Wie mag klagen ?

De nieuwe solidariteitsbijdrage op bedrijfswagens treft alleen de wagens die aan werknemers ter beschikking worden gesteld. Zelfstandigen blijven (voorlopig) buiten schot.

Vier miljard frank. Dat is de opbrengst die de minister van Sociale Zaken verwacht van de patronale solidariteitsbijdrage van drieëndertig procent die sedert begin dit jaar geheven wordt op het privé-gebruik van bedrijfswagens.

Hoe de minister aan dat getal komt ? Blijkbaar gaat zij ervan uit dat er ongeveer tweehonderdduizend bedrijfswagens in België rondtoeren. En dat daarmee gemiddeld zesduizend privé-kilometers per jaar gereden worden. Samen zijn dat één miljard tweehonderdduizend kilometers (dertigduizend keer de wereld rond). Als men ervan uitgaat dat het voordeel gemiddeld geraamd kan worden op tien frank per kilometer, dan verkrijgt men een totaal voordeel van twaalf miljard frank. Drieëndertig procent solidariteitsbijdrage daarop, levert bijgevolg een recette op van een kleine vier miljard frank.

BRUTO.

Waarbij men dan wel moet bedenken dat het slechts om een “bruto”-opbrengst gaat. De werkgevers zullen de betaalde solidariteitsbijdrage immers als beroepskost in aftrek brengen. Zodat de fiscus op zijn beurt minder ontvangt. In totaal gaat het bijgevolg om een netto-opbrengst van iets meer dan twee miljard frank. Of gemiddeld ongeveer tienduizend frank netto per bedrijfswagen.

GEDEELTE.

Waar haalt de minister het getal van tweehonderdduizend bedrijfswagens vandaan ? Waarschijnlijk gaat het om een ruwe schatting. Al bij al is het niet eens zo hoog. Op de Belgische wegen rijden ongetwijfeld veel meer bedrijfswagens rond. Maar daarvan komt slechts een gedeelte voor de solidariteitsbijdrage in aanmerking. Die is immers uitsluitend van toepassing wanneer een bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld van een “werknemer” ; en dan nog slechts voor zover dat gebeurt voor zijn “persoonlijk en individueel gebruik”.

Meteen is daarmee ook de vraag opgelost wat er gebeurt wanneer een bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld van personen die het sociaal statuut van “zelfstandigen” hebben. Het antwoord is heel eenvoudig. Aangezien de solidariteitsbijdrage uitsluitend van toepassing kan zijn ten aanzien van bedrijfswagens die aan “werknemers” ter beschikking worden gesteld, hoeven “zelfstandigen” niets te vrezen.

Maar ondanks de eenvoud van deze oplossing (die trouwens al enkele maanden geleden in deze kolommen werd toegelicht) blijft de twijfel blijkbaar knagen. Getuige daarvan, de verschillende parlementaire vragen die daarover worden gesteld.

De twijfel wordt allicht ook gevoed door het feit dat de minister van Sociale Zaken in antwoord op deze parlementaire vragen niet heeft willen uitsluiten dat de solidariteitsbijdrage ook van toepassing kan zijn wanneer bedrijfswagens ter beschikking worden gesteld van bestuurders van vennootschappen. Maar om het antwoord van de minister naar waarde te kunnen schatten, moet men het wel volledig lezen. De minister voegde daar immers aan toe dat de bestuurder dan wel aan het algemeen stelsel van de sociale zekerheid van de “werknemers” onderworpen moet zijn. Of, met andere woorden, dat hij tewerkgesteld moet zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst.

A contrario volgt hieruit en daarover kan dus geen enkele twijfel meer bestaan dat de solidariteitsbijdrage niet van toepassing is of kan zijn, als het gaat om een bestuurder die niet aan de sociale zekerheid van de werknemers, maar wel aan die van de zelfstandigen onderworpen is.

GEBRUIK.

Het toepassingsgebied van de solidariteitsbijdrage is dus strikt beperkt tot de bedrijfswagens die aan “werknemers” ter beschikking worden gesteld. Voor hun “persoonlijk en individueel” gebruik. Dit wil zeggen, voor de verplaatsingen van het woon/werkverkeer, en/of voor hun andere privé-verplaatsingen (familiebezoeken, privé-boodschappen, kinderen afhalen bij de pleegmoeder, vakantiereizen enzovoort).

De heffingsgrondslag is gelijk aan het voordeel van alle aard zoals dat ten behoeve van de personenbelasting berekend wordt ; en waarbij dus ook rekening gehouden wordt met ten minste vijfduizend privé-kilometers per jaar (als en zodra er privé-gebruik is). Een minimum dat om technische redenen voor de heffing van de solidariteitsbijdrage niet uitgedrukt wordt op jaarbasis, maar wel op kwartaalbasis. Minimum duizendtweehonderdvijftig privé-kilometers per kwartaal.

DANS.

Zelfstandigen ontspringen dus de dans. En volgens de minister van Landbouw en Kmo (bevoegd voor middenstandszaken) is dat niet meer dan normaal. Volgens de minister behoort het voordeel van alle aard dat uit het privé-gebruik van bedrijfswagens voortvloeit, bij zelfstandigen immers tot de basis waarop de gewone socialezekerheidsbijdragen van de zelfstandigen berekend worden. Bijgevolg is er volgens de minister geen aanleiding om daarbovenop nog eens een bijzondere bijdrage te heffen.

REDEN.

Maar met alle respect voor de minister, die argumentatie is niet helemaal overtuigend. Als zij klopt, dan was er bij de werknemers immers ook geen reden om een solidariteitsbijdrage van 33 % in het leven te roepen.

Ter verduidelijking, een vergelijking van de regeling bij de werknemers en de zelfstandigen.

Het “persoonlijk” gebruik van een bedrijfswagen valt, zoals gezegd, uiteen in twee stukken. Langs de ene kant zijn er de verplaatsingen van het woon/werkverkeer ; dat zijn de verplaatsingen om zich van huis naar een vaste plaats van tewerkstelling te begeven en van daar terug naar huis. En langs de andere kant zijn er de andere privé-verplaatsingen ; de verplaatsingen van het eigenlijke privé-leven.

WERKNEMERS.

Bekijken we eerst de regeling zoals die bij de werknemers van toepassing was, vooraleer de solidariteitsbijdrage ingevoerd werd. Op het voordeel dat voortvloeide uit de gratis terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen waren wat de verplaatsingen van het woon/werkverkeer betreft geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd. Geen werknemersbijdragen, en ook geen patronale bijdragen. Op het voordeel dat verband hield met de andere privé-verplaatsingen (die van het eigenlijke privé-leven) waren de gewone bijdragen daarentegen wel verschuldigd.

ZELFSTANDIGEN.

Bij de zelfstandigen was en is dat wat deze laatste verplaatsingen betreft, ook het geval. Zij het dat de tariefstructuur volledig anders is. Werknemers- en werkgeversbijdragen samen belopen bijna vijftig procent. Bij de zelfstandigen is dat bijna drie tot vier keer minder ; en boven een bepaald inkomensplafond zijn in het geheel geen bijdragen meer verschuldigd.

Wat het voordeel betreft dat verband houdt met het woon/werkverkeer, was de toestand niet volledig gelijklopend. Bij de werknemers bleef het voordeel buiten de bijdrageheffing. Bij de zelfstandigen was (en is) het daarentegen wel in de berekeningsgrondslag van de sociale bijdragen begrepen.

AFTREK.

Maar dat is slechts gedeeltelijk waar. Bij de zelfstandigen worden de sociale bijdragen immers berekend op basis van het belastbaar inkomen nà aftrek van de beroepskosten. Autoverplaatsingen van het woon/werkverkeer zijn aftrekbaar tegen zes frank per kilometer. Een (zelfstandige) bestuurder die een bedrijfswagen ter beschikking krijgt voor het woon/werkverkeer, mag bijgevolg ook zes frank per kilometer onder zijn beroepskosten opnemen. Het belastbaar voordeel wordt bijgevolg op overeenkomstige wijze beperkt. Zodat het voordeel dat bij de zelfstandigen in de berekeningsgrondslag van de sociale bijdragen opgenomen wordt, alleszins niet het volledige voordeel is, maar hooguit een gedeelte ervan.

De twee regelingen liepen aldus op het vlak van de principes grotendeels parallel : volledige bijdrageheffing ten aanzien van het voordeel dat met de eigenlijke privé-verplaatsingen te maken heeft ; en geen of slechts beperkte bijdrageheffing ten aanzien van het voordeel dat verband houdt met het woon/werkverkeer.

KLAGEN.

Maar die parallel verdwijnt volledig zodra men de torenhoge tarieven in aanmerking neemt, zoals die in het werknemersstelsel van toepassing zijn. Zo bekeken, moet men eigenlijk besluiten dat er bij de werknemers niet meer, maar eigenlijk minder redenen voorhanden waren om de bijdrageheffing nog te verzwaren.

Weliswaar moeten in het werknemersstelsel sedert begin dit jaar geen gewone bijdragen meer betaald worden ; maar daar staat dan wel tegenover dat nu op het volle voordeel (woon/werkverkeer inbegrepen) drieëndertig procent patronale solidariteitsbijdragen verschuldigd zijn. Zodat de rekening die de werkgever gepresenteerd krijgt, alleszins zwaarder uitvalt.

Zelfstandigen mogen (dit keer) dus niet klagen. De werknemers (of beter, gezegd, hun werkgevers) wel. Maar blijkbaar hebben die het efficiënt klagen al lang verleerd.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content