NATIONALE BANK, 21 MEI EN PREMIER DEHAENE

Zolang de Belgische gezinnen tegen de sterren op blijven sparen, kan het niet echt goed gaan met de Belgische konjunktuur. Dit blad en zowat alle onafhankelijke konjunktuuranalisten argumenteren dit nu reeds maanden. Alle wat royalere voorspellingen voor de groei van dit jaar gingen uit van een afname van de zgn. spaarquote van de gezinnen. Deze laatste blijven echter vrij doortastend méér dan 20 % van hun beschikbaar inkomen sparen.

De Nationale Bank, die het Belgische statistische apparaat thans meer dan ooit domineert, tracht nu, niet voor de eerste keer in de jongste jaren, de minder gunstige evolutie van de konjunktuur op te smukken. Startpunt van de strategie is het zwaar opkrikken van het groeicijfer van het vierde kwartaal van 1994. Volgens de NBB groeide de ekonomie in dat kwartaal t.o.v. het derde kwartaal met 1,5 % en dit op basis van seizoensgezuiverde cijfers. De NBB leunt voor die ramingen in hoge mate op de evolutie van de bedrijfsomzetten zoals die blijken uit de BTW-statistieken. Hermaakt men die berekening, dan komt men nooit boven de 1 %, d.i. de groei van het vierde kwartaal t.o.v. het derde.

Zeker een instelling als de Nationale Bank doet dingen niet zomaar. Waarom dan zo’n geforceerd cijfer voor het vierde kwartaal van 1994 ? De meest voor de hand liggende uitleg loopt als volgt. De evolutie van het BBP is van levensbelang voor de realizatie van de voorwaarden van het Verdrag van Maastricht. Zowel het lopend begrotingstekort als de overheidsschuld worden daar immers in % van het BBP uitgedrukt. Een welbepaald nominaal deficit of schuldvolume wordt dus kleiner in % van het BBP naarmate dat BBP toeneemt. Een kleiner dan voorzien BBP betekent dat men begrotingsgewijs onherroepelijk extra inspanningen moet gaan leveren om dezelfde percentages te halen.

Terwijl steeds meer voorspellers naar een prognose van 2 % groei voor dit jaar evolueren, blijft de Nationale Bank voorlopig bij haar voorspelling van 2,8 %, wat ook het regeringscijfer is (zie ook Inside). Nu is het ondertussen voor de Bank erg moeilijk geworden om in de kwartaalcijfers van dit jaar nog een gevoelige groei te leggen t.o.v. het voorgaande kwartaal : haar eigen konjunktuurindicator liep in maart voor de vierde opeenvolgende maand terug, de vooroplopende OESO-indicator liep in februari voor België beduidend sterker terug dan voor het geheel van de Europese Unie, enzovoort.

Door nu het groeicijfer van het vierde kwartaal van vorig jaar verrassend hoog op te trekken, verzekert de Nationale Bank zich, en vooral de uittredende regering, een mechanische groei voor dit jaar. Zelfs als, bij wijze van hypotese, alle aktiviteitscijfers van de vier kwartalen van dit jaar exact op het niveau van het vierde kwartaal 1994 blijven hangen, dan nog zal er dit jaar een groei van minimaal 1,4 % zijn. Het eerste, tweede en derde kwartaal van dit jaar liggen dan immers allemaal boven de korresponderende cijfers van 1994.

De Nationale Bank koos voor deze strategie omdat, zoals de kaarten nu liggen, naar buiten komen in de loop van dit jaar met aanzienlijke groeicijfers tussen b.v. het derde en het tweede kwartaal erg ongeloofwaardig zou overkomen. Op termijn ondermijnen dit soort van spitsvondigheden echter duidelijk de geloofwaardigheid van onze overheden en verhogen ze de onzekerheid. Precies die onzekerheid werkt vandaag erg negatief in op de konjunktuur.

JVO

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content