen een politieke partij, de SP ? Een partij is echter juist de exponent van één enkele welbepaalde overtuiging.

DRUKTE.

Een manager zal weinig veranderen aan de permanente tekorten van om het even welke partij : het tekort aan kiezers en leden, aan kaders en leiders, zelfs aan geld (ook na de regeling van de partijfinanciering).

Misschien moet hij de eendracht herstellen, die uiteraard het hoogste goed is maar wordt die nu bijzonder bedreigd door allerlei toenemende persoonlijke tegenstellingen of vetes ? Tegenstellingen behoren tot het leven zelf, ook binnen een politieke partij ; alle pogingen om ze te neutralizeren, zelfs voorzien van het vroegere prestige van de manager, blijven zonder effekt.

Zo zal die manager bijdragen tot de algemene desintegratie. Deze gaat gepaard met toenemende drukte, maar wordt begeleid door afnemende deelname.

LODE CLAES

Lode Claes is voorzitter van de redaktie-adviesraad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content