Auto’s met familiebanden
De strategische alliantie die Fiat onlangs met General Motors afsloot en de ijlingse verkoop van Rover om BMW ademruimte te geven, kwamen niet als een volslagen verrassing. De vaststelling dat de Agnelli-dynastie noch de familie Quandt eraan denkt zijn aandelen te verzilveren, is dat wel.
Zowel de Agnelli‘s als de Quandts hebben moeilijke maanden beleefd. De autoafdeling van Fiat – met daarin de merken Fiat, Ferrari, Alfa Romeo en Lancia – zag vanop zijn stevige thuismarkt het marktaandeel kelderen in een globaliserende autosector. Via de familieholding IFI (100% van de Agnelli’s) en haar dochter IFIL (waarin IFI 50,7% heeft) controleert de Italiaanse autodynastie minstens 30% van Fiat, een groep waartoe naast de autoconstructeur onder meer ook vrachtwagenproducent Iveco, tractorbouwer New Holland, vliegtuigfabrikant Fiat Avio, treinstellenmaker Fiat Ferrovaria en autotoeleverancier Magneti Marelli behoren. IFIL, het investeringsvehikel voor niet autogerelateerde activiteiten, heeft onder meer aandelen in Club Med, Danone, Accor en Telecom Italia.
De familie Quandt heeft 46,6% van de aandelen van BMW in handen, maar zag de jongste zes jaar de waarde van de portefeuille afkalven door de cumulerende verliezen van de Engelse dochter Rover. De inmiddels ontslagen topman Bernd Pischetsrieder kaapte de Engelse constructeur in 1994 weg voor de neus van Honda. De Japanse autobouwer bezat toen 20% van de aandelen in Rover. Pischetsrieder wilde Land Rover, de winstgevende producent van luxejeeps, in zijn portefeuille. Twee weken geleden verpatste BMW Land Rover aan Ford Motor Company om de put van 180 miljard frank te helpen delgen die Rover geslagen had.
Sterke familiale wortels zijn geen uitzondering in de nochtans behoorlijk kapitaalintensieve auto-industrie. De familie Ford controleert nog altijd Ford Motor Company, het nummer twee in de wereld. En de Toyoda-dynastie, stichters van ‘s werelds nummer drie Toyota, heeft nog altijd de voorzittersstoel in de raad van bestuur van Toyota Motor Corporation.
Maar de Quandts en Agnelli’s zijn buitenbeentjes door hun omvang. De meeste familiale aandeelhouders van autobedrijven die hun omzet vooral draaiden op een lokale (Fiat) of een luxemarkt (BMW) zijn uitgekocht door de wereldgroepen om te kunnen genieten van schaalvoordelen in ontwikkeling en productie. Fiat Auto, dat jaarlijks 2,5 miljoen wagens produceert, vooral voor de Italiaanse en de Zuid-Amerikaanse markt, is volgens analisten te klein om te overleven. Daarvoor zijn de marges te smal in de markt van wagens voor de massa. En BMW, dat na volgend jaar de last van Rover niet meer meesleept, is een interessante partij voor elke constructeur die een van de meest winstgevende merken ter wereld wil binnenhalen.
De vraag is of
de autodynastieën zich wel willen terugtrekken. Tot vorige week hadden de Agnelli’s elke toenadering geweigerd en aanbiedingen afgeslagen van zowel Ford als Chrysler. Zelfs vorige zomer, toen DaimlerChrysler-topman Jürgen Schrempp in Turijn het verjaardagsfeestje van de groep bijwoonde, verzuimden ze hun aandeel in het bedrijf, ondanks de hoge aandelenkoers, van de hand te doen. Ook de familie Quandt is geen vragende partij voor een verkoop van zijn aandelen, hoewel onder meer VW-baas Ferdinand Piëch zijn onverbloemde interesse liet blijken. “Het merk is sterk genoeg,” zegt familiewoordvoerder Thomas Gauly, “om alleen te overleven. De familie heeft nog met geen enkele overnemer gepraat en is ook niet van plan dat te doen. Zulke parels verkoop je gewoon niet.”
Hun enorme fortuin heeft de Quandts niet verleidt tot een liederlijk leven. Het liefst leven ze in de anonimiteit. Johanna Bruhn – gewezen directiesecretaresse en derde vrouw van Herbert Quandt, het brein achter de moderne BMW – geeft nooit interviews, komt zelden uit haar exclusieve bewaakte villa in Bad Homburg en reist, als ze al eens het vliegtuig op moet, onder een valse naam in economy class. Haar dochter Susanna werkte naar verluidt maanden incognito in de kantine bij BMW in München en verhulde pas na maanden omgang haar ware identiteit, zelfs aan haar huidige echtgenoot Jan Klatten. En er was een wetswijziging in Duitsland nodig om de Quandts te verplichten de omvang van hun aandelenpakket in BMW te openbaren.
De familie Agnelli, flamboyante Italianen die zich prominent laten opmerken in de eretribune van voetbalclub Juventus, leven al vier generaties in de schijnwerpers. Italianen noemen ze wel eens de Kennedy‘s van hun land, al hebben ze nooit politieke functies bekleed. Maar hun politieke macht was onmiskenbaar. In de jaren dertig kwam Benito Mussolini zelf bij de rechtbank helpen een familievete bij de Agnelli’s op te lossen. Na de tweede wereldoorlog grepen de Agnelli’s in toen Italië zich wilde profileren als een ambachtelijke natie (zoals Zwitserland). Onder druk van Giovanni Agnelli hijste Italië zich in de topvijf van de geïndustrialiseerde naties in de wereld.
In de ontwikkeling van zowel het Quandt-imperium als het rijk van de Agnelli’s speelde de oorlog een prominente rol. In de eerste wereldoorlog was de textielfabriek die Günther Quandt had gëerfdvan zijn vader Emil de hofleverancier van het Pruisische leger. Met de winsten diversifieerde de familie het aandelenpakket. Ze kocht aandelen in goed lopende metaal- en elektrobedrijven (onder meer in batterijenproducent Varta) en een minderheid in BMW, dat toen in licentie Austin bouwde (het huidige Rover). Tijdens de oorlog draaiden al die fabrieken op volle toeren en na 1945 had de familie controlerende aandelen in 17 bedrijven. Beide families hadden banden met het fascistische regime. Logisch, want Mussolini noch Hitler kon de machtige industriële blokken passeren. Günther Quandt werd zelfs adviseur van Hitler en huwelijkte zijn schoonzus uit aan Joseph Goebbels.
De erfopvolging creëert bij beide families vergelijkbare problemen. Bij de Agnelli‘s, waar met John Elkan de vijfde generatie aan de macht is gekomen, zijn er inmiddels 200 erfgenamen bekend. De rechte lijn kon nooit worden gevolgd door allerhande problemen: een psychologisch gestoorde zoon, een andere die omkwam bij een vliegtuigongeval, het overlijden aan kanker van de gedoodverfde troonopvolger van Umberto Agnelli, die IFI runt. Herbert Quandt zag dat probleem in de jaren vijftig al aankomen. Hij verdeelde de aandelenportefeuille onder de kinderen en concentreerde zich volledig op BMW, waar hij in 1959 voor een prikje een meerderheidsaandeel in had gekocht voor de neus van DaimlerBenz. Herbert Quandt maakte van een producent van auto’s voor de massa de prestigieuze luxewagenbouwer die BMW vandaag is. Na de dood van Herbert Quandt beheerden graaf Hans von der Goltz, de uitvoerder van zijn testament, en zijn weduwe de familiale portefeuille – volgens de Sunday Times Rich List goed voor 750 miljard frank. Sinds 1995 hebben Susanna Klatten (38) en Stephan Quandt (34), de kinderen van de vierde generatie, het roer van hun moeder overgenomen.
Officieel runnen de families de autobedrijven niet. De Quandts hebben twee zitjes in de twintigkoppige raad van bestuur bij BMW, bij Fiat zijn de Agnelli’s zelfs geen rechtstreekse aandeelhouder, alleen het investeringsvehikel IFI waarvan Agnelli & Co de enige aandeelhouder is. Maar het is duidelijk wie er aan de touwtjes trekt.
Hadden ook de Belgische autobouwers zulke machtige dynastieën kunnen baren? Winstgevende luxemerken als Minerva lijken daarvoor een uitstekende voedingsbodem. “Maar je moet vanuit een sterke thuismarkt kunnen vertrekken om wereldwijd te kunnen uitbreiden,” zegt Dominique Moorkens, gedelegeerd bestuurder van de Alcopa-groep van de familie Moorkens (zie kader: Belgische koningshuizen), die Mitsubishi, Hyundai en Suzuki in Belgë invoert. “De Belgische autodynastieën ontbeerden een solide Belgische markt, in Duitsland en Italië bestond die thuisbasis wél.” Door die kleine thuismarkt konden Belgische autoconstructeurs niet van carrossiebouwers en assembleurs evolueren naar ontwikkelaars van auto’s. Niet in de jaren twintig, toen die stap nog relatief klein was, en nu zeker niet meer. Philippe Casse, woordvoerder bij D’Ieteren: “Je vindt daar als Belgisch bedrijf gewoon het geld niet voor.”
frank demets
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier