“Als de vakbonden zeggen dat ze op straat komen, wel, láát ze dan op straat komen”
Tony Vandeputte schreef een boekje over het sociaal overleg. De vakbonden minder conservatief, de werkgevers enerzijds combattiever en anderzijds meer open voor flexibiliteit voor de werknemers, en de overheid die een voortrekkersrol speelt – dát is het ideale scenario volgens de voormalige gedelegeerd bestuurder van het VBO.
Tony Vandeputte, Het sociaal-economisch professioneel overleg 1986-2005 – Een werkgeversvisie, 18 euro.
eXtra informatie op www.trends.be
Op de website van Trends vindt u het artikel dat in Trends van 3 juni 2004 verscheen naar aanleiding van Tony Vandeputtes afscheid bij het VBO.
De gevechten zijn weer gestart. Eindeloopbaan, financiering van de sociale zekerheid, vertegenwoordiging van de vakbond in de KMO’s – het zijn dossiers met veel politiek wapengekletter. In de luwte van zijn twee bureaus, thuis en bij het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), schreef Tony Vandeputte – die in 2004 zijn functie van gedelegeerd bestuurder van het VBO om gezondheidsredenen neerlegde – een boekje over het sociaal overleg. Misschien moeten de protagonisten die vandaag het mooie weer trachten te maken, dit document eerst lezen. Misschien kan dan al dat wapengekletter ook tot resultaten leiden. Tony Vandeputte heeft immers jaren ervaring in het sociaal overleg.
“Sociaal- economisch overleg,” corrigeert Vandeputte, die steeds de nadruk heeft gelegd op het belang van de economie. “Men bekijkt het overleg vaak te sociaal. Het gaat over sociale verhoudingen, sociale vrede… Dat is uiteraard uiterst belangrijk, maar de vraag is: draagt het overleg bij tot meer werkgelegenheid en meer groei?”
Niet voor niets bevat het boekje dat hij heeft geschreven 40 pagina’s met gecommentarieerde grafieken van vaak economische ratio’s. Verder schetst het boek de geschiedenis van het overleg om zo tot een voorstel van vernieuwing te komen. “Ik geloof niet dat het overleg een revolutie moet doormaken of dat men het fundamenteel anders kan aanpakken. Maar de tijd is wel gekomen om er wat aan te doen.”
De geschiedenis
Na de Tweede Wereldoorlog ging het overleg vooral over bevoorrading, inflatie, lonen en de waarde van de munt. Dat waren op dat ogenblik de belangrijkste economische thema’s. Dan volgde de periode 1960-1974, die gekenmerkt werd door de sociale programmatie: sociale voordelen werden toegekend met sociale vrede als tegenprestatie. “Veel mensen zijn dat als hét model van het overleg gaan beschouwen, maar dat is niet zo,” zegt Tony Vandeputte. “In die periode hebben we zaken kunnen realiseren, gewoonweg omdat we ons in uitzonderlijke omstandigheden bevonden. De economische groei lag nooit onder 3,1 %, met zelfs een piek van 6,9 %. Met de sociale programmatie is men te ver gegaan.”
De rekening werd cash betaald in de periode 1975-1985. Interprofessionele akkoorden werden er in die periode niet gesloten. Bovendien werden de loonakkoorden in de sectoren op zo’n manier onderhandeld, dat de sterke sectoren de zwakke meezogen in een loonspiraal met werkloosheid als gevolg. De devaluatie van 1982 zette onze economie opnieuw op de sporen.
Dan volgt de periode 1986-2005. Tony Vandeputte: “Toen hebben we naast de interprofessionele akkoorden twee andere belangrijke akkoorden bereikt: het herenakkoord van 2002 en de werkgelegenheidsconferentie van 2003. In het herenakkoord kwamen de sociale partners overeen dat indien er moeilijkheden zouden zijn bij stakingen, zij dat eerst onder elkaar zouden regelen en niet voor de rechtbank. De werkgelegenheidsconferentie is volgens mij zeer belangrijk, omdat toen een belangrijk deel van de lastenverlaging besteed werd aan een gedeeltelijke herplafonnering van de sociale bijdragen. Dat verhaal hoor ik nu niet meer, bij geen enkele politieke partij. Jammer dat iemand als minister Frank Vandenbroucke er niet meer bij zit, want die wist hoe belangrijk dat was. Gekwalificeerde bedienden zorgen voor jobs bij lager geschoolden. Alles focussen op oudere werknemers en laaggeschoolden lost economisch niets op.”
Volgens Vandeputte verschilt de periode tussen 1986 en 2005 sterk van de voorgaande periodes. De kosten van de akkoorden verminderen en in 1992 komen de werkgeverseisen voor het eerst aan bod. “Dat was nieuw en een revolutie voor de vakbonden, omdat wij nu met eisen op de proppen kwamen,” zegt Vandeputte. “Zo pleitten wij voor de afschaffing van de verplichte vervanging bij loopbaanonderbreking. We hebben ook het stelsel van het educatief verlof herzien. We hebben de eerste flexibiliteitsmaatregelen ingevoerd. De vakbonden waren verrast, maar hebben begrepen dat er geen akkoorden meer zouden zijn zonder evenwicht tussen hun eisen en de onze.”
Loonkosten
Drie wetten – uit 1983, 1989 en 1996 – hebben geprobeerd de loonkostencompetitiviteit van België te vrijwaren. Geen enkele is daarin echt geslaagd. Toch blijft Vandeputte pleiten voor een loonnorm. “Landen die erin slagen om de loonkosten in toom te houden, zijn landen waar er een omkadering is van het overleg,” argumenteert hij. “Zeker wanneer er een sterke vakbondsaanwezigheid is. In het Angelsaksische model laat je alles aan de markt over. Lonen kunnen verlaagd worden, ontslag en aanwerving zijn makkelijk enzovoort. Maar met de sterke vakbondsaanwezigheid bij ons is dat niet mogelijk. We zijn in het verleden zo dwaas geweest om hen allerlei voordelen toe te kennen die hun situatie ongenaakbaar maakt. De vakbonden zullen machtig blijven en wie denkt dat hij hun macht kan negeren, dwaalt. Ik geloof meer in de benadering van Noord-Europa, die de vakbond mee betrekt in de omkadering van het systeem.”
Daarom ook dat Tony Vandeputte de idee dat loononderhandelingen gevoerd worden op het niveau van de sectoren en de ondernemingen, zonder loonnorm, zonder indexering en zonder baremieke verhogingen wishful thinking noemt. “Dat is professorenpraat,” meent hij. “Als je de sociaal-economische realiteit een beetje kent, is dat niet realistisch. Bij de meeste grote bedrijven wordt er wel rekening gehouden met de evolutie van de productiviteit op ondernemingsniveau. Maar KMO’s zijn niet opgewassen tegen onderhandelingen met vakbonden.”
Een interprofessionele omkadering blijft daarom de beste formule. Vandeputte introduceert echter twee nieuwe elementen: verplichte all-inakkoorden en automatische correctie van overschrijdingen. All-inakkoorden bepalen dat als de inflatie sneller stijgt, die stijging gecorrigeerd wordt op de afgesproken reële loonstijging. Wordt er dan na twee jaar vastgesteld dat er een afwijking is opgetreden ten opzichte van de buurlanden, dan moet de overheid die handicap wegwerken door een correctie op de nieuwe norm. Die correctie is geen onderhandelingsmaterie. “De sociale partners zullen dat echter niet graag zien gebeuren,” beseft Vandeputte. “Indien zij weten dat de overheid achteraf zal tussenkomen, zullen ze twee keer nadenken om een te hoge norm te bepalen.”
De loonnorm à la Vandeputte heeft het voordeel dat hij de loonevolutie beter in de pas houdt met de ontwikkeling in de buurlanden. Maar de bestaande handicap van 8 à 10 % wordt er niet mee weggewerkt. Dat moet volgens Vandeputte gebeuren via extra lastenverlagingen. “Die handicap is vooral opgebouwd tussen 1989 en 1994. Maar ik krijg dat verhaal uit het verleden niet verkocht. Men antwoordt mij altijd dat die handicap werd goedgemaakt door productiviteitswinsten en dat bedrijven zich hebben aangepast. Ik geloof dat niet. En als men zich heeft aangepast, dan is dat ten koste van jobs.”
Actievere overheid
Tony Vandeputte heeft zolang op de barricades gestaan en zo vaak geroepen dat de overheid haar handen moest afhouden van het overleg. Toch zegt hij vandaag dat de overheid een veel grotere rol moet spelen. In de eerste plaats in de nieuwe vorm van de loonnorm. Maar er is meer: “Als we het overleg nieuw leven willen inblazen, dan moet de overheid een voortrekkersrol spelen. Ik zou willen dat het overleg kan beginnen met een vrijblijvend gesprek, waarbij we kunnen bepalen wat voor België in de volgende tien jaar de uitdagingen zijn en welke wegen mogelijk zijn. Dat kan best gebeuren in het begin van de legislatuur. De sociale partners moeten dan ook ieder voor zich een langetermijnvisie ontwikkelen.”
Moediger werkgevers
Volgens Tony Vandeputte moeten de werkgevers meer weerstand bieden dan vandaag. “Ik weet dat dat enorm moeilijk is,” zegt hij. “Maar werkgevers moeten een cultuur ontwikkelen om te zeggen: dit kan niet. Ik neem altijd het voorbeeld van André Leysen die in de jaren tachtig wist dat hij moest herstructureren bij Agfa-Gevaert. Hij had zich voorbereid op drie weken staking, dat had hij ervoor over. Ik zeg niet dat dit altijd de beste strategie is, maar de bereidheid om de confrontatie aan te gaan, moet groter zijn dan vandaag. Als de vakbonden zeggen dat ze op straat komen, wel, láát ze dan op straat komen.”
De werkgevers zullen ook met een andere onderhandelingsstrategie moeten aanknopen. Vandeputte redeneert dat er in de komende jaren bijna geen materiële voordelen meer toegekend kunnen worden. “Ik denk dat de mensen dat ook beseffen, ze horen dagelijks over Oost-Europa en China,” legt hij uit. “Maar je moet ze iets bieden in ruil. De jongeren lopen hoog op met de levenskwaliteit. Daarom moeten de werkgevers speciale aandacht schenken aan kwalitatieve aspecten zoals vorming, loopbaanbegeleiding, de verhouding tussen professionele activiteiten en gezinsleven. Maar dat kan alleen op voorwaarde dat de vakbonden meer flexibiliteit aanvaarden dan vandaag het geval is. Ik ben ervan overtuigd dat de individuele werknemers tot meer flexibiliteit bereid zijn dan de vrijgestelden van de vakbond. De vakbonden voeren daar een achterhoedegevecht.”
In die zoektocht naar een nieuw evenwicht biedt de huidige discussie rond eindeloopbaan grote mogelijkheden. Wortel- en stokmaatregelen zijn nodig, maar volgens Vandeputte zullen ook de werkgevers de solidariteit hoog in het vaandel moeten dragen om bepaalde fundamentele hervormingen erdoor te krijgen.
Hij waarschuwt de vakbonden wel dat ze het spel eerlijk moeten spelen: “We hebben in 2000 het tijdskrediet toegestaan, onder meer omdat sommige mensen het zwaar hebben in hun werk. En dan verkopen de vakbonden het als een mogelijkheid om een half jaar eerder met brugpensioen te gaan. Sorry, dat was de bedoeling niet. Dan heb je echt geen zin meer om de volgende keer nog iets toe te geven. De vakbonden moeten weten dat dat een Pyrrusoverwinning is.”
Conservatieve vakbonden
Volgens Vandeputte dragen de vakbonden de grootste verantwoordelijkheid. “Landen als Duitsland en Nederland hebben de jongste twee jaar ingrijpende maatregelen genomen. Wij moeten ook door de zure appel bijten. Als we een goed akkoord hebben over het loopbaaneinde en over de sociale zekerheid, dan zijn we opnieuw gelanceerd. De vakbonden moeten vooral intern arbitreren of ze de voorkeur geven aan meer voordelen voor niet-actieven of aan meer jobs. Zoals ze moeten kiezen tussen meer loon of meer jobs.”
“Gewone mensen hebben weinig kaas gegeten van die grote economische analyses. Daarom hebben vakbondsleiders een verpletterende verantwoordelijkheid. Want zij weten hoe de situatie evolueert en ze kennen de analyses. Ze moeten dat verhaal verkopen aan de mensen. Als je natuurlijk stakingen en betogingen gaat organiseren terwijl je weet wat er moet gebeuren, dan maak je het jezelf moeilijk.”
Vandeputte is ongemeen scherp voor een aantal voorrechten van de vakbonden. De syndicale premie, het gebrek aan rechtspersoonlijkheid van de vakbond, de vakbond die werkloosheidsuitkeringen uitbetaalt en het statuut van de syndicale delegatie noemt hij anachronismen. “Maar ik stel vast dat niemand bereid is om daarop terug te komen,” zucht hij. “Dat geeft aan de vakbonden een positie en macht die overdreven is.”
Alain Mouton
“Gekwalificeerde bedienden zorgen voor jobs bij lagergeschoolden. Alles focussen op oudere werknemers en laaggeschoolden lost economisch niets op.”
“De bereidheid van de werkgevers om de confrontatie aan te gaan, moet groter zijn dan vandaag.”
“De individuele werknemers zijn tot meer flexibiliteit bereid dan de vrijgestelden van de vakbond. De vakbonden voeren een achterhoedegevecht.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier