De energie van vandaag is ook die van de toekomst

Als het jaarlijks weerkerende robbertje armworstelen tussen Rusland en Oekraïne één ding duidelijk maakt, dan wel dat Europa almaar afhankelijker wordt van Russisch gas. Tenzij er alsnog een echt Europese markt komt.

Oostenrijk en Griekenland moesten vorige week hun gasreserves aanspreken, omdat Rusland en Oekraïne besloten een robbertje te vechten en de kraan toedraaiden. Maar niet getreurd: u hebt daar niets van gemerkt. België is voor zijn gasbevoorrading immers voor nog geen vijf procent afhankelijk van Russisch gas. En al stijgt dat percentage, het blijft mijlenver van de cijfers in Bulgarije en Roemenië (100 procent), Griekenland (82) en Oostenrijk (74). Die cijfers maken twee dingen duidelijk. Ten eerste dat er nog niet zoiets bestaat als een Europese energiemarkt: die bestaat momenteel grosso modo nog uit de optelsom van de markten van de verschillende lidstaten. En ten tweede dat Europa de komende decennia erg afhankelijk blijft van fossiele brandstoffen.

Want er zijn geen mirakeloplossingen. Van geen enkele technologie of brandstof die momenteel wordt onderzocht, verwachten de experts dat ze in staat zal zijn om op middellange termijn in te staan voor het gros van onze energiebevoorrading. Ook niet van groene energie, beseft Paola Mazzucchelli, secretaris-generaal van Eurec, het Agentschap van Europese Onderzoeksinstellingen voor Hernieuwbare Energie. Zij verwacht dat Europa tegen 2020 tussen 20,97 en 22,83 procent betrekt uit milieuvriendelijke bron-nen: biomassa, wind, water, zon, enz. Niet slecht, maar er blijft nog vier vijfde van de taart te gaan.

“Energiebesparing? Absoluut noodzakelijk”, spreekt Emil Jacobs, vicepresident ExxonMobil Research & Engineering, ietwat tegen zijn eigen winkel. Om dan nuchter op te merken: “Anders zullen we in 2030 niet 30 procent meer energie verbruiken, maar nog eens dubbel zoveel.” De boodschap van de Texaan op het Derde Strategisch Energieforum, medio december in Brussel, was duidelijk. “Of we het nu willen of niet, fossiele brandstoffen zullen enorm belangrijk blijven voor onze energiebevoorrading. Door een verbeterde efficiëntie gaan we 170 Mbdoe minder energie verbruiken in 2030.” De afkorting staat voor m illion barrel per day oil equivalent, of het equivalent van een miljoen vaten olie per dag. Dat is een redelijk indrukwekkend cijfer, zeker in de wetenschap dat de wereld in 1980 amper 150 Mbdoe verbruikte, en we in 2030 uitkomen op ongeveer 310.

Jacobs tovert er nog cijfers bij. Tegen 2030 zal de wereldbevolking volgens de Energy Outlook van ExxonMobil elk jaar gemiddeld met 0,9 procent groeien, en het bruto nationaal product met 3 procent. Die groei blijft niet zonder gevolgen: 28 procent meer uitstoot van broeikasgassen, of een groei van 1 procent per jaar. En ondanks de energiebesparingen een groei van de vraag naar energie met gemiddeld 1,2 procent per jaar. Wind, zon en biobrandstoffen zullen de grootste groei laten zien, met gemiddeld 9,3 procent per jaar.

Over de exacte percentages bestaat volop discussie. Zo gaat het Internationaal Energie Agentschap ervan uit dat kolen belangrijker zullen blijven dan gas, en dat kernenergie slechts voor zowat vijf procent van onze primaire energiebehoefte zal zorgen, terwijl de Amerikaanse oliegigant dat aandeel enkele procentpunten hoger inschat. Maar over één ding zijn de gevestigde waarden in het energielandschap het eens: zelfs binnen een kwarteeuw zal bijna tachtig procent van ons verbruik nog steeds gebruikmaken van fossiele brandstoffen. Zowat een derde olie, en nog eens een kwart tot een vijfde gas.

Afhankelijk van twijfelachtige regimes

Gevolg: de wereld zal nog wel een tijdje een beroep moeten doen op energieproducerende landen met soms nogal twijfelachtige regimes. Zeker Europa, want hoewel we in hernieuwbare energie wellicht de koppositie zullen innemen, slinken de Europese olie- en gasvoorraden. Nederland bijvoorbeeld produceert 2,2 procent van het wereldvolume aan gas, maar heeft nog amper 0,7 procent van de voorraden. Neem de lijst van landen met de grootste olie- en gasvoorraden: onze noorderburen, Noorwegen en het VK worden er voorafgegaan door politiek minder stabiele staten als Iran, Irak, Venezuela en Nigeria.

Door zwaar in te zetten op hernieuwbare energie, hoopt Europa die afhankelijkheid te verminderen. De andere uitdaging die moet worden aangepakt, is de uitbouw van een Europese markt. Want ondanks de liberalisering, is die er nog altijd niet. Elk land heeft zijn eigen regulatoren, zijn eigen netwerkbeheerder, zijn eigen wetgeving. Dat bemoeilijkt investeringen, omdat zowat elke vergunning in elke lidstaat apart moet worden aangevraagd. Er is geen gemeenschappelijk beheer van energievoorraden, laat staan dat Europa in staat zou zijn om via samenaankoop lagere prijzen te bedingen bij zijn leveranciers. Dat zal op iets langere termijn ook gevolgen hebben voor België. Ons land importeert momenteel zowat 79 procent van zijn energie. Indien de kernuitstap wordt gehandhaafd, loopt dat aandeel tegen 2030 op tot zowat 95 procent.

Drie belangrijke zaken

Een rampscenario? Professor William D’haeseleer van het Energie Instituut van de KULeuven relativeert en waarschuwt tegelijkertijd. “Importafhankelijkheid wordt nogal snel verward met bevoorradingszekerheid. Die laatste draait vooral om het garanderen van de energiestromen, en die houden relatief weinig rekening met landsgrenzen. België kan ook niet in zijn eigen voedselbevoorrading voorzien, maar je kunt moeilijk beweren dat er daarmee een probleem is. Het is belangrijk de energiebevoorrading voldoende te spreiden, zowel de vorm als de levancier. De elektriciteitsproductie van één soort brandstof (bijvoorbeeld gas) of één land (bijvoorbeeld Rusland) laten afhangen, is vragen om moeilijkheden.”

Hoewel ons land een belangrijke rol speelt in de verdeling van gas, is België ook te klein om veel gewicht in de Europese energieschaal te gooien. “Wat willen mensen uiteindelijk?”, vraagt Jacobs. “Dat het licht aangaat wanneer ze op de schakelaar duwen. Zodra ze daarvan zeker zijn, kijken ze naar andere factoren: de prijs, niet te veel uitstoot, of hun energie niet of juist wel van die bepaalde leverancier komt,…”

Toch zijn er in energie de facto slechts drie zaken belangrijk: de prijs, de prijs en de prijs. Bij hoge tarieven wordt het ontginnen van moeilijk bereikbare olievelden rendabel, terwijl lage olieprijzen de opkomst van biobrandstoffen bemoeilijken. “Om in Europa op een rendabele manier biodiesel te produceren, moet een vat aardolie minstens 60 dollar kosten”, liet Jean-Luc Demarty, directeur-generaal Landbouw van de Europese Commissie, vorige week weten.

Maar de prijs van de fossiele brandstoffen wordt al lang niet meer bepaald door de wetten van vraag en aanbod alleen, meent sjeik Achmed Zaki Yamani, de Saudische minister van Olie tussen 1962 en 1986. “Wat de Organisatie van Olie-Producerende Landen (OPEC) doet, heeft niet meer zoveel invloed op de olieprijs. De scherpe schommelingen hebben ook veel te maken met speculatie. Bovendien zijn te hoge olieprijzen in het nadeel van de olieproducerende landen. In de jaren zeventig leidde dat ertoe dat de productie verschoof naar niet-OPEC-landen: Mexico, de landen rond de Noordzee. Nu zal ze verschuiven naar andere energiebronnen.”

De belangrijkste hete hangijzers van de energieproblematiek worden steevast samengevat in de KLM-driehoek: Kyoto (duurzaamheid/milieu), Lissabon (concurrentie) en Moskou (bevoorradingszekerheid). Niet toevallig vertaalt die gouden triangel zich ook in de beleids-prioriteiten van federaal minister van Energie Paul Magnette: bevoorradingszekerheid, het gevecht tegen de klimaatverandering, en betaalbare prijzen. Magnette: “De grote moeilijkheid is die drie doelen tegelijk halen. Het eenvoudigste en efficiëntste is minder consumeren. Maar er zal meer nodig zijn. De liberalisering werd destijds ingezet vanuit het inzicht dat meer concurrentie automatisch zou leiden tot lagere prijzen, maar we hebben ondervonden dat er toch wel wat problemen zijn. Ik geloof in de vrije markt, maar die is niet voldoende. Je hebt ook schaalvoordelen nodig, dus moeten we zorgen voor een europeanisering van de regels. En ten slotte moeten we hard werken aan diversificatie van het onderzoek. We hebben meer technologische vooruitgang nodig.”

Schone brandstoffen

Europa zelf denkt daarbij vooral aan clean technology. Het Europese Klimaatplan moet niet alleen de CO2-emissies reduceren, maar ook zorgen voor meer investeringen in milieuvriendelijke tech-nologieën. Al zal er nog veel meer nodig zijn. Volgens het Internationaal Energie Agentschap kunnen we de consumptie van fossiele brandstoffen met 23 tot 32 procent verminderen indien alle landen de best beschikbare technologie voor elektriciteitsproductie hanteren. Volgens secretaris-generaal Kieran O’Brien van de World Energy Council is er vooral nood aan vier technologische doorbraken: goedkope en efficiënte zonne-energie, energie uit beweging van de golven op zee, ethanol op basis van houtafval, en een verbeterde opslagcapaciteit voor elektrische batterijen.

Zeker dat laatste kan een enorm verschil uitmaken voor de transportsector. Die is in zijn eentje goed voor de helft van het verbruik van vloeibare brandstoffen, en voor 23 procent van de energiegerelateerde uitstoot van broeikasgassen. Helaas zien de meeste technologieën er wel veelbelovend uit, maar is de weg nog lang. Jacobs: “Binnen tien tot twintig jaar zal de hybride wagen de norm zijn: je rijdt op een elektrische batterij en een ‘gewone’ verbrandingsmotoren. Die laatste kunnen we zeker nog verbeteren en efficiënter maken, maar we hebben echt door-braken nodig. Ergens na 2020 gaan we hopelijk een oplaadbare batterij creëren, die zowel zorgt voor snelheid als een voldoende actieradius heeft en die je overal gewoon kan opladen. De huidige generatie batterijen is goed genoeg voor een stadswagen, maar niemand wil om de 400 kilometer drie uur wachten omdat de batterijen van zijn wagen moeten opladen.” Ook voor de waterstofauto is het wachten op een technologische omwenteling. “We kennen de puzzelstukken, maar het blijkt moeilijk om die allemaal op de juiste plaats te leggen.”

Toch gebeurt er al veel, weet Jacobs. “Op alle vlakken. Er wordt continu onderzoek verricht naar betere ontginningstechnieken, maar ExxonMobil is bijvoorbeeld ook enorm bezig met het molecu-laire onderzoek van ruwe olie. Als we beter begrijpen hoe een oliemolecule in elkaar zit, hoe die beweegt, dan zal dat er op termijn toe leiden dat we de voorraden beter kunnen benutten. Er is een olieveld in Texas waar we aanvankelijk van dachten ongeveer 23 procent van het volume te kunnen oppompen. We zitten intussen aan 43 procent, en het gaat vermoedelijk nog hoger. Maar net zo goed pompen we 100 miljoen dollar in onderzoek om CO2 te scheiden van gas, waardoor we beter in staat zullen zijn om broeikasgassen op te slaan.”

Uiteindelijk, poneert Jean-Pol Poncelet, voormalig minister van Energie en nu topman bij het Franse Areva, “moeten we gaan naar een intergouvernementele Europese samenwerking, zeg maar een Schengen-akkoord voor CO2-zuinige energie.” Niet toevallig wellicht is Areva de grootste kernenergiegroep ter wereld, maar de Fransen bouwen ook aan een stevige portefeuille hernieuwbare energiebronnen. “De nationale veiligheidsinstituten zouden moeten werken aan een geïntegreerd vergunningssysteem. Nu moet je in elk land apart aan verschillende certificaten voldoen. Binnen zo’n model kan je ook denken aan meer ondersteuning voor onderzoek en ontwikke-ling: naar nieuwe kernreactoren, naar brandstofceltechnologie, waterkracht,…”

Investeren in het elektriciteitsnet

Daarmee raakt hij echter aan een bijzonder teer punt: de wankele relatie tussen de overheid als regulator en controleur, en de energiebedrijven als inves-teerders. Want als er één ding is waarover nagenoeg iedereen het eens is, dan wel dat er nood is aan een helder juridisch kader. Dat is noodzakelijk, want de nood aan investeringen is hoog. O’Brien: “Technisch is het perfect mogelijk dat we aan de stijgende energievraag voldoen, zonder gebruik te maken van kernenergie of kolen. Je moet dan wel de komende twintig jaar elke dag honderd grote windturbines in gebruik nemen.”

Alleen al in Europa is er de komende 25 jaar volgens het onderzoeksbureau Capgemini nood aan 1000 miljard euro investeringen in de nutssector. Het elektriciteitsnet wordt daarbij één van de grote uitdagingen. Rekening houdend met een gemiddelden van vijftien jaar tussen de aanvraag voor een hoogspanningslijn en de ingebruikname, komen we nu al tijd tekort om tegen 2020 een hypermodern netwerk te hebben.

“Terwijl dat net de fout was in de liberaliseringsplannen voor de energiesector”, meende Christiaan De Groof, adjunct-directeur-generaal Regulering en Europese Zaken bij Electrabel op het Derde Strategisch Energieforum. “Natuurlijk is er niet genoeg bereikt. Maar de plannenmakers hielden er geen rekening mee dat je overcapaciteit en vooral voldoende grensoverschrijdende transportmogelijkheden moet hebben om een markt te hebben.” Terwijl de energiebedrijven wel werden geconfronteerd met hogere kosten voor bijvoorbeeld brandstof, uitrusting, en milieuvereisten. Gevolg: in plaats van lagere prijzen, kreeg de consument hogere prijzen voorgeschoteld. “En wordt onze sector nu beschouwd als de zondebok. Waardoor de overheid haar toevlucht wil nemen tot de verkeerde antwoorden op de goede vragen: extra heffingen, herregularisering,… Terwijl er in de eerste plaats nood is aan een minimum van juridische zekerheid om te investeren.”

Toch ziet De Groof mogelijkheden om op termijn tot een Europese energiemarkt te komen. “Hoewel, niet één markt, maar verschillende markten, afhankelijk van het producttype, de tijdshorizon, de geografische schaal, enz. En dan zal elke speler zijn rol moeten spelen: beleidsmakers moeten zorgen voor de juridische omgeving, regulatoren voor de visie en de controle, en de privésector voor de kennis en de financiën. Ofwel blijven we steken in het huidige wantrouwen, ofwel werken we samen naar een gemeenschappelijk doel.” (T)

opinie. Europese energie zoekt markt, blz. 8

Door Luc Huysmans/Foto reporters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content