Bommen of stembussen?
Irak levert ook in 2005 geen fraai beeld op,
al kunnen geslaagde verkiezingen het land de juiste richting tonen.
De auteur is redacteur Midden-Oosten en Afrika van The Economist.
Het meest hoopgevende jaarbegin dat men zich kan indenken voor Irak is dat bij de verkiezingen, gepland eind januari, zo’n 60 % van de kiezers zijn stem uitbrengt, in weerwil van de onvermijdelijke bedreigingen en intimidatie door de opstandelingen. Dat zou de regering een bron van legitimiteit bezorgen. Meer dan 100 politieke partijen zouden kunnen deelnemen aan de verkiezingen. Een min of meer landelijk gehouden verkiezing zal al beschouwd worden als een triomf.
Er moet echter aan twee essentiële voorwaarden voldaan worden:
De soennitische opstand, die Bagdad en de Soenni-driehoek ten westen en ten noorden van de hoofdstad treft, moet tot die gebieden beperkt blijven. De door de Amerikanen aangestelde interim-regering van Iyad Alawi heeft gezegd dat ze de opstand in Fallujah en andere steden zal onderdrukken. Als dat niet lukt, moeten enkele steden desnoods afgegrendeld worden.
De sjiieten, die zo’n 60 % van de Irakese bevolking uitmaken, vergeleken bij 20 % voor de soennitische Arabieren en 20 % voor de Koerden, moeten de radicale elementen zover krijgen om te gaan stemmen. Een verkiezing met slechts een minieme deelname in de gebieden die beheerst worden door de soennitische rebellen zou desnoods nog geloofwaardig kunnen zijn, maar een weigering van de talrijke sjiieten die de turbulente geestelijke Muqtada al-Sadr aankleven om naar de stembus te trekken, zou de uitslag van de verkiezingen zo goed als waardeloos maken.
Kiest Sadr voor kogels of stembrieven?
De grote hoop voor 2005 bestaat erin dat Sadr (die al warm en koud heeft geblazen over het feit of hij een man van geweld wil zijn, dan wel een vreedzaam politicus) de weg van de electorale politiek zal kiezen. Als hij dat doet, zal hij veel meer succes kennen dan de Amerikanen en hun protégés wensen. Om te beginnen, zou dan een meerderheid van de arme sjiieten in Bagdad (vooral in de al-Thawra-sloppenwijken in het noordoosten van de stad, die naar zijn vader Sadr City genoemd worden) en een hele reeks sjiitische steden in het centrum en het zuiden van het land waarschijnlijk voor hem stemmen. Een van de hoofdpunten van zijn beleidsprogramma is de onmiddellijke uitwijzing van de Amerikanen.
Toch zouden de Amerikanen liever hebben dat hij zich in het verkiezingsgewoel stort in plaats van een regelrechte rebellie te ontketenen. Terloops gezegd: het valt niet uit te sluiten dat een eventuele nieuwe regering de Amerikanen vraagt om vroeger dan verwacht te vertrekken. De Amerikanen hebben al gezegd dat ze op die vraag ook zullen ingaan.
Hoe dan ook, degenen die willen dat de Amerikanen blijven, zeker zolang de opstand duurt, kunnen er alsnog in slagen om – met Amerikaanse hulp – de opstandelingen in toom te houden en zegevierend uit de verkiezingen te komen. Het systeem van nationale lijsten zou kunnen leiden tot de vorming van een coalitie van een half dozijn gevestigde partijen, de meeste met sjiitische inslag, waaronder het Irakees Nationaal Akkoord van Alawi en de meer populaire Dawa-partij van Ibrahim al-Jaaferi. Een grote moeilijkheid is dat de partijen die het nieuwe Irak willen runnen, allemaal geleid worden door bannelingen, velen onder hen openlijk gefinancierd door de Amerikanen, terwijl een van Sadrs meer stoutmoedige beweringen is dat hij opkomt voor het volk dat achterbleef en leed onder Saddam.
Het eeuwige raadsel van de sjiitische politiek en de man die nog steeds om het even welk plan voor Irak kan maken of breken, is grootayatollah Ali Sistani, veruit de meest invloedrijke sjiitische geestelijke. Hij zal een actieve politieke rol voor zichzelf blijven afwijzen, waarschijnlijk weigeren zijn zegen te geven aan een bepaalde partij en waarschuwen voor de vestiging van een sjiitische theocratie naar Iraans model. Maar als hij, om welke reden dan ook, de verkiezingen ongeldig verklaart, zou dat bijna zeker de doodsteek betekenen voor de regering die uit zo’n omstreden stembusgang te voorschijn treedt.
Ondertussen bij de Koerden
Alleen in de Koerdische delen van het land zijn de twee belangrijkste politieke partijen (de ene geleid door de Barzani– en de andere door de Talabani-clan) pro-Amerikaans en populair. Het doet er niet toe of ze de handen in elkaar zullen slaan om een enkele lijst te vormen in de drie van de achttien Iraakse provincies die ze besturen – winnen zullen ze in die provincies altijd.
Daarmee rijst meteen de vraag naar de leefbaarheid van Irak als natie. De grootste taak van de aantredende regering zal er immers in bestaan een nieuwe grondwet op te stellen die, onder meer, moet vastleggen in welke mate Irak federaal of unitair zal zijn. De sjiieten, gesteund door Sistani, lijken vastbesloten om de veelgeprezen Transitional Administrative Law of TAL in de prullenmand te kieperen. Die wet werd door de Amerikanen, net voor de formele machtsoverdracht aan de Irakezen in juni 2004, uitgeschreven als een soort embryonale grondwet en staat bol van allerlei burgerrechten en federaal ethos.
Dat jaagt de Koerden op stang. Als er uit de verkiezingen van begin 2005 een ietwat geloofwaardige regering te voorschijn komt, zal er allicht een felle discussie losbarsten tussen de Koerden en de sjiieten over de grondwet en het kiessysteem, die allebei moeten bekrachtigd worden in een referendum en vervolgens de basis moeten vormen voor volwaardige verkiezingen eind 2005 of begin 2006. De verdeelde stad Kirkoek zal opnieuw een brandhaard worden. De Koerden beweren even hardnekkig als de Arabische Irakezen en de Turkmenen (die verwant zijn met de Ottomaanse Turken die het grootste deel van het land bestuurden tot 1920) dat de stad van hen is.
Ook als er een compromis wordt gevonden (bijvoorbeeld Kirkoek een speciaal statuut geven en een regeling vinden om de olierijkdom te verdelen), dan nog zal het zelfstandigheidgevoel steeds nadrukkelijker opwellen in de harten van de gewone Koerden. Het is best mogelijk dat de Koerden in 2005 meer naar onafhankelijkheid zullen neigen. Als de moeilijkheden in de rest van Irak aanhouden, zouden de Amerikanen wel eens eieren voor hun geld kunnen kiezen en hun steun verlenen aan een autonoom Koerdistan, terwijl de rest van het land wegzakt in een burgeroorlog.
Xan Smiley
Een nieuwe Irakese regering
kan de Amerikanen vragen
het land
te verlaten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier