Handen af van de euro

De euro zakte in de laatste dagen van januari door de psychologische grens van pariteit met de dollar. Sedert haar invoering op 1 januari 1999 verloor de munt ongeveer 17% van haar waarde tegenover de Amerikaanse dollar. Terwijl we vroeger nog met enige rechtmatigheid konden wijzen op het feit dat de zwakke euro het spiegelbeeld was van een (al te) sterke dollar, kunnen we ons de jongste weken niet meer van dat argument bedienen. Ook tegenover de yen en het Britse pond is de euro nu fors achteruitgegaan.

Onder de internationaal belangrijke munten staat de euro nu gebrandmerkt als het zwakke broertje. Alle analisten, voorspellers en politici die voorspelden dat deze nieuwe munt zich onmiddellijk als een sterke munt zou gedragen, naar het voorbeeld van de Duitse mark, bevinden zich vandaag in een weinig comfortabele positie. Steeds meer stemmen gaan op om tussen te komen op de internationale markten en de koers van de euro te ondersteunen. Ook Guy Quaden, gouverneur van de Nationale Bank van België, meent dat het stilaan tijd wordt om over te gaan tot steunoperaties.

Beleidssuggesties zoals die van Quaden houden in dat de Europese Centrale Bank (ECB) inzake monetaire politiek het geweer van schouder zou veranderen. Tot nu toe hield de ECB alleen maar de interne prijsstabiliteit in de gaten en richtte haar monetair beleid op die doelstelling. Nu weerklinkt dus steeds luider de vraag of de ECB zich ook de wisselkoersstabiliteit tot doel moet stellen. Heeft dit zin? Een korte vraag vereist een kort antwoord: Nee. Waarom? Omdat een beleid dat op een vaste wisselkoers is gericht, meestal de interne prijsstabiliteit ondermijnt. Zowel inflatie als deflatie kunnen het gevolg zijn.

De ECB legt de pleidooien om de zwalpende euro weer op koers te helpen best naast zich neer. De prijsstabiliteit binnen de Economische en Monetaire Unie (EMU) moet alfa en omega blijven voor de ECB. Binnen de eurozone hangt er duidelijk een versnelling van de inflatie in de lucht. Volgens een prognose die het Britse weekblad The Economist publiceerde, lopen binnen de eurozone de consumptieprijzen dit jaar met 1,5% op, tegenover 1,1% in 1999. De evolutie van de groothandelsprijzen geeft evenwel aan dat mogelijke afwijkingen nog hoger liggen. Het voorbije jaar namen die groothandelsprijzen toe met 3% en in de voorbije drie maanden zelfs met 5,8% op jaarbasis.

De ECB kan de prijsevolutie uiteraard niet op rechtstreekse wijze beïnvloeden. Zij kan dit wel onrechtstreeks doen door de evolutie van de geldhoeveelheid, en dus ook de evolutie van de kredietcreatie te beïnvloeden. Ook hier moet het beleid op de rem gaan staan. De geldhoeveelheid in ruime zin stijgt op dit moment op jaarbasis met iets meer dan 6%. De geldhoeveelheid in enge zin neemt dezer dagen zelfs toe met ruim 12% op jaarbasis. Tenzij de omloopsnelheid van het geld, dat wil zeggen het aantal malen dat de geldhoeveelheid op één jaar tijd doorheen het economisch systeem stroomt, spectaculair zou dalen, zit een verdere stijging van de inflatie er nu al aan te komen.

Een belangrijk punt hierbij is dat de periode die verstrijkt vóór monetaire expansie zich vertaalt in concrete prijsverhogingen, erg variabel is. Men mag bij dit alles niet uit het oog verliezen dat inflatie altijd en overal een monetair fenomeen is. Sterke stijgingen in lonen of grondstoffenprijzen en/of drastische devaluaties kunnen wel een tijdelijke opstoot van de inflatie veroorzaken, maar zonder langdurige expansie van de geldhoeveelheid kan zich geen structurele inflatie voordoen. De economie kent weinig wetmatigheden, maar dit is er één.

Enige verstrakking van het monetaire beleid binnen de eurozone dringt zich dus stilaan op. Een dergelijke ingreep is ook een belangrijk signaal voor de loononderhandelaars. Vooral in Duitsland liggen op dit vlak eisen op tafel die niet bevorderlijk kunnen worden genoemd voor de economische groei en de jobcreatie. Zoals vroeger de Bundesbank geregeld deed, zou ook de ECB nu met een verstrakking van het monetaire beleid kunnen aangeven dat ze niet van plan is de prijzen te laten beïnvloeden door onverantwoorde loonsverhogingen. Dat als gevolg van de hogere rentevoeten – een onvermijdelijk gevolg van monetaire afremming – de euro wat aantrekt, is dan (misschien) meegenomen. Het zou echter fout zijn tot renteverhogingen over te gaan als gevolg van de daling van de euro.

johan van overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content