STAATSFINANCIEN. De opstand tegen de overheid
Iedere Belg torst een schuld van 1 miljoen frank. Hoeveel haalbare formules bestaan er om die af te bouwen ? Geen vier of vijf, maar slechts één. En die zal een razende pijn veroorzaken.
Het opeenstapelen van overheidstekorten tijdens de jongste twintig jaar heeft ons vandaag opgezadeld met een brutoschuld van 10.000 miljard frank of 136 % van ons Bruto Binnenlands Produkt. Daarmee halen we een triest rekord in de OESO. Wim Moesen, voorzitter van het departement ekonomie van de KU-Leuven en meer dan een autoriteit in deze materie, ontleedt het saneringsscenario, dat de regering thans volgt. Die schuld is de achillespees van onze ekonomie.
Wim Moesen verzet zich niet tegen de uitgestippelde weg van schuldafbouw : “Ik beklemtoon alleen de gevolgen, de niet vermoede risico’s van dat scenario. Burgers en politici hebben het probleem nu nog niet in de gaten. Maar het zal worden alsof je twintig jaar lang gaat winkelen, aan de kassa 2000 frank betaalt en daarvoor 1500 frank goederen in je mandje krijgt. Het verschil van 500, dus tussen wat je geeft en wat je ontvangt van de winkelier, hier dus de overheid, moet je er dan maar bijdenken als schuld uit het verleden. Die vlieger gaat wel heel even op, maar niet te lang. De volgende generaties zullen de Belgische overheid sterk in vraag stellen. Ze zullen verwijzen naar de hogere belastingen en wat ze daarvoor in de plaats krijgen : gaten in het wegdek, een beroerde rechtspraak… De overheid zal ten prooi vallen aan een legitimiteitskrisis. Aan de huidige sanering kleeft dus een maatschappelijk prijskaartje. De burgers kijken ook over de grenzen, naar de overheid in andere landen. De neiging tot fraude zal nog toenemen, ook bij het verlagen van de belastingdruk. Het gaat immers niet om de hoogte van die druk. Wel om het aanvoelen van dat onevenwicht. We zitten met de aflossing van de rentelasten op de loodzware schuld, akkoord. Maar die ervaart of ziet de burger niet als een publieke dienst. Hij heeft maar één heilige regel : wat je als burger geeft, moet je terugkrijgen. Een tweede gevolg van de distorsie ligt voor de hand : de toenemende spanning tussen de generaties. Want de volgende zullen moeten opdraaien voor de fouten van de vorige. “
Onze beleidsmakers hebben, met de steun van de Nationale Bank, beslist dat ze terug moet naar 3 % van het BBP tegen eind 1996. Het trajekt daarvoor ligt vast en ook het VEV gaat daarvan uit in zijn brochure “Op weg naar groei”. Maar Moesen waarschuwt : “Dit is een typische kringloopbenadering. We hebben een vrij belangrijk spaaroverschot en ook een overschot op onze lopende rekening. Dat volstaat ruimschoots om het tekort te financieren, zo luidt de algemene idee. Volgens dat makro-ekonomisch standpunt kunnen wij met die overschotten onze schuld met een “dag per dag”-strategie rustig betaald krijgen. Eenmaal echter die 3 %-norm gehaald in ’96, zitten we met een primair budgetoverschot van zowat 5 %. De overheidsontvangsten zullen dan circa 5 % hoger liggen dan de gezamenlijke uitgaven, rentelasten niet inbegrepen. “
“Dat overschot moet aangehouden worden tot ongeveer in 2015. Slechts zo halen we de tweede budgettaire norm in het Maastrichtakkoord, namelijk de totale schuld afbouwen tot 60 % van het BBP. Dat primair overschot van 5 % is nu reeds de nieuwe overheidsnorm. Twintig jaar lang zal de burger 5 % méér moeten betalen aan die overheid dan hij ervan terugkrijgt. Dat druist flagrant in tegen de opvatting van de funktie van een overheid. Hier belanden we bij de Pigouviaanse distorsie. “
PIGOU.
De Pigouviaanse distorsie, zei u ? Wim Moesen : “Pigou was een land- en tijdgenoot van de roemruchte Britse ekonoom Keynes. Hij was veel schuchterder, ja zelfs teruggetrokken, in vergelijking met zijn flamboyante kollega, die zijn makro-ekonomische ideeën vlot aan een ruim publiek kon verkopen. Maar daarom was die man zeker niet minder visionair. Keynes deed gewoon alles in makro-stijl. Pigou hield het bij mikro-denken en -handelen. Voor hem moest de staat zich niet inlaten met het herverdelen van inkomens via de sociale zekerheid of met het bijspijkeren van de konjunktuur. Wél en uitsluitend met het aanbieden van publieke goederen, die de privé-sektor niet aankan, zoals wegen, afsluitdijken, onderwijs, gezondheidszorg… Het verstrekken van publieke goederen en het prijskaartje daarvoor, de belastingen, moeten mekaar gewoon dekken. Die Pigouviaanse overheid in de enge zin is in ons land goed voor zowat 15 % van het BNP. Een primair overschot van 5 % betekent dan dat de Belg konstant 20 % moet betalen om er 15 te krijgen. Kun je dat 20 jaar lang aan de burgers vragen ? Dat gaat in tegen een gebetonneerde opvatting over de publieke financiën. Die zegt dat de burger moet terugkrijgen wat hij betaalt. Daaraan besteden we veel te weinig aandacht in het huidige scenario. We denken dat dit saneringsspoor ons niets kost. Fout, de kost ervan is kronisch, en latent, op lange termijn en niet zo zichtbaar. “
BDB
WIM MOESEN (KU LEUVEN) “De overheid moet de burger meer waar voor zijn geld gaan geven. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier