CONTROVERSIEEL
EN TYPISCH BELGISCH.
Volgende week dinsdag, 28 mei, stelt minister van Financiën Philippe Maystadt de nieuwe regeling op het Dienstencentrum voor tijdens een conferentie georganiseerd door de American Chamber of Commerce (Amcham).
Wat is de betrokkenheid van Amcham ? “Wij hebben in het verleden aan de Belgische regering duidelijk gemaakt dat de herhaaldelijke wijziging van de wet op het coördinatiecentrum en de initiële inhoud van de wet op de distributiecentrum contraproductief werkten in het aantrekken van buitenlandse investeringen naar België,” antwoordt Paul Sher, Amerikaan, advocaat aan de balie van Brussel en voorzitter van het Trade and Investment Committee binnen Amcham. “Anderhalf jaar geleden wees een van onze leden op het overwaaien van de callcenter-trend uit de VS naar Europa en de initiatieven door andere Europese regio’s/landen om de vestiging van deze arbeidsintensieve bedrijven naar zich toe te trekken. Daarop zijn we onmiddellijk in actie geschoten, met een bewustwordingscampagne naar zowel de nationale als de gewestregeringen. In het najaar van vorig jaar heeft Amcham dan de idee geopperd voor een nieuwe wet gericht op het callcenter. Ter ondersteuning is tegelijkertijd een callcenter task force opgericht, met deelnemers van alle betrokken partijen, waaronder Belgacom.”
Merkwaardig en cynisch genoeg had Belgacom reeds in ’94 een 225 bladzijden dikke studie over het callcenter-fenomeen en de toekomst ervan geproduceerd die op de verschillende betrokken kabinetten lag stof te vergaren.
De Amcham-lobbying is niet vruchteloos gebleken. De wet op het callcenter is er niet, een circulaire dienaangaande wel. Of ze beantwoordt aan de specifieke noden van een callcenter blijkt stof voor discussie. Zegt Paul Sher : “Positief is dat het begrip callcenter is uitgebreid tot service center, dienstencentrum. De activiteiten moeten wel van ondersteunende of voorbereidende aard zijn, alles wat met voor- en naverkoop heeft te maken, niet de verkoop zelf. Minder positief lijkt mij het intra muros-aspect : om in aanmerking te komen voor het dienstencentrumstatuut moet het om een Belgische vennootschap gaan wat op zich geen bezwaar is die echter uitsluitend aan de eigen groep diensten mag verlenen. Dát is een grote beperking. Veel multinationals zijn sinds het wegvallen van de Europese grenzen hun activiteiten in Europa aan het stroomlijnen en centralizeren en doen, althans in een eerste fase, voor de telefonische dienstverlening aan klanten meer en meer een beroep op een extern callcenter. Callcenters in België spelen op deze outsourcing perfect in, te meer daar dit hier natuurlijk de meest aangewezen plek is voor de vestiging van zo’n pan-Europees dienstencentrum.” Volgens de jongste cijfers van Belgacom is 60 % tot 70 % van van de nieuwe callcenters een third party dienstencentrum, voor bedrijven die op een extern callcenter een beroep willen doen. Anders gesteld : de groeimarkt valt dus buiten de nieuwe wet.
Tweede controverse, aldus Paul Sher, is de belastbare basis. “De omzendbrief aangaande het dienstencentrum hanteert niet de winst als basis voor de bedrijfsbelasting, wel het zogenaamde cost-plus-principe. Dit is ook zo voor het distributiecentrum, maar daar geldt als belastbare basis : de kosten plus 5 %. Voor het dienstencentrum geldt : de kosten plus 5 tot 15 %. Ook onduidelijk is wat vervat zit in die kosten. Zoals de omzendbrief er nu uitziet, zijn ook de loonlasten daarin vervat. Maar het zijn net die hoge loonlasten in België die een multinational ervan weerhouden hier een eigen callcenter op te richten !”
Paul Sher gaat hoofdschuddend voort : “De motivering achter het in leven roepen van een dienstencentrum is het aantrekken van buitenlandse investeringen om zo de hoge werkloosheid te helpen verminderen. Specifiek aan een callcenter is dat het veel personen tewerkstelt en dat het veel investeert in de permanente opleiding. Indien deze kosten (loon plus training) niet worden uitgesloten van de belastbare basis, vrees ik dat men het initiële doel, het aantrekken van callcenters naar België, voorbijschiet. Concurrenten zijn Nederland, Ierland en Groot-Brittannie maar ook, en in toenemende mate, landen van buiten de EU zoals Tunesië waar de lonen véél lager liggen en de arbeidsflexibiliteit véél hoger.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier