We hebben genoeg verspild!
“Elke Belg een beetje koning.” Deze titel prijkt op het nogal flodderige brochuurtje van de federale regering waarin het Copernicusplan wordt aangekondigd. Op de meeste vragen van de bijgevoegde enquête kan iemand met een minimum aan hersenen alleen ja en nog eens ja antwoorden.
Is het Copernicusgedoe allemaal geldverspilling, zoals de oppositie beweert? Of is het verkapte regeringspropaganda in een tijd waarin openlijke Goebbelsiaanse technieken niet kosjer zijn? Wellicht moeten beide vragen gedeeltelijk positief worden beantwoord. Toch kan men zich niet van de indruk ontdoen dat de Copernicusenquête past in een brede politieke trend waarin de rol van de overheid geleidelijk opnieuw wordt gedefinieerd.
In de negentiende eeuw hadden we de Obrigkeitstaat, vooral bestemd om het land militair te verdedigen en de rijke burgerij te beschermen tegen de geproletariseerde massa. In de twintigste eeuw hadden we de Sozialstaat, die de taak op zich nam iedereen welvaart te bezorgen. En in de 21ste eeuw krijgen we langzaam de contouren te zien van de Servicestaat. Een zeer nuchter opgevat instrument dat ons voorhoudt een aantal diensten te bieden die de markt niet of minder goed zou kunnen bieden.
Kat-en-muisspel.
De Copernicus-wende over de rol van de overheid mist echter een cruciaal luik. De enquête rept met geen woord van de wijze waarop we de komende efficiënte, goed geleide, goed geoliede, snelle, alerte, apolitieke, vriendelijke overheidsservices zullen financieren. Copernicus mist een luik over de centen.
Het zou nochtans de moeite lonen de nuchtere energie, die nu wordt ontplooid rondom de serviceverlening van de staat wijder open te plooien naar onze fiscale structuren en praktijken.
Er is nood aan een nieuw fiscaal sociaal contract. De huidige relatie tussen de overheid en de gefiscaliseerde burger kan worden vergeleken met de situatie waarin twee partijen in een geschil twisten voor het bekomen van een bepaald bedrag en voor het winnen van het proces steeds meer uitgeven aan advocaten. Uiteindelijk bedragen de kosten van het geding meer dan de te winnen inzet.
De gulzige overheden van de voorbije decennia hebben hun fiscale aanslagvoeten steeds meer verhoogd, vooral op inkomsten van de minst mobiele factor, namelijk arbeid. Het kapitaal zoekt makkelijk zijn weg naar fiscaal zonniger oorden. De burger heeft zichzelf verdedigd door almaar creatiever om te gaan met belastingaftrekken en fiscale ‘constructies’. Daarop repliceert de overheid met meer controle en fiscale reparatiewetten om de vallen te dichten. Daarop repliceert de burger opnieuw met nog verfijnder snufjes van fiscale technologie. Ik hoop dat de fiscalisten het mij vergeven, maar maatschappelijk is dit kat-en-muisspel één grote verspilling. De fiscale operatie van de overheid brengt voornamelijk een gigantische verplaatsing van welvaart teweeg. Hoe groter de kost van deze verplaatsing hoe lager de netto-opbrengst van het gehele fiscale gebeuren.
De fiscale verweertechnieken die zich in dit kat-en-muisspel ontwikkelen, worden overigens niet alleen door deftige geneesheren met patrimoniumvennootschappen en in Luxemburg couponnetjes knippende tantes gebruikt. Ook het steeds aanzwellende misdaadkapitaal maakt er gretig gebruik van.
In de wereld circuleren gigantische opbrengsten van drugverkoop, mensensmokkel, wapensmokkel, diamantsmokkel, autodiefstallen… De tijd dat de misdadigers hun opbrengsten onmiddellijk verpatsten aan luxe, vrouwen en superfuiven is voorbij. Via de goed geïntegreerde financiële markten vinden ze hun weg naar propere investeringen. Het angstwekkende beeld doemt op van netjes ogende bedrijven, waarvan de raad van bestuur niet overeenstemt met de namen vernoemd in het Staatsblad, maar in werkelijkheid resideert in verborgen schuiloorden van één of andere rogue state.
New deal.
De geschetste situatie biedt ruimte voor een omvattende new deal tussen fiscus en burger die uiteindelijk een win-winresultaat moet opleveren voor alle burgers, zowel de belastingproducenten – dit zijn de werknemers, ondernemers en spaarders-kapitalisten uit de privé-sector – als de belastingconsumenten – dit zijn alle tewerkgestelden door de overheid en alle burgers met een of ander vervangingsinkomen. Beide partijen in deze fiscale new deal, fiscus en burger, moeten hun duit in het zakje doen.
De overheid moet zich verbinden tot een code van fiscaal fatsoen. De inhoud van zo’n code ligt voor de hand: een absoluut maximumplafond inzake belastbaarheid van het inkomen, bijvoorbeeld 50%, maar het mag gerust minder zijn. Voorts een fiscale regelgeving die de elementaire regels van de rechtszekerheid eerbiedigt, zoals een wetgeving die stabiel is in de tijd, een eenvoudige wetgeving waarin de aftrekken worden gereduceerd in ruil voor veel lagere aanslagvoeten en het mijden van elke vorm van retro-activiteit zoals nu het geval is met het beruchte announcement-effect.
In ruil daarvoor mag van de burger wat meer fiscaal civisme worden verwacht. Dit zou kunnen betekenen dat hij bereid is wat meer in zijn boekje te laten kijken. Bij deze fiscale new deal kunnen maatregelen zoals een vermogenskadaster, een soepeler omgaan met de bancaire discretie en een beperken van cash-transacties bespreekbaar worden. Benevens een meer effectieve inning van de (veel lagere) belastingen zouden deze betere controlemiddelen kunnen resulteren in een efficiëntere bestrijding van de georganiseerde misdaad.
Als ik in het vliegtuig stap en door die akelige controle van de metaaldetector moet, heb ik na mijn aanvankelijke weerzin, toch een gevoel van opluchting. Ook passagiers met minder goede bedoelingen worden gecontroleerd. Zo’n gevoel zouden we uiteindelijk moeten hebben bij het ondergaan van fiscale controle. Ben ik schrijvend aan het dromen of dromend aan het schrijven? Wellicht beide. Edmund Burke, dit liberaal-conservatieve vat vol wijsheid, zei het zo mooi: “To tax and to please, no more than to love and be wise, is not given to men”.
boudewijn bouckaert
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier