Economie in de Europese periferie was hoogst onstabiel

In Griekenland werd de economie volgens professor Duchateau kunstmatig hooggehouden op basis van overdreven subsidiëring van de consumptie met Europees geld.

In Spanje was dit het gevolg van de disproportionele groei in de bouwsector, aangezwengeld door Britse, maar vooral Ierse en Duitse investeringen.

Vergeet niet dat Griekenland, Spanje en Ierland voorafgaandelijk aan de huidige crisis, spectaculaire groeicijfers konden voorleggen waardoor iedere kritiek op dergelijk beleid onmiddellijk in de kiem werd gesmoord.

Pas wanneer de toestroom van liquiditeiten plots opdroogde door de externe schok van de bankencrisis, bleek hoe instabiel deze economieën in werkelijkheid waren.

De graadmeter hiervoor stond nochtans al een tijdje op alarmniveau, met name de reële effectieve wisselkoersen. Het is immers maar een illusie dat men in een muntzone de onderlinge wisselkoersen tussen de deelnemende landen heeft gestabiliseerd.

Dit geldt enkel voor de nominale wisselkoers maar het probleem dat destijds leidde tot de frequente en destabiliserende devaluaties van Spanje, Portugal en Italië, werd enkel getransformeerd naar ophopende inefficiënties in het productieapparaat.

Dit zou al eerder tot de nodige spanningen hebben geleid en minder ingrijpende corrigerende maatregelen nodig hebben gehad indien deze sluipende ontaarding niet gedurende jaren gemaskeerd was gebleven door de specifieke locale omstandigheden in de eerste helft van de jaren 2000.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content