Het einde van de keiretsu?
Het Japanse kapitalistische systeem wordt vaak omschreven als een alliance capitalism, een systeem waarin netwerken in allerlei vormen een centrale rol spelen. Een belangrijke vorm van netwerk is de keiretsu. Breed gedefinieerd zijn keiretsu allianties tussen bedrijven die een zekere geschiedenis delen, elkaars aandelen aanhouden, zakenrelaties met elkaar onderhouden en elkaar steunen in tijden van moeilijkheden.
Verticaal en horizontaal.
Een Japans bedrijf schakelt zich meestal zowel in verticale als in horizontale keiretsu in.
Verticale keiretsu zijn hiërarchische, sterk geïntegreerde samenwerkingsverbanden. Leden van deze keiretsu verkopen het grootste deel van hun productie aan elkaar. Voorbeelden zijn bedrijven als Toshiba en Toyota en hun toeleveringsbedrijven van de eerste en de tweede graad.
Horizontale keiretsu zijn niet-hiërarchische, losse samenwerkingsverbanden tussen bedrijven van dezelfde groep. De belangrijkste horizontale keiretsu zijn Daiichi Kangyo Bank-Itochu, Mitsubishi, Mitsui, Sanwa, Sumitomo en Yasuda.
Keiretsu zijn herkenbaar aan een aantal formele kenmerken. De bedrijfshoofden van de leden van de keiretsu ontmoeten elkaar regelmatig. Er wordt een gemeenschappelijk representatief groepskantoor onderhouden. Bedrijven groeperen zich rond eenzelfde bank en algemene handelsmaatschappij, wisselen personeel uit en maken gebruik van eenzelfde vastgoedbedrijf.
Voorbijgestreefd?
Samen met de systemen van werk-voor-het-leven en promotie op basis van anciënniteit eerder dan prestatie werden de keiretsu tot voor kort beschreven als het fundament van de naoorlogse Japanse economie en economische groei.
En samen met die twee andere eigenheden van het Japanse economische systeem worden de keiretsu nu verantwoordelijk gesteld voor alles wat misloopt met de Japanse economie. De wederzijdse steun, inherent aan de keiretsu, zou het overleven en accumuleren van inefficiënte bedrijven bevorderd hebben.
De jongste twee jaar hebben vooral de Amerikaanse tijdschriften Business Week en Fortune het einde van de keiretsu aangekondigd. Enige nuancering is hier niet misplaatst. Waren de netwerken van Japanse bedrijven totnogtoe inderdaad al te rigide? Hebben ze inderdaad bedrijven zonder toekomst toegelaten te overleven? Zijn de netwerken aldus medeverantwoordelijk voor de huidige economische crisis? Zullen de huidige trends zich doorzetten en betekent de huidige economische crisis inderdaad het einde van de netwerken?
Een tentatief antwoord op deze vragen kan men formuleren op basis van onder meer historisch-economisch onderzoek aan het Centrum voor Economische Studiën (KU Leuven). Daar zijn de netwerken van Japanse bedrijven bestudeerd tijdens de periode 1955-1995.
Een eerste luik bestudeert het gedrag van netwerken in de stabiele context van de Japanse thuiseconomie. Tot aan het begin van de jaren negentig kende de Japanse economie immers geen crisis ernstig genoeg om bestaande netwerken fundamenteel te ondermijnen. Niettemin werd vier decennia lang duchtig geherstructureerd in het Japanse bedrijfsleven. Ook faillissementen en sluitingen kwamen veelvuldig voor. Dat dit alles niet goed geweten is, ligt aan de literatuur over de Japanse economie. Die zoemt meestal in op succesverhalen in groeisectoren. De indruk bestaat echter dat Japanse bedrijven zonder toekomst – ook leden van keiretsu – vlot opgeslorpt of gesloten werden, en bedrijven met toekomst vlot geherstructureerd werden. Dit laatste gebeurde meer dankzij dan ondanks de keiretsu. Financiële steun van groepsleden vergemakkelijkt immers het een en ander. Dit toont aan dat netwerken van Japanse bedrijven aan een economische rationaliteit onderworpen zijn. Het doet ook vragen rijzen bij de al te makkelijk gelegde link tussen het bestaan van keiretsu en de huidige crisis van de Japanse economie. Misschien toont de huidige crisis net de flexibiliteit aan eerder dan de rigiditeit van de keiretsu.
Een tweede en vernieuwend luik van de studie bestudeert netwerken van Japanse bedrijven in de volatiele context van overzeese directe investeringen. Concreet gaat het om een gevalstudie van Japanse overzeese directe investeringen in Brazilië sinds 1955. Brazilië was het eerste land waar Japan na de tweede wereldoorlog op grote schaal investeerde. Voorlopige resultaten tonen ook hier de grote flexibiliteit van netwerken aan. Patronen van Japans aandeelhouderschap in overzeese Japanse bedrijven zijn variabel. Aandeelhouderschap door een Japans moederbedrijf in een overzees bedrijf geeft dat moederbedrijf niet automatisch recht op exclusieve of bijna-exclusieve zakenrelaties. Maar het overzeese bedrijf heeft ook niet automatisch recht op steun in tijden van moeilijkheden. Overzeese bedrijven zonder toekomst worden wel degelijk gesloten.
Specialiseren en uitbesteden.
Blijft de vraag of netwerken van Japanse bedrijven zullen verdwijnen. De fundamentele reden waarom Japanse bedrijven geïnteresseerd zijn in netwerken en samenwerkingsverbanden is dat Japanse bedrijven meer dan Europese of Amerikaanse gespecialiseerd zijn en een aantal bedrijfsfuncties hebben geëxternaliseerd. Bedrijven als Toshiba en Toyota specialiseren zich in design en assemblage en laten de productie van onderdelen op grote schaal over aan toeleveranciers. De meeste Japanse bedrijven laten ook de aankoop van grondstoffen en de binnenlandse en buitenlandse verdeling van afgewerkte producten over aan gespecialiseerde of algemene handelsmaatschappijen. Deze realiteit blijft nu en ook na de economische crisis bestaan en daarmee dus ook de nood aan netwerken. De vraag luidt dus niet: zullen netwerken van Japanse bedrijven verdwijnen? Maar wel: welke nieuwe vorm zullen die netwerken aannemen?
henri delanghe
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier