Bedrijfsarchitektuur. Van doos tot skulptuur
De gelijkenissen tussen bedrijfsgebouwen uit 1975 en uit 1995 zijn schaars.
Nauwelijks nog voor te stellen hoe de werkomgeving er twintig jaar geleden uitzag. In industriële gebouwen was er veel ruimte voor de produktie van goederen, in kantoorgebouwen weerklonk het geratel van tikmachines of het geroezemoes van bedienden in omvangrijke landschapskantoren.
Produktie heeft intussen plaatsgemaakt voor assemblage, het rumoer van overvolle kantoorplatformen voor kleinere en gepersonalizeerde kantoren, met minder lawaai, meer komfort en een pc op elk werkblad. Bedrijfsgebouwen zijn verzamelruimten van hersens geworden, niet meer van handen. De zetel van de Antwerpse Katoen Natie was voorheen een stapel- en produktieruimte, nu biedt het gebouw onderdak aan de bedienden die het transport van goederen regelen en plannen.
In een kantoorgebouw zoemt tegenwoordig de telefoon, weerklinkt het geritsel van klavieren en vervangt gedempt kunstlicht de harde schijn van de vroegere TL-lampen. De werkomgeving op kantoor is er aangenamer en komfortabeler op geworden. De nieuwste uitvindingen en gadgets vinden moeiteloos hun weg naar de werkruimte.
Door de komst van de pc verdween bovendien het routinewerk uit de dagelijkse kantoorbezigheden. Een aantal tijdrovende en arbeidsintensieve klusjes uit 1975 wordt anno 1995 in een handomdraai door de computer uitgevoerd. Gevolg : minder bedienden voeren in kleinere en soepelere groepen gevarieerdere taken uit.
De techniek is alom aanwezig. Architekten van bedrijfsgebouwen worden meer inrichters van ruimten dan oprichters van panden. De ruwbouw maakte in 1975 zowat 70 % uit van de totale kostprijs van een bedrijfspand, nu nog 30 %. Onnodig te zeggen dat de binnenkant van een gebouw een pak meer aandacht vraagt dan vroeger. Van computervloeren, bekabeling en airconditioning was in 1975 nog nauwelijks of geen sprake. Over luchtkoeling begon men pas te denken bij gebouwen van meer dan 10.000 m². Nu voorziet een architekt al airco in zijn ontwerp vanaf een pand voor een vijftigtal werknemers.
OPSMUK.
Het is de binnenkant van een bedrijfsgebouw dat de meest ingrijpende transformatie heeft ondergaan, de buitenkant van een gebouw uit 1975 en een hedendaags pand verschillen echter eveneens grondig. Tot 1975 vierde de wederopbouwstijl hoogtij. Steden werden volgebouwd met simpele, monotone en rechthoekige doosjes met raampjes. De vraag naar nieuwe panden was groot, architekten leverden steriel bandwerk. Steden naar Amerikaans model waren het grote voorbeeld.
Vanaf 1975 maakten een aantal nieuwe stromingen opgang. Gemeenschappelijke kenmerken : het bouwen van gepersonalizeerde panden, gevarieerder van uitzicht. Geleidelijk deden ook nieuwe materialen hun intrede. De betonnen strukturen van 1975 hebben plaatsgemaakt voor metaal, natuursteen en baksteen. Het resultaat zijn levendigere en expressievere gevels. Een bedrijfsgebouw wordt opnieuw een skulptuur, niet langer een onpersoonlijk doosje.
Of die onpersoonlijke doosjes uit de jaren ’70 voor het nageslacht bewaard zullen blijven, is zeer de vraag. Het weinig aantrekkelijke uitzicht is slechts één probleem. De generatie gebouwen van ’75 voldoet geenszins aan de (technische) vereisten die ondernemingen aan een kantoorpand van de jaren ’90 stellen. Maar eigenaars zijn alleen bereid tot opknapbeurten als de panden zeer goed gelegen zijn.
Voor de andere kantoorpanden uit de seventies dreigt de sloophamer of de omvorming tot residentiële ruimte. Vooral nu steeds meer ondernemingen het stadscentrum ruilen voor een plaatsje in de periferie. Ze verkiezen de goed uitgeruste, nieuwe panden buiten de stad boven verouderde gebouwen in het moeilijk bereikbare centrum.
OP NAAR 2015.
Over 20 jaar zal men waarschijnlijk talrijke verschilpunten aanhalen tussen een pand uit 1995 en één uit 2015. Hoe het bedrijfspand van de toekomst er zal uitzien, hangt ongetwijfeld af van de verdere technologische evolutie. Waar het zich zal bevinden, is dan weer afhankelijk van politieke beslissingen.
Sommigen verwachten een terugkeer van de ondernemingen naar multifunktionele gebouwen in de binnenstad, waar wonen en werken tot één geheel worden verweven. Anderen huiveren bij dit toekomstbeeld. Ze argumenteren dat het huisje-bij-de-werkplaats-koncept al in de 19de eeuw tot menselijke drama’s heeft geleid. Ze zien meer heil in het ontstaan van satellietsteden buiten de huidige stadscentra. Werksteden (te vergelijken met de huidige KMO-zones) die met een feilloos funktionerend openbaar vervoer in verbinding staan met de traditionele stadskernen.
Dat thuiswerk tussen nu en 2015 kantoorruimten helemaal overbodig zal maken, valt te betwijfelen. Kantoorwerk komt immers tegemoet aan een diepgewortelde menselijke behoefte aan sociaal kontakt. Bovendien geeft interaktie aanleiding tot nieuwe en kreatieve ideeën. En wie carrière wil maken, moet daar zijn waar de beslissingen worden genomen. De afwezigen zullen ook in de toekomst ongelijk hebben.
G.W.
KANTOREN ANNO 1975 Rood licht voor de rechthoekige ‘doosjes met gaatjes’.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier