“Bedrijven moeten vooraf hun huiswerk maken”
Prins Filip trekt van 21 tot 29 november op handelsmissie naar Indonesië en Singapore, met in zijn zog 86 bedrijven. Kunnen bedrijven meer halen uit dergelijke handelsprospecties? En hoe raken alle betrokken partijen op één lijn?
zog 86 bedrijven. Kunnen bedrijven meer halen uit dergelijke handels-prospecties? En hoe raken alle betrokken partijen op één lijn?
Prinselijke handelsmissies verliepen lang niet altijd vlekkeloos. Marc Bogaerts, directeur-generaal van het Agentschap voor Buitenlandse Handel (ABH), en Henk Mahieu, die de cel Economie leidt op de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, wijzen erop dat de deelnemende bedrijven ook een verantwoordelijkheid hebben. “De prins en de missies zijn er in de eerste plaats voor de bedrijven. Hoe vroeger en hoe beter wij op de hoogte zijn van hun verlangens en problemen, hoe beter we ze in het programma kunnen integreren. Toch schuiven sommige bedrijfsleiders ons nog een kwartiertje voordat de prins door een minister wordt ontvangen een papiertje toe. Zo werkt het niet.”
Bogaerts en Mahieu benadrukken dat de bedrijven vooraf hun huiswerk moeten maken. Bestemmingen worden in intens overleg met bedrijfsfederaties, Buitenlandse Zaken en de gewestelijke diensten minstens twee tot drie jaar op voorhand vastgelegd. De acht bestemmingen voor 2009 en 2010 zijn nu al bekend. “In die lange voorbereidingsfase kunnen voortdurend nieuwe klemtonen gelegd worden, maar uiteraard niet enkele weken voor de vertrekdatum”, zegt Bogaerts. De regionale promotiediensten, Flanders Investment & Trade (FIT), de Waalse export- en investeringsdienst Awex of Brussels Export zijn voor de bedrijven het meest aangewezen aanspreekpunt. Zij organiseren tevredenheidsenquêtes en bij elk inschrijvingsformulier wordt zowel de vraag gesteld naar business-to-businesscontacten als: ‘wat kan de prins concreet voor uw bedrijf doen?’ Tachtig procent van de deelnemende bedrijven zijn kmo’s, te veel bedrijven schrijven in op het laatste moment.
Ondernemers kunnen een probleem ook rechtstreeks onder de aandacht brengen van de prins via een brief. Het coördinatiecomité beslist of de interventie in het programma kan worden opgenomen. “Als we tijdens een coördinatievergadering vernemen dat een bedrijf een belangrijk dossier opvolgt, kunnen wij ervoor zorgen dat de bedrijfsleider via onze ambassade de bevoegde minister te zien krijgt”, zegt Koen Allaert, gedelegeerd bestuurder van FIT. Een belangrijke rol is weggelegd voor de deskmanagers bij de gewestelijke diensten die voeling houden met bedrijven die in het buitenland actief zijn. Voor de missie in Egypte suggereerde het bouwbedrijf Besix een bezoek met de prins aan Orascom, een groot gediversifieerd concern, waar kmo’s zichzelf konden verkopen als toeleverancier. “Dat is letterlijk deuren openen voor onze bedrijven”, stelt Mahieu.
De prins kan in de aanloop van een handelsmissie ook ondernemers ontvangen die een concreet probleem willen aankaarten. Of omdat een groep bedrijven – bijvoorbeeld een sectorale cluster van de technologiefederatie Agoria, de Olympic Club of een groep rond gezondheidszorg – de aandacht van de prins wil vestigen op opportuniteiten. “We verwachten dat bedrijfsleiders concrete oplossingen aanbrengen wanneer ze belangrijke beleidslui ontmoeten. Ze mogen zich niet beperken tot vage algemeenheden, dat zou een pijnlijk gemiste kans zijn”, beklemtoont Bogaerts van ABH.
Het ABH werd wel eens smalend “het reisagentschap van de prins” genoemd. Maar na meer dan vijf jaar ervaring met de coördinatie van vier prinselijke handelsmissies per jaar, lijken zowel de bedrijfsleiders als de overige betrokken partijen – en dat zijn er al gauw een tiental – op elkaar ingespeeld. De kritiek ebt stilaan weg. Het aantal deelnemers aan prinselijke missies stijgt.
Regio’s en federatie
Prins Filip zit na vijftig handelsmissies vlotter in zijn rol als delegatieleider; elkaar in het buitenland beconcurrerende missies van FIT, Awex en Brussels Export zijn zeldzaam geworden. “De meeste regionale missies worden in onderling overleg tussen de gewestelijke diensten gepland”, zegt Koen Allaert van FIT. De drang van de gewesten om zichzelf te affirmeren en zich op te dringen, heeft geleidelijk plaatsgemaakt voor rationeel overleg tussen alle betrokken partijen.
In België zijn dat onder meer het Paleis, de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, het Agentschap voor Buitenlandse Handel, de drie gewestelijke promotiediensten, de bedrijfsfederaties VBO, Agoria, Voka, Unizo, de federatie van kamers voor Handel en Nijverheid van België, diverse federale en regionale ministeries en kabinetten. Tegelijk moeten in het buitenland de Belgische ambassade en regionale handelsattachés, de plaatselijke autoriteiten, bedrijven en organisaties de violen stemmen.
Over de jaren heen werd een vrij efficiënt geoliede machine op touw gezet. Perfect is ze nog niet. “Val ons niet lastig met jullie interne keuken”, hoorde Trends onlangs nog van een Indonesische topambtenaar die zich ergerde aan het pingpongspel tussen regionale handelsattachés over wie voor wat bevoegd is. Ook de opstelling tijdens de jongste handelsmissie in Buenos Aires van een leeuwenvlag, een Waalse haan en de Brusselse iris, naast de Argentijnse vlag en de Belgische driekleur, kwam bij Argentijnse gasten over als “vrij folkloristisch”.
Een ander kies punt is wie van de deelnemers aanwezig mag zijn bij een officiële ontvangst door een staatshoofd, minister of een belangrijke topondernemer. Bedrijven voelen zich soms opzij geduwd door een overvloedige ‘hofhouding’ rond de prins, ministers en de vele vertegenwoordigers van overheidsdiensten. “Vroeger lag zoiets gevoeliger tussen het federale en gewestelijke niveau. Nu wordt daar open over gecommuniceerd. Het ontvangende land bepaalt hoeveel delegatieleden bij een officiële ontvangst aanwezig mogen zijn. Steeds meer landen brengen begrip op voor de structuur van België en aanvaarden een iets omvangrijkere delegatie. De Chinezen wisten maar al te goed dat ze met een vertegenwoordiging uit de gewesten rekening moesten houden”, zegt Mahieu.
Hoewel het na de regionalisering van de buitenlandse handel wat zoeken en aftasten is geweest, meent Henk Mahieu dat het concept van het Agentschap voor Buitenlandse Handel als een louter interregionale instelling – dus niet onder federale voogdij van zeg maar Buitenlandse Zaken of de federale minister van Buitenlandse Handel -, heeft bijgedragen tot respect en vertrouwen tussen actoren uit het federale niveau en de regio’s. “Het is intussen duidelijk dat het federale niveau er niet op uit is de klok terug te draaien en zich samen met de gewesten inzet om onze aanwezigheid op de wereldmarkt te ondersteunen.” De keerzijde is dat er veel tijd kruipt in coördinatievergaderingen, maar Bogaerts vindt die “verrijkend, omdat telkens door nieuwe deelnemers nieuwe input en invalshoeken worden aangebracht.”(T)
Door Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier