75 JAAR UNIVERSITAIRE STICHTING. HERINNERINGEN. Medestanders en tegenstanders

Om de controverse of het konflikt te beoefenen, moet men in de nabijheid blijven van zijn tegenstanders en hen onderscheiden van zijn vijanden. Deze stelregel heb ik altijd in acht genomen, zowel in mijn beroepsleven in Brussel als gedurende mijn politieke loopbaan. Trouwens, het juiste kader alleen reeds geeft zulke mijmeringen in. Sta mij toe even stil te staan bij zo’n Brussels “kader” dat ik nu al decennia frekwenteer.

TOEVAL.

Dat ik sedert lang en nogal veel in de Universitaire Stichting kom, heeft in niet geringe mate te maken met de geografische nabijheid van deze klub achter de Naamse Poort. Van de selekte instelling, die dezer dagen 75 jaar bestaat, ben ik allicht het dichtstbij wonende lid : mijn Brussels adres is slechts een paar straten verder. Lange tijd werkte ik zelfs vlak tegenover de Stichting, in de Groep Lambert (waarvan ik toevallig ook het meest nabij wonende lid van de direktie was, Léon Lambert zelf uitgezonderd).

Zo kan ik verder gaan. Na Etienne de la Vallée Poussin (door zijn vrienden kortweg “le poussin” genoemd, het kuikentje) was ik immers ook het dichtstbij wonende lid van het Belgisch Parlement. En uiteraard was ik eveneens onklopbaar in de gemeenteraad van Elsene, vergaderend in het gemeentehuis dat Hôtel Malibran werd genoemd : ik woonde er vlak tegenover. Allemaal toeval, maar toch ook ingegeven door de mening dat lichamelijke aanwezigheid professionele en politieke aktiviteiten kan aanvullen en soms zelfs vervangen.

GASTHEER.

In jaren lidmaatschap behoor ik allicht niet tot de oudste leden van de Universitaire Stichting. Ik had en heb geen enkele funktie aan een universiteit, tenzij dat ik ongeveer 20 jaar geleden gevraagd werd voor een soort bestuursraad van de Sint-Aloysius Handelshogeschool (waarvoor men een nieuw lid zocht dat politiek tot de Vlaams-nationale familie en professioneel tot het huis Lambert behoorde, hetgeen de keuze beperkte).

Wel werd ik in de Universitaire Stichting reeds in 1934, als jong student, voor een gesprek uitgenodigd door een lid. Mijn gastheer was er de Oostenrijker Karl Anton Prinz Rohan. “Le prince de Rohan, ” zoals hij mij bij de ingang werd voorgesteld, bereidde voor zijn prestigieus maandblad Europäische Revue een België-nummer voor met de medewerking van Victor Leemans die ik als Leuvense student kende en die mijn naam had genoemd. België, zoals ook zijn voornaamste probleem (de politieke minderheidspositie van een demografische meerderheid), werd al in de inleiding van dat België-nummer bestempeld als “einmalig”, uniek een vaststelling waarvan de scherpzinnigheid door de 60 jaar geschiedenis sindsdien alleen maar wordt bevestigd.

TEGENSTANDER.

Ook de historicus en kabinetschef van een aantal Belgische eerste ministers, Graaf Louis de Lichtervelde, wilde kennismaken met een vertegenwoordiger van de opkomende Vlaamse generatie. Hij bezocht de Universitaire Stichting, en ik had hem gevraagd als spreker voor de Leuvense studentenvereniging Politieke Akademie. Louis de Lichtervelde wordt in de kontekst van die jaren ook wel eens gesitueerd in wat men nu omschrijft als de Konservatieve Revolutie.

De establishment-graaf kwam ons het opschrift op het Gruuthuse-huis in Brugge voorhouden : “Plus est en vous.”. Aan de ontbijttafel in de Universitaire Stichting had hij echter ook terloops gevraagd hoe het stond met het gezag van Frans Van Cauwelaert bij de Leuvense studenten. En hoewel een bekende “extremistische” tegenstander, had ik er wel over gewaakt in mijn antwoord de status van de Vlaamse staatsman niet in het gedrang te brengen.

OPINIEMAKER.

Van een historicus naar een andere historicus : Pieter Geyl uit Utrecht die, wanneer hij in de Egmontstraat op de Universitaire Stichting logeerde en er een uur tijd vrij had, mij ontbood. Ik moest alleen, zoals hierboven gezegd, de straat oversteken.

Soms verzocht hij mij één of andere Nederlandse opiniemaker, zoals hoofdredakteur Heldring van NRC Handelsblad, te begeleiden tijdens een kenningsmakingsbezoek aan België om er onze typische “problemen” te doorgronden. Geyl meende allicht dat een onderkoelde afstandelijke verwoording van de Vlaamse standpunten beter zou overkomen dan de opgewonden taal van flamingantische burgers, die de Nederlander alleen maar zouden afschrikken.

AANWEZIGHEID.

Hoeveel vergaderingen heb ik niet bijgewoond in het gebouw aan de Egmontstraat ? Vóór de oorlog reeds werkte ik er mee aan een kommissie van het Studiecentrum voor de Hervorming van de Staat, later aan het Belgisch Instituut voor de Wetenschap der Politiek. In 1991 nog leidde ik in de Universitaire Stichting de eerste vergadering van de 1 Oktober Groep, die van buiten de toenmalige PVV het opzet van voorzitter Guy Verhofstadt met zijn vernieuwende VLD-programma wilde steunen. Vandaag herinneren sommigen zich beter hun voorspelling dat dit projekt zou mislukken dan het aandeel dat ze daarin zelf zouden hebben.

De lichamelijke aanwezigheid, waarover ik het al eerder had in deze herinneringen, maakt het mogelijk zowel medestanders als tegenstanders te ontmoeten of ze in elk geval te zien, wat op zichzelf ook al iets is. Terwijl ik in de Universitaire Stichting op mijn eigen gast zit te wachten, zie ik nogal eens een aantal diverse (maar mij meestal wel bekende) francofonen diskreet passeren voor een lunch in de biblioteek. In het voorbijgaan krijg ik een handdruk, maar ik kan toch niet nalaten dan te zeggen : “Le lunch de l’état-major anti-flamand a lieu dans la bibliothèque. “

LODE CLAES

Lode Claes is voorzitter van de redaktie-adviesraad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content