ARCHITEKTUUR. De hand van de meester (IV)
Deel 4 van onze reeks vraaggesprekken met gerenommeerde Belgische architekten. Philippe Samyn vertelt…
“Architekten moeten zich konstant vragen stellen”, en “alles begint bij de bouwheer” : twee stellingen die bewijzen hoezeer Philippe Samyn begaan is met de inbreng van de opdrachtgever bij de bouw van een bedrijfspand.
– IMMOTRENDS. Zoveel aandacht voor wat de bouwheer meent en zegt. Hangt het welslagen van een projekt dan grotendeels af van die bouwheer ?
– PHILIPPE SAMYN. Het ‘mooi’ zijn van een projekt is recht evenredig met oprechtheid en de overtuiging van de opdrachtgever. Ik verwacht van een bouwheer dat hij persoonlijkheid heeft, dat hij een verhaal te vertellen heeft. Hoe meer zijn relaas op een roman gelijkt, hoe fascinerender het werkstuk van de architekt zal zijn.
De bouwheer moet in de eerste plaats een humanist zijn, in de renaissance-betekenis van het woord. Mijn hele werkwijze valt immers samen te vatten in één enkel woord, namelijk het Engelse “why ? “. De metode van vraagstelling heeft tot doel te doorgronden hoe de zaken precies in mekaar zitten, hoe alles funktioneert. Niets is immers gevaarlijker dan te vertrekken van zekerheden en dogma’s.
– Bedoelt u dan dat bepaalde architekten dat wel doen ?
– Veel architektuurwerken zijn inderdaad gebaseerd op zogenaamde zekerheden, die op hun beurt stoelden op uitspraken als “men zegt dat… ” en “men heeft het steeds zo gedaan…”. Het is de taak van de architekt alles in vraag te stellen, te ontdekken, uit te vinden, te scheppen, te herschrijven en hertekenen : alles is immers onophoudelijk in beweging, in evolutie.
– De goede verstandhouding tussen bouwheer en architekt is dus van het allergrootste belang. Net als de keuze van de juiste architekt, nemen we aan ?
– De opdrachtgever moet inderdaad de keuze van de architekt wikken en wegen. Dat vraagt veel tijd. Vaak overheerst de angst een verkeerde keuze te maken. Om vergissingen te voorkomen, doen veel opdrachtgevers daarom een beroep op een architektuurwedstrijd. Toch is dat volgens mij niet de beste manier : een wedstrijd vertraagt immers het proces van vraagstelling door de architekt. Wedstrijden zijn mijns inziens alleen bruikbaar voor gebouwen met een symbolische betekenis, zoals bijvoorbeeld het Grognon-gebouw in Namen.
– Bij de uitvoering van de werken komen nog heel wat andere partijen kijken. Hoe kan het werk van deze partijen perfekt gekoördineerd worden ?
– Op het niveau van de studies werken inderdaad al drie partijen samen : de architekt, de bouwheer en de dienst voor Stedebouw. Wanneer de werf is opgestart, neemt de aannemer de plaats van de afgevaardigde van Stedebouw in. Het gaat dus steeds om een driehoeksformatie. En ik geloof dat daar gemakkelijk mee te werken valt. Maar om tot een vlotte samenwerking te komen, zijn eigenschappen als respekt, openheid en bereidheid water bij de wijn te doen, onmisbaar.
– U hecht naar verluidt veel belang aan de ruimere impact van een bouwprojekt ?
– Inderdaad. De architekt moet mijns inziens de rol van moderator op zich nemen, en bijvoorbeeld de stad er soms op wijzen dat het optrekken van een bepaald projekt op een bepaalde plaats niet aangewezen is. Ik vrees een beetje dat de dienst voor Stedebouw in Brussel een wezen met vele hoofden is geworden. Ik verklaar me nader : zoveel personen doen een uitspraak over een projekt dat bemiddelen nauwelijks nog mogelijk is. Brussel zit vol mensen met de beste bedoelingen op vastgoedgebied, maar hun inspanningen worden niet gekoördineerd.
Wil de architekt de rol van bemiddelaar op zich nemen, dan is hij verplicht absoluut neutraal te blijven. De Orde van Architekten zou hier nauwer moeten op toezien en bestraffender moeten optreden. Deze orde is er immers in de eerste plaats om de rechten van de bouwheer te vrijwaren.
– Is het ontwerpen van bedrijfspanden moeilijker of belangrijker dan het tekenen van residentiële gebouwen ?
– Ik denk niet dat men kan spreken van belangrijker of moeilijker opdrachten, of het nu om een huis gaat of om een enorm bedrijfsgebouw. De moeilijkheidsgraad stijgt niet met de afmetingen van een pand.
– De bijdrage van de architekt tot het geheel blijft dus dezelfde, om welk soort gebouw het ook gaat ?
– We zijn opgeleid om ruimten in te vullen. Het gebouw dat we tekenen, moet de beoogde funkties (wonen, kantoorwerk,…) kunnen opvangen. De architekt moet via het gebouw zijn filozofie tot uitdrukking brengen. Er bestaat voor elk probleem niet één bepaalde oplossing.
De architekt moet echter de nederigheid bewaren, en zich ervan bewust zijn dat hij in feite niets anders doet dan het Oude Testament herschrijven, gebruik makend van de moderne technologieën.
– Wat denkt u van de rol van de projektmanager ? Is zijn aanwezigheid noodzakelijk ?
– In feite is de architekt per definitie de projektmanager. Het woord zegt het zelf : hij is de orkestleider. De rol van projektmanager komt dus alleen hem toe.
Laat de bouwheer zich echter vertegenwoordigen door iemand die zich een projektmanager noemt, dan is het absoluut noodzakelijk dat deze plaatsvervanger de eerlijkheid, oprechtheid en zuiverheid van geest aan de dag legt die van de bouwheer zelf wordt verwacht (en waarover we eerder spraken). Maar ik ken geen enkel voorbeeld waarbij deze struktuur van een bouwheer die zich laat vervangen door een projektmanager, dat echt werkt.
– Hoe evolueert het beroep van architekt ?
– Het evolueert niet. Het gaat om een eeuwig beroep : architekten houden zich al sinds mensenheugenis bezig met licht en ruimte. Wat wel wijzigt, is de omgeving waarin we bouwen, letterlijk en figurlijk. Daarom moet de architekt zich onophoudelijk bijscholen om een voldoende grote technische, wetenschappelijke en socio-ekonomische bagage mee te dragen.
Ik zou wel graag willen dat er meer discipline zou komen onder architekten. En dat architekten hun onafhankelijke rol van dienstverlener in alle nederigheid kunnen blijven spelen.
Frédéric VAN VLODORP
De zadenbank in Marche-en-Famenne (boven) en het Fina-tankstation in Wanlin (onder).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier