INFLATIE. Hoger of lager ?
De Belgische inflatie is onlangs op een zeer laag punt beland, juichten recente krantekoppen. Inflatie is immers schadelijk. Maar is dat wel zo ? De bewijzen dat inflatie de ekonomie schaadt, zijn verre van afdoend.
Ekonomen hebben al heel wat inspanningen geleverd om te pogen de gevolgen van de inflatie op de ekonomische groei te meten. Maar vooralsnog met weinig resultaat.
De teorie wijst vastberaden in de richting dat vooral onverwachte inflatie de groei remt. Dat veroorzaakt onvermijdelijk onzekerheid over de toekomstige evolutie van de prijzen, wat op zijn beurt dan weer een invloed uitoefent op uitgaven-, spaar- en investeringsbeslissingen. En dat leidt uiteindelijk tot een inefficiënte aanwending van financiële middelen.
Inflatie brengt echter ook nog andere kosten met zich. Ze kan een aanzienlijke herverdeling van inkomens en rijkdom veroorzaken onder meer van spaarders naar ontleners toe. En als ze op dezelfde wijze ook het sparen ontmoedigt, dan zullen de investeringen en de groei er des te meer onder lijden.
De statistische bewijzen, in tegenstelling tot de teoretische beschouwingen, zijn daarentegen veel minder sluitend. Een strooidiagram van de inflatie ten opzichte van de groei voor een aantal landen geeft alleen maar een insignifikante wirwar te zien (zie grafiek). Er kan altijd wel een ruwe trendlijn door die gegevens getrokken worden die echter, afhankelijk van het gekozen tijdstip, ofwel zal dalen (wat zou aanduiden dat inflatie slecht is voor de groei), ofwel zal stijgen (wat net het tegenovergestelde zou aantonen). Op zich biedt informatie over inflatie en groei geen duidelijke aanwijzing voor een verband tussen beide. Wat meteen de vraag oproept of de overheid en de financiële markten de inflatie niet te veel au sérieux nemen.
Vooraleer te besluiten dat ze dat inderdaad doen, moet eerst wel opgemerkt worden dat naakte cijfers over inflatie en groei helemaal geen zin hebben. De strooidiagram houdt geen rekening met een heleboel andere faktoren die een invloed hebben op groei en/of inflatie. Het is de taak van de ekonometrie om die andere faktoren te elimineren zodat hetreële verband als dat al bestaat tussen inflatie en groei bloot komt te liggen. Het hoeft geen betoog dat de lijst van faktoren die een invloed kunnen uitoefenen op de groei eindeloos is. Bovendien bestaan er verscheidene metoden om die faktoren te ziften. En dus bestaan er eindeloos veel schattingen.
HOE KLEIN IS ONSCHADELIJK ?
De jongste van die schattingen verscheen in de Quarterly Bulletin van de Bank of England en was van de hand van Robert Barro, een eerbiedwaardig ekonomieprofessor van Harvard.
De studie van Barro vermijdt zorgvuldig de gebruikelijke valkuilen. Een daarvan is het cyclisch verband op korte termijn tussen groei en inflatie. Beide hebben de neiging te stijgen tijdens periodes van hoogkonjunktuur en te dalen tijdens recessies. In een analyse die het verband tussen groei en inflatie jaar na jaar onderzoekt, kan dat het verband op lange termijn (als dat bestaat) verdoezelen. Barro ondervangt dat probleem door de inflatie en de groei te bekijken over een enkele ononderbroken periode van 30 jaar (van 1960 tot 1990) en voor meer dan 100 arme en rijke landen. Hij houdt bovendien rekening met andere faktoren die de ekonomische groei kunnen beïnvloeden.
Robert Barro heeft de cijfers zorgvuldig doorgekauwd en kwam tot de bevinding dat een stijging van de inflatie met 1 procentpunt een daling van de groei met 0,02 tot 0,03 procentpunten per jaar veroorzaakt. Helemaal onschadelijk is dat misschien niet, maar het is ook weer niet bepaald wereldschokkend.
Op basis van die schattingen offert een land met een inflatie van 100 % elk jaar tussen 2 en 3 procentpunten groei op : een enorme hoeveelheid. Maar een land dat zijn inflatie kon terugschroeven van bijvoorbeeld 7 % naar 2 % zou de ekonomische groei met slechts een tiende van een percentpunt zien stijgen. Omdat het naar beneden brengen van de inflatie zo duur is ze brengt een (tijdelijk) verlies van produktie en jobs met zich zou men het de regeringen die Barro’s cijfers ernstig nemen, kunnen vergeven wanneer ze zich afvragen of die prijs vaak niet te hoog is.
(c)The Economist
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier