Amerika’s nieuwe hoop
In 2009 moet Barack Obama leren nee te zeggen,
zowel in eigen land als in het buitenland.
Wel, mister president, wat gaat u nu precies doen? Als Barack Obama op 20 januari 2009 neerkijkt op de juichende massa bij zijn inauguratie, zal de eerste gekleurde president van Amerika allicht terugdenken aan de grote kreet van zijn campagne – en berouwvol glimlachen. Zijn change-mantra heeft hem met een zekere stijl tot in het Witte Huis gekatapulteerd. Obama heeft niet enkel het kiespubliek royaal voor zich gewonnen, hij geniet ook de volledige steun van het door de Democraten gedomineerde Congres en, als we de nationale enquêtes mogen geloven, de overweldigende steun van de rest van de wereld. George Bush heeft nooit zo’n ruim politiek mandaat gehad.
Maar precies de veranderingen zullen een beperking zetten op wat president Obama werkelijk kan doen. Het meest in het oog springend, is de louterende verandering die over het voorbije jaar in de economie heeft plaatsgevonden. Bush erfde in 2001 een gezond begrotingsoverschot, de voorspelling voor 2009 luidt dat het begrotingstekort zal oplopen tot 1 biljoen dollar. Maar er zijn ook de buitenlandse betrekkingen. In 2000 was de hegemonie van de VS onbetwist en leefde het land grotendeels in vrede met de rest van de wereld. In 2009 zal Obama troepen in de vuurlijn hebben in Afghanistan en Irak en verschuift Amerika’s macht naar de sneller groeiende economieën van de opkomende wereld.
De manier waarop Obama afrekent met die veranderingen, zal het succes van zijn presidentschap bepalen. Een man die er al vaker van beschuldigd werd op alles en iedereen een antwoord te hebben, moet nu keuzes beginnen te maken. Heel wat van die keuzes zullen zijn eigen partij en sommige van zijn meest fervente supporters over heel de wereld ontgoochelen.
Toenemende frustratie
De onmiddellijke aandacht zal begrijpelijkerwijs uitgaan naar de economie. Obama heeft heel wat zaken beloofd aan heel wat mensen. Zelfs al was er meer geld beschikbaar, dan nog had hij zich beter geconcentreerd op een aantal kernpunten, zoals zijn belastingverlaging voor de middenklasse en zijn plannen voor de gezondheidszorg. Met minder fondsen beschikbaar, wordt dat essentieel. Hij zou er zelfs in kunnen slagen om de noodzaak voor besparingen in zijn voordeel te keren. Een aantal van de hervormingen in de gezondheidszorg die in het Congres aangesneden werden, zien er efficiënter uit dan hij het voorstelt (en leveren toch nog de algemene dekking op die Amerika zou moeten hebben). Intussen bieden de lege staatskoffers het perfecte excuus om zich te onttrekken aan zijn meer stemmenronselende verbintenissen.
Niettemin zal de frustratie toenemen, vooral in zijn eigen partij. Nu de economie ondergedompeld wordt in een recessie, zal er vanuit het Congres protectionistisch gegrom weerklinken dat krachtig teruggewezen moet worden.
Er zal ook een hele resem regulering opduiken. Veel belangrijke Democratische kiesdistricten hebben lang moeten wachten om hun mannetje in het Witte Huis te krijgen: de vakbonden zullen nieuwe arbeidsreglementen eisen, de advocaten willen aansprakelijkheidswetgeving, de groenen zullen nieuwe milieucampagnes opzetten. En dat kan allemaal het economische herstel vertragen.
Kleine oorzaken kunnen prille, ambitieuze presidentschappen doen ontsporen: denk maar aan wat de herrie over de ‘homo’s in het leger’ met Clinton deed in 1993. Het is vooral zorgwekkend dat Obama in zijn korte politieke loopbaan zijn partij nooit openlijk gedwarsboomd heeft over een gewichtige kwestie. Hij zal vroeg in 2009 ‘nee’ moeten beginnen te zeggen tegen de Democraten, wil hij de vele onafhankelijke kiezers, die over het hele land zijn campagnetaal geloofd hebben, niet voor het hoofd stoten.
Bondgenoten
Als de verwachtingen voor Obama al te hoog liggen voor het binnenlandse beleid, dan zijn ze buitensporig wat de rest van de wereld betreft. Eens te meer zal de Democratische basis een probleem vormen; die verwacht van hem dat hij Amerika snel en vlot uit Irak zal terugtrekken. Dat heeft Obama ooit ook beloofd, maar hij schijnt nu te beseffen dat een snelle terugtrekking uit Irak rampzalig zou zijn voor zowel dat land als de Amerikaanse reputatie in die regio. Intussen zal hij ook de campagne in Afghanistan opnieuw moeten slijten aan een kiespubliek dat eigenlijk het wachten moe is: opdat het westen kans zou maken om de bovenhand te halen, moeten er meer troepen komen, niet minder.
Dat brengt ons bij de kwestie van de Amerikaanse bondgenoten. In heel de wereld is de jonge, nieuwe president uitgegroeid tot een symbool van wat de mensen vinden dat Amerika hoort te zijn. Alleen al omdat hij niet de verfoeide Bush is, zal hij een aantal zaken kunnen verwezenlijken. De snelle sluiting van Guantánamo Bay zou al een goed begin zijn.
Maar andere zaken waar de wereld naar uitkijkt, zoals een pact over de opwarming van de aarde, zullen veel tijd vergen. De vrede zal niet plots neerdalen in het Midden-Oosten omdat de tweede voornaam van de nieuwe president toevallig Hussein is. Er zullen harde compromissen gevonden moeten worden. Obama moet duidelijk uiteenzetten wat hij van plan is en hij zal ook meer moeten vragen van de Amerikaanse bondgenoten. Dat er bijvoorbeeld zo weinig landen ter hulp komen in Afghanistan is een schande, en hij zou dat ook hardop moeten zeggen.
De nieuwe president zal, net als in eigen land, door de gebeurtenissen in het buitenland op de proef worden gesteld. Er zijn heel wat herrieschoppers, zoals Iran, die de waarde van de nieuwe president willen uittesten. Terwijl hij zich rept om die onmiddellijke uitdagingen aan te pakken, doet Obama er goed aan om ook de lange termijn in het oog te houden – en dan één zaak in het bijzonder.
Nieuwe wereldorde
Als de historici later zullen terugblikken op zijn presidentschap, dan zullen ze hem wellicht beoordelen op het feit of hij er al dan niet in geslaagd is om de opkomende machten op te nemen in de wereldorde, en hen achter de westerse waarden te scharen. Tegen de tijd dat Obama het Witte Huis verlaat, wat in 2017 kan zijn, zullen machten als China, India en Brazilië zeker een grotere rol spelen in de wereldeconomie. Op dit ogenblik zit geen enkele onder hen in de club van de G8 en heeft enkel China een zetel in de VN-Veiligheidsraad. Als Amerika geen middel vindt om China en India in te voeren in de wereldwijde machtsstructuur, dan zullen ze beginnen af te drijven en hun eigen clubjes vormen.
Het is niet alleen een institutionele kwestie. Vooral China is beducht voor de zogenaamde westerse waarden. De financiële crisis, samen met de teloorgang van de Amerikaanse reputatie in de voorbije acht jaar, is koren op de molen van diegenen die zeggen dat het kapitalisme en de democratie van het westen achterhaalde en gebrekkige modellen zijn. De nieuwe president zal waar Amerika voor staat opnieuw moeten verkopen. En dat wordt een langdurig proces, maar zelfs als rekening gehouden wordt met al zijn andere prioriteiten, is het iets waaraan Obama in 2009 toch moet beginnen te werken. (T)
DE AUTEUR IS HOOFDREDACTEUR VAN THE ECONOMIST.
Door John Micklethwait
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier