Aansprakelijkheid voor producten met gebreken
In 1985 vaardigde Europa een richtlijn uit over de aansprakelijkheid van producenten voor producten met gebreken. Vandaag gaat de Commissie na hoe consumenten, fabrikanten en beroepsorganisaties staan tegenover die richtlijn.
H et Groenboek, dat het uitgangspunt vormt voor een eventuele herziening, wil zowel reacties op de principes en de toepassing van de bestaande richtlijn als op een aantal nieuwe ideeën. Suggesties worden gedaan in verband met de bewijslast, de ontheffing van aansprakelijkheid op basis van ontwikkelingsrisico’s, de verjaringstermijn van tien jaar, de verzekerbaarheid van risico’s, de verspreiding van informatie over beslechting van geschillen, de aansprakelijkheid van de leverancier, en het type goederen en schade dat door de richtlijn wordt gedekt. De auteurs geven kort hun eigen inschatting van bijna tien jaar praktische toepassing, verwijzen naar verschillen in interpretatie in de lidstaten en naar andere benaderingen van dezelfde problematiek.
Aan de hand van een aantal vragen wordt men door de bepalingen van de richtlijn geloodst en op die manier hoopt de Commissie de antwoorden, “die op feiten zijn gebaseerd”, te kunnen ordenen. De gegevens zijn niet vertrouwelijk en kunnen openbaar worden gemaakt. Wie het Groenboek wil inkijken, kan dat in alle EU-talen op de website van DG15 (Interne Markt): http://europa.eu.int/comm/dg15/en/update/consumer/99-580.htm
Nationale verschillen.
De richtlijn 85/374/EEG heeft haar doel – namelijk het op elkaar afstemmen van nationale wetsbepalingen over productaansprakelijkheid – slechts gedeeltelijk bereikt. Er blijven nog veel nationale verschillen, die de producent ervan kunnen weerhouden een product in één of meerdere lidstaten op de markt te brengen en het voor de schadelijder moeilijk maken om zijn ‘Europese’ rechten te laten gelden. De Commissie wil van de betrokkenen te weten komen waarom de nationale bepalingen nog altijd worden toegepast en of men niet zou moeten opleggen dat alleen de Europese bepalingen gelden. Of zijn afwijkingen uitsluitend toegestaan als ze strenger zijn?
En hebben de Europese producenten nu baat gehad bij de richtlijn in vergelijking met de regelingen in andere markten? Japan en Australië zouden Europa als voorbeeld hebben genomen, maar de VS – waar het rechtssysteem de klagers aanspoort om naar de rechtbank te stappen en waar advocaten werken op basis van no win, no fee – blijft grondig verschillend. In Europa geldt de aansprakelijkheid alleen voor de producent, terwijl in de VS de verkoper van het product beroepshalve verantwoordelijk is. Bij ons geldt een aansprakelijkheid van tien jaar, in de VS achttien jaar.
Europa heeft bepaald dat alleen gevallen met een schade, bij een privé-persoon, van meer dan 500 ecu (22.000 frank) in aanmerking komen. Lidstaten mogen ook de totale claim voor schade door identieke producten die hetzelfde gebrek vertonen, beperken tot een bedrag van tenminste 70 miljoen ecu. Deze clausule kan echter worden herzien.
Hard maken.
Het is aan de eiser om te bewijzen dat hij schade heeft geleden, dat het product gebrekkig was en dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de twee. Dat moet volgens de auteurs van het Groenboek ook zo blijven, maar dient het zo absoluut te worden toegepast?
De klager zal soms niet over de nodige technische kennis en informatie beschikken om zijn zaak hard te maken. De producent heeft hier duidelijk een streep voor. Hoe kan een consument het bewijs leveren als het product geconsumeerd is (drank, voeding)? Verschillende scenario’s worden voorgesteld.
Een eerste vertrekt van het vermoeden van een oorzakelijk verband. Een tweede mogelijkheid is de producent verplichten om nuttige informatie en documentatie te verschaffen en men kan van hem eisen onder bepaalde omstandigheden de kosten van het onderzoek te dragen.
Eén van de meest omstreden punten uit de richtlijn (Art 7) is de toepassing van het begrip ontwikkelingsrisico’s. Hierin wordt gesteld dat de producent van een gebrekkig product “niet aansprakelijk kan gesteld worden als hij aantoont, dat het op grond van de objectieve en meest geavanceerde stand van wetenschappelijke en technische kennis, op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken”.
Sommigen zijn van oordeel dat deze bepaling moet worden geschrapt omdat ze in de praktijk erg moeilijk te bewijzen blijkt. In landen als Luxemburg en Finland bestaat de ontheffingsmogelijkheid voor bepaalde sectoren, in Spanje voor voedingsmiddelen en in Duitsland voor de farmaceutische sector. Anderen menen dat bij weglating van de clausule, ondernemingen minder vernieuwend en innoverend zullen optreden en dat de verzekeringssector bepaalde risico’s niet meer zal willen afdekken. Daarbij vragen de stellers van het Groenboek zich af “of een risico dat te groot is voor een verzekeraar ook niet te groot is voor de consument”.
Alleen roerende goederen, met uitzondering van landbouwgrondstoffen en producten van de jacht maar met inbegrip van elektriciteit, vallen onder het toepassingsgebied, en dit alleen indien gebruikt voor privé-doeleinden. Griekenland, Frankrijk, Luxemburg, Finland en Zweden hebben de landbouwproducten wel opgenomen; België en de andere nog niet. Vraag is of de richtlijn moet worden uitgebreid naar onroerende goederen, het dekken van immateriële schade en commerciële goederen.
Consument en rechtsgang.
De auteurs van het Groenboek zijn voorts ook van oordeel dat de consument makkelijker toegang tot de rechtsgang zou moeten krijgen, dat hij ook kan eisen dat een product wordt verboden. Ten slotte worden bedenkingen gemaakt bij de introductie van de groepsvordering en de Class action, waarbij de uiteindelijke uitspraak niet alleen geldig is voor degenen die zich in groep partij hebben gesteld, maar voor allen die dezelfde soort schade hebben geleden.
Reacties op al deze bedenkingen zouden tegen eind 2000 leiden tot een aanbeveling tot herziening van de aansprakelijk voor producten met gebreken.
huib crauwels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier