Blijf van mijn erf!

De schenking is de techniek bij uitstek om uw vermogen door te geven aan uw kinderen, en niet aan de fiscus.

Een degelijke successieplanning vormt een onmisbaar onderdeel van uw persoonlijke financiële planning. In zo’n successieplanning tekent u uit hoe u op een fiscaalvriendelijke manier uw vermogen naar de volgende generatie zal doorsluizen.

De klassieke instrumenten die men bij een successieplanning gebruikt, zijn het testament en in het bijzonder de schenking.

Met een testament kan men tijdens zijn leven al schikkingen treffen over hoe en aan wie het vermogen op het ogenblik van zijn overlijden zal worden toebedeeld. Slechts op dat moment zullen de legatarissen de eigendom van de nalatenschap verkrijgen en zullen er mogelijk successierechten zijn verschuldigd. Normaal moeten er op alle goederen die men verkrijgt na overlijden (via wet, testament of huwelijkscontract) successierechten worden betaald.

Bij een schenking (of gift) doet de schenker al tijdens zijn leven onherroepelijk afstand van (een deel van) zijn vermogen; de gelukkige begiftigde, wordt onmiddellijk eigenaar van de geschonken zaak. Ook op deze handeling zijn er in beginsel schenkingsrechten verschuldigd, al bestaan er ook belastingvrije giften.

Voor de gebruiker is de schenking een bijzonder efficiënt, praktisch en handig instrument. Weliswaar is het niet zo verfijnd als sommige buitenlandse constructies, zoals het Nederlandse administratiekantoor, de Lichtensteinse Stiftung of de Angelsaksische Trust. Maar het nadeel van die laatste dan weer is dat het prijskaartje ervan (zowel voor het opstarten als om ze in leven te houden) meestal niet is weggelegd voor minder kapitaalkrachtigen.

Voor we ingaan op de eenvoudige techniek van de schenking, belichten we nog eens drie elementen die van belang zijn bij alle vormen van successieplanning: de erfelijke obstakels, de hervorming van de successiewetgeving in Vlaanderen en het onderscheid dat moet worden gemaakt tussen roerende en onroerende goederen.

Erfelijke obstakels

Normaal kan elk van ons tijdens zijn leven maatregelen nemen waardoor hij kosteloos over zijn vermogen mag beslissen. Maar dit beslissingsrecht is in België niet absoluut. Ten aanzien van een aantal erfgenamen is deze vrijheid beperkt. Onder impuls van het Romeins recht en de Franse revolutie heeft ons burgerlijk recht een aantal nauwe bloedverwanten van de overledene willen beschermen.

In de eerste plaats de kinderen (afstammelingen). Er is een gedeelte van de nalatenschap dat de wetgever voor hen reserveert. Als er geen kinderen zijn, komen de ouders in aanmerking. Broers en zussen vallen hier uit de boot en hebben geen erfrechtelijke bescherming. Voorts moeten gehuwden ook de reserve van hun echtgenoot in acht nemen. Dit recht is weliswaar beperkt tot het vruchtgebruik. Getrouwde ‘planners’ met buitenechtelijke relaties zijn dus gewaarschuwd.

Over al hetgeen buiten de reserve valt, kan men bij schenking tijdens het leven naar goeddunken beschikken. Dit beschikbaar deel kan ook het voorwerp van een testament uitmaken. Alleen bij het overlijden zal men een eindafrekening maken of men tijdens het leven of bij het overlijden al dan niet buiten zijn reserve is gegaan.

Successie in Vlaanderen

In het federale België is het fiscale landschap inzake successierechten de jongste jaren grondig herverkaveld. Door een aantal bijzondere bevoegdheden die aan elk van de drie gewestelijke overheden werd toegekend, zijn de Vlaamse tarieven inzake successierechten niet langer gelijk aan die van het Brusselse en het Waalse Gewest (zie tabel: Successierechten).

Zo is er in het Vlaamse Gewest sinds 1 januari 1997 een nieuw successietarief van kracht voor erfenissen die toevallen aan erfgenamen in rechte lijn (ouders, kinderen) en tussen echtgenoten. Nadien zijn in Vlaanderen ook het tarief in zijlijn (broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten) en tussen niet verwante personen gewijzigd. Tot slot is er ook een bijzonder tarief voor samenwonenden in het leven geroepen. Door een Vlaams decreet van 14 november 2000 (nog niet gepubliceerd) is dit tarief inmiddels gelijkgeschakeld met dat van de echtgenoten. In tegenstelling tot de vorige regeling is deze nieuwe tariefstructuur vereenvoudigd. De successiebelasting is – algemeen genomen – verlaagd, maar niet voor iedereen. Zo zijn de tarieven niet verbeterd voor neven en nichten, tenzij er slechts één begunstigde is die meer krijgt dan 20 miljoen frank. Voorwaarde voor deze nieuwe regel is wel dat de overledene zijn laatste hoofdverblijfplaats in Vlaanderen moet hebben.

Balans tussen roerend en onroerend

Bij een successieplanning vanuit Vlaamse invalshoek moet men zijn vermogen onderverdelen in twee groepen: roerend en onroerend. Elk van deze categorieën wordt immers gedeeltelijk apart belast. Het onderscheid wordt alleen gemaakt voor de nalatenschappen die openvallen in rechte lijn (tussen ouders en kinderen), tussen echtgenoten en weldra ook voor samenwonenden. Dit kan ertoe leiden dat men tijdens het leven een bepaald gedeelte van zijn onroerende bezittingen kan omzetten in roerende activa of omgekeerd. Zo verkrijgt men door de verkoop van gebouwen en gronden liquide middelen, die bij het overlijden in het roerend vermogen zullen worden belast. Verkiest men zijn onroerende goederen liever niet weg te doen, dan kan men overwegen deze in een vennootschapstructuur onder te brengen. Door deze ingreep converteert de erflater zijn onroerende goederen in aandelen aan toonder (= roerende goederen), die hij desgevallend voor zijn overlijden via handgift nog taksvrij kan overdragen. Bij het opzetten van dergelijke operaties zal u steeds de juiste berekening moeten maken door de besparing van de successierechten af te wegen tegen de andere mogelijke taxaties (inbrengrechten en vennootschapsbelasting), kosten (oprichting en de jaarlijkse kosten) en de opgelegde vennootschapsstructuur.

Zonder in slogans te willen vervallen, leert de praktijk dat het opstarten van zo’n structuur pas interessant is als het onroerend vermogen een waarde heeft tussen 20 of 30 miljoen per kind, naarmate men te maken heeft met bedrijfsgebouwen of woningen. Bovendien is deze splitsing beperkt tot nalatenschappen die openvallen voor de naaste familieleden (ouders/kinderen en echtgenoten), en (binnenkort) samenwonenden.

Tussentijds schenken

Wie veel onroerend actief heeft en niet echt gebaat is met een vennootschapsstructuur, kan zijn toevlucht nemen tot tussentijdse schenkingen. Schenkingen van onroerende goederen moeten steeds bij notariële akte worden vastgesteld. Door de registratie van de authentieke akte zijn schenkingsrechten onvermijdelijk. Deze rechten zijn progressief en afhankelijk van de waarde van de geschonken goederen. Hoe hoger de waarde, hoe groter het tarief. Door niet alles in de eerste akte te schenken, kan men deze progressiviteit echter doorbreken. U moet er wel op letten dat er tussen de eerste schenking en de volgende minstens drie jaar voorbijgaat. Bij de registratie van de schenkingsakte zal de fiscus immers nagaan of men in die periode van drie jaar geen andere schenking heeft verricht. Is dat wel het geval, dan wordt de belastbare basis van de vorige schenking(en) fictief aan deze van de laatste toegevoegd, zodat het progressief tarief de hoogte ingaat. Door minstens drie jaar tussen elke schenking te laten verlopen, kan deze kunstmatige verhoging worden vermeden. Vrij vertaald: het is beter tijdens zijn leven om de drie jaar een schenking van 3 miljoen door te voeren dan een vermogen van 9 miljoen na te laten op het sterfbed.

Dezelfde driejarige termijn duikt op inzake successierechten. Voor het berekenen van de successierechten wordt ook rekening gehouden met de schenkingen die in de drie jaar voor het overlijden hebben plaatsvonden en zijn geregistreerd. Anders gezegd: begin er tijdig mee.

Belastingvrij schenken

Belastingvrij schenken kan dankzij de handgift, een techniek die inmiddels goed is ingeburgerd. De voordelen zijn bekend. De handgift vormt de uitzondering op het verplichte bezoek aan de notaris bij schenkingen. Voor deze schenking heeft u geen notariële akte nodig en dus is ze ook niet verplicht registreerbaar en moeten er geen schenkingsrechten op worden betaald.

Noteer wel dat alleen voorwerpen die materieel kunnen worden overgedragen in aanmerking komen voor een handgift (u moet het met de hand kunnen doorgeven). Het gaat hier in de eerste plaats om lichamelijke roerende goederen: stoffelijke goederen die men kan zien en voelen (bijvoorbeeld juwelen, auto’s, schilderijen…). Komen ook in aanmerking: de onlichamelijke roerende goederen waarvan het recht in een titel is geïncorporeerd (zoals kasbons, obligaties, aandelen aan toonder van een NV, cheques aan toonder, bankbiljetten…). De aandelen op naam (bijvoorbeeld de aandelen van een BVBA) of de cheques op naam zijn dan weer niet geschikt voor een handgift.

Alle schenkingen die binnen de drie jaar voor het overlijden plaatsvonden, worden volgens het Wetboek van Successierechten geacht nog steeds deel uit te maken van de nalatenschap. Op dat ogenblik zijn er dus ook successierechten verschuldigd. Hiermee wou de wetgever verhinderen dat het vermogen van de erflater kort voor zijn dood nog zou worden uitgehold. Er is geen taxatie als tussen de gift en het overlijden meer dan drie jaar zijn verstreken.

Wie bewijst?

Bovendien moet de fiscus bewijzen dat de handgift binnen de drie jaar voor het overlijden van de erflater heeft plaatsgevonden. Alleen als de administratie in staat is daarvan het bewijs te leveren, moeten de erfgenamen optreden en het tegenbewijs daarvan leveren.

Maar in de praktijk zijn de rollen vaak omgedraaid: meestal werken de erflaters en erfgenamen tijdens het leven van de erflater een techniek uit waaruit voortvloeit dat de schenking (handgift) al van meer dan drie jaar voor het overlijden dateert. De erfgenamen hebben er, in geval van discussie met de fiscus, immers alle belang bij te kunnen bewijzen op welk ogenblik de handgift effectief werd uitgevoerd. Als deze meer dan drie jaar voor het overlijden plaatsvond, kan de fiscus niet op art. 7 van het Wetboek der Successierechten terugvallen en zijn er geen successierechten verschuldigd.

Om de termijn van drie jaar vast te leggen en later bewijsmoeilijkheden te vermijden, zorgt men voor een positief bewijs door aan de schenking een onmiskenbare datum te verlenen. In de praktijk heeft men hiertoe een aantal procédés ontwikkeld. Een kort overzicht.

In een document kan de schenker (en dus niet de begiftigde!) eenzijdig verklaren dat hij de zaken in kwestie geschonken heeft. Vervolgens wordt het document op het registratiekantoor aangeboden en verkrijgt het hierdoor een vaste datum of wordt het per open aangetekend schrijven (zonder briefomslag, met datumstempel op de brief zelf) aan de begiftigde verstuurd.

Meestal vindt de handgift plaats aan het loket van een bankinstelling. Vader nodigt dochter per aangetekende brief uit om op een bepaalde datum in de bank aanwezig te zijn. Op afgesproken plaats en uur worden de nodige bankbiljetten door vader van zijn bankrekening afgehaald en vervolgens met de hand aan dochterlief overhandigd. Op zijn beurt zal papa’s oogappel de ontvangen bankbiljetten onmiddellijk op haar rekening storten. Aan de hand van de uitnodigingsbrief, de kastickets en bankuittreksels kan de vaste datum worden bewezen. Maar hierin zit ook het gevaar. Door bepaalde spelregels niet altijd juist in acht te nemen, kan de fiscus dit procédé naast zich neerleggen.

Van handgift naar bankgift

Het overhandigen van het geld of de aandelen aan toonder is niet altijd praktisch. Men moet ze van zijn rekening halen en ze van hand tot hand geven. Bij het afhalen van effecten is bovendien een leveringstaks (0,2%) verschuldigd. Daarom beproeft men de jongste tijd zijn geluk via de bankgift. Denk maar aan de gedematerialiseerde aandelen en obligaties die men nu eenmaal niet materieel kan overhandigen. Zulke effecten, verschillend van titels op naam of aan toonder, worden vertegenwoordigd door een boeking op rekening, op naam van de eigenaar of de houder, bij een erkende instelling die rekeningen bijhoudt (bijvoorbeeld een bank). De op rekening geboekte aandelen/obligaties worden overgedragen door overschrijving van rekening op rekening. In antwoord op een parlementaire vraag van 7 april 2000 werd deze techniek impliciet nu ook door de minister erkend: een schenking via bankgift kan. Zoals bij de klassieke handgift moet men ook hier de regel van drie jaar in acht nemen. Bovendien mag uit het overschrijvingsbulletin nooit rechtstreeks blijken dat deze een schenking inhoudt. Zoniet zondigt men tegen de heilige regel dat de schenking bij notariële akte moet gebeuren. Anders gezegd: de woorden schenking of gift mogen nooit op het bulletin worden vermeld.

Hoe dan aantonen dat het om een schenking gaat? Dit kan weer blijken uit de aangetekende uitnodiging per brief, of (nog beter) door een aanvullend document. Let op: dit bijkomend document mag op geen enkel ogenblik de indruk wekken dat de schenking zelf door dit geschrift is totstandgekomen. Minder duidelijk is of deze bankgift door de minister ook als handgift werd erkend, wat bepaalde auteurs wél beweren. Omzichtigheid blijft geboden. Zeker in de fiscale wildernis, waar men niet altijd het bos door de bomen ziet.

De auteur is professor aan de Fiscale Hogeschool en estate consultant.

JOS RUYSSEVELDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content