DBI. DUBBELE AFTREK WORDT BEPERKT. Mazen van het net worden kleiner

De beslissing van de regering om te sleutelen aan de kombinatie van aftrekbare interesten en aftrekbare definitief belaste inkomsten (DBI’s) zal zeker bij holdings niet in goede aarde vallen. Toch komt de maatregel niet onverwacht. Men kan zich zelfs afvragen hoe het komt dat deze dubbele aftrek zolang de dans is kunnen ontspringen.

Definitief belaste inkomsten zijn de dividenden die een vennootschap van een andere vennootschap ontvangt. Dividenden zijn niet aftrekbaar van het belastbaar inkomen van de vennootschap die ze uitbetaalt. Wat maakt dat zij bij deze vennootschap in principe de vennootschapsbelasting ondergaan. Als dezelfde dividenden ook nog eens bij de ontvangende vennootschap aan belasting onderworpen zouden worden, zouden zij dus tweemaal worden belast. En dat is van het goede te veel. Vandaar dat de dividenden bij de vennootschap die ze ontvangt, in principe vrijgesteld worden van belasting. Dit door ze onder definitief belaste inkomsten zo goed als volledig (meer bepaald naar rato van 95 %) af te trekken van het fiskaal resultaat.

BUDGET.

Dat is de filozofie van het stelsel. In de praktijk blijken evenwel niet alle dividenden voor deze DBI-aftrek in aanmerking te komen. En daar zijn verschillende redenen voor.

Om te beginnen redenen van budgettaire aard. Die hebben ertoe geleid dat de DBI-aftrek sedert enige tijd voorbehouden is aan dividenden van aandelen die deel uitmaken van een participatie van een zekere omvang. De lat ligt op een participatie van minstens vijf procent of met een aanschaffingswaarde van minstens 50 miljoen frank.

Een vennootschap die bijvoorbeeld tien aandelen Petrofina in portefeuille heeft, mag de DBI-aftrek dus vergeten. Dergelijke participatie voldoet immers niet aan de kwantitatieve norm van 5 % of 50 miljoen.

Daarnaast is de DBI-aftrek ook onderworpen aan de zogenoemde taxatievereiste. Die houdt verband met de basisgedachte dat de DBI-aftrek eigenlijk bedoeld is, en bijgevolg slechts gerechtvaardigd is, voor de gevallen waarin de dividenden bij de vennootschap die ze uitkeert ook al aan de gewone vennootschapsbelasting onderworpen zijn geweest.

In teorie is dat allemaal heel mooi. Maar in de praktijk is dat natuurlijk niet zo eenvoudig toepasbaar. Je kan immers onmogelijk dividend per dividend nagaan of het ook al in hoofde van de uitkerende vennootschap belast is geweest.

BUITENLAND.

Een bijkomend probleem is dat de DBI-aftrek niet alleen van toepassing is wanneer een vennootschap dividenden ontvangt van een andere Belgische vennootschap, maar ook wanneer die dividenden afkomstig zijn van een buitenlandse vennootschap. Die buitenlandse vennootschap is uiteraard niet aan de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen. Zij kan hoogstens onderworpen zijn aan een buitenlandse belasting die vergelijkbaar is met onze vennootschapsbelasting. Maar het kan ook zijn dat die vennootschap in het buitenland aan geen enkele belasting onderworpen is, of aan maar een heel klein beetje belasting, of aan een exotische belasting die in de verste verte niet vergelijkbaar is met onze vennootschapsbelasting.

BEPROEFD.

Een en ander maakt dat de DBI-aftrek sedert vele jaren een beproefd middel is om op internationaal niveau aan belastingplanning te doen. Want wat is er plezieriger dan dividenden te ontvangen die in het land van herkomst weinig of niet belast zijn geweest, en vervolgens in België ook nauwelijks of niet worden belast (omdat ze naar rato van 95 % als DBI aftrekbaar zijn) ?

Die mogelijkheden zijn uiteraard ook de fiskus niet ontgaan. Vandaar dat in de voorbije jaren tal van wetswijzigingen zijn doorgevoerd die ervoor moeten zorgen dat de mazen van het net steeds kleiner worden. En dat de DBI-aftrek tegenwoordig zo goed als uitgesloten is voor dividenden die afkomstig zijn van Belgische of buitenlandse vennootschappen die niet op de een of andere manier in België of in het buitenland aan een normale vennootschapsbelasting onderworpen zijn (lees : die niet aan de zogenoemde taxatievereiste voldoen).

Kortom, om voor de DBI-aftrek in aanmerking te komen, moeten in essentie twee voorwaarden vervuld zijn. De vennootschap waarvan de dividenden afkomstig zijn, moet aan de taxatievereiste voldoen. En de aandelen moeten bovendien aan de minimum-participatievereiste voldoen (minimum 5 % of 50 miljoen frank).

PLANNING.

Al deze beperkingen nemen niet weg dat de DBI-aftrek tot vandaag nog op andere manieren gebruikt kan worden om aan belastingplanning te doen.

Veronderstel een vennootschap A die een fiskaal resultaat heeft van 40 miljoen frank en daarop dus normaal gezien (aanvullende krisisbijdrage inbegrepen) ongeveer 40 % belasting moet betalen. 16 miljoen frank belasting dus. Vennootschap A vraagt zich af hoe zij aan deze belasting zou kunnen ontsnappen. Na enig denk- en rekenwerk stapt zij naar de beurs en koopt zij zich voor 500 miljoen frank aandelen van een vennootschap waarvan zij ongeveer zeker is dat het dividend om en bij de 8 % bedraagt. Vennootschap A heeft die 500 miljoen frank niet bij de hand en stapt dus eerst nog even af bij de bank. Om een lening af te sluiten tegen ook ongeveer 8 %.

DETAXATIE.

Hoe ziet de toestand er vervolgens uit ? Vennootschap A moet aan de bank (op jaarbasis) 8 % interesten betalen op 500 miljoen frank, of in totaal 40 miljoen frank. Langs de andere kant krijgt onze vennootschap ook 8 % dividenden binnen op haar participatie van 500 miljoen frank. Dus ook 40 miljoen frank. Met deze dividenden betaalt zij haar interestschuld aan de bank. Dat kan omdat deze dividenden als DBI aftrekbaar zijn, en zij dus zo goed als volledig vrij van belasting blijven. Blijft tenslotte dat de vennootschap voor 40 miljoen frank interesten heeft betaald, die fiskaal ook aftrekbaar zijn. Het fiskaal resultaat van de vennootschap (dat 40 miljoen frank bedroeg) wordt daardoor dus volledig gedetaxeerd. Met als gevolg dat de 16 miljoen frank belasting waarvan hoger sprake, niet moet betaald worden. De winst van de vennootschap is nog altijd 40 miljoen frank. Maar nu belastingvrij.

KORT.

In de praktijk zal het er uiteraard allemaal niet zo eenvoudig aan toegaan. Om te beginnen moet de afrekening verfijnd worden. De bank doet niets zonder kosten. En de DBI-aftrek is zoals hoger gezegd ook niet 100, maar slechts 95 %. Vervolgens zal men de risico’s uiteraard proberen te beperken door korter op de bal te spelen, met leningen op korte termijn en korte-termijnparticipaties. Maar het principe blijft altijd weer hetzelfde : via een kombinatie van twee aftrekposten langs de ene kant de DBI-aftrek, langs de andere kant de aftrek van de interesten van de lening die men aangegaan heeft om de participatie te verwerven poogt men de zaken zoveel mogelijk fiskaal te optimalizeren.

En daar wil de regering nu paal en perk aan stellen. Door de aftrek te verwerpen van de interesten, als men de aandelen (die met de lening gefinancierd zijn) niet ten minste één jaar in bezit heeft. Weg dus de dubbele aftrek. En dus ook, weg de mogelijkheid om op deze manier aan belastingplanning te doen.

Vraag is uiteraard hoe deze regeling in de praktijk uitgewerkt zal worden. Zal de interestaftrek zonder meer uitgesloten worden voor alle aandelen die men nog geen jaar in portefeuille heeft ? Zo ja, dan schiet de maatregel in heel wat gevallen zijn doel voorbij.

GEVAAR.

Hierboven werd immers reeds gezegd dat lang niet alle dividenden voor de DBI-aftrek in aanmerking komen. Zo bijvoorbeeld de dividenden van aandelen die niet aan de minimum participatievereiste (5 % of 50 miljoen) voldoen. Ten aanzien van deze aandelen is er dan ook geen gevaar voor een dubbele aftrek (DBI én interestaftrek). Men ziet dan ook niet in waarom de interesten van leningen die aangegaan zijn om dergelijke aandelen te verwerven, niet meer aftrekbaar zouden zijn. Zodat men alleen maar kan hopen dat de wetgever de wijsheid zal opbrengen de uitsluiting van de interestaftrek te beperken tot de leningen die dienen om aandelen te verwerven die wel voor de DBI-aftrek in aanmerking komen.

Zeker is dat overigens niet. Het is immers niet de eerste keer dat de wetgever ten aanzien van de DBI-aftrek maatregelen neemt die hun doel voorbijschieten. Zo werden op het gebied van de taxatievereiste nog heel recent aan de minister van Financiën enkele gevallen gesignaleerd waarin de DBI-aftrek tegenwoordig geweigerd wordt, alhoewel de vennootschap waarvan de dividenden afkomstig zijn in het buitenland wel degelijk aan een normale vennootschapsbelasting onderworpen is. De minister beloofde die gevallen te zullen onderzoeken en zo nodig tot wetswijziging over te gaan. Misschien dat dezelfde oefening, ten aanzien van de interestaftrek, preventief kan worden gedaan. Dat spaart werk en frustraties.

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content