De magische revolutie
Oostenrijk komt van ver. In twintig jaar tijd, met het grote wijnschandaal van 1985 als scharnierpunt, zette het zijn wijnen op de wereldkaart. En vandaag heeft Oostenrijkse wijn een duidelijke eigen stijl.
In 1985 kwam een grootscheepse fraude aan het licht. Laboratoriumonderzoek in Duitsland en Oostenrijk wees uit dat veel goedkope halfzoete Oostenrijkse en Duitse wijnen diethyleenglycol oftewel antivries bevatten. Diethyleenglycol is sterk stroperig en maakte de dunne, schrale wijnen van die tijd voller en warmer. Hetzelfde resultaat zag je in Italië, waar sommige malafide wijnmakers zelfs zeer giftige methylalcohol aan de wijn toevoegden. Er stierven in Italië meer dan twintig personen na het drinken van deze vergiftigde wijn. In Oostenrijk en Duitsland kwam het niet zo ver, maar de ontdekking van de fraude betekende een duidelijk scharnierpunt in de Oostenrijkse wijnbouw. België speelde daarin een fundamentele rol: ons land reageerde zeer streng met een onmiddellijk invoerverbod voor Oostenrijkse wijn.
De fraude die in 1985 aan het licht kwam, vormde het hoogtepunt van een situatie die al sinds de Tweede Wereldoorlog was scheefgegroeid. Na 1945 kwam het er in de landbouw immers op aan zoveel mogelijk te produceren. Oostenrijkse wijnbouwers oefenden hun beroep niet fulltime uit, maar teelden ook groenten en fruit. Dat betekende onder meer dat hetzelfde gereedschap voor op het veld ook in de wijngaard moest dienen en dat de stokken dus verder uit elkaar moesten staan om de tractoren toe te laten. Er werd daartoe een heel nieuw aanplantsysteem ontwikkeld, het Lenz-Moser-systeem, naar de gelijknamige wijnbouwer. In dat systeem werden de rijen druivenstokken verder uit elkaar geplant en werd via een aparte hoge snoeiwijze de wijnstok gestimuleerd om veel druiven op te brengen die mechanisch eenvoudig konden worden geoogst.
Het resultaat waren vaak dunne, onrijpe wijnen. Het bladerdek was te klein om voor voldoende fotosynthese te zorgen en doordat de druiven zo hoog boven de grond hingen, konden ze niet profiteren van de opstijgende warmte uit de grond. Veel wijnbouwers verkochten hun wijn in bulk aan handelaars, die zelf de wijn bottelden en waarvan sommigen dus ook antivries eraan toevoegden.
Mentaliteitswijziging
1985 zorgde voor een mentaliteitswijziging. Vooral de jonge generatie wijnbouwers van toen wilde de klemtoon leggen op kwaliteit en ging op zoek naar een eigen stijl. Dat vergde tijd.
De eerste stap was het bijna exclusief werken met autochtone druivensoorten. Terwijl vóór 1985 vooral witte wijnen werden gemaakt van de veel opbrengende druiven- soorten grüner veltliner en vooral de minderwaardige Duitse müller-thurgau, kwamen nu in een aantal gebieden meer de autochtone rode soorten zweigelt, blaufränkisch en sankt laurent naar voor. Dat was een eerste belangrijke stap. Maar van een eigen stijl was lang nog geen sprake. Eind jaren negentig vonden wij in veel Oostenrijkse rode wijnen een nieuwewereldsmaak terug. Ze waren dik, stroperig en alcoholisch, met veel extractie en pruimenfruit.
Sinds een jaar of vijf is dat anders en tijdens een aantal bezoeken vorige maand schrokken wij van de grote verfijning die je vandaag op Oostenrijkse topdomeinen vindt. Veel wijnbouwers zijn zich eindelijk bewust van hun eigenheid. Dat uit zich ook in de wijngaarden zelf. Meer en meer wijnbouwers telen hun druiven biologisch. Dat betekent meer werk in de wijngaard en dus ook een nauwere band met de druiven, bijna filosofisch. Die nauwere band leidt bijna automatisch naar meer kwaliteit.
Verfijning
Deze evolutie is bijna in alle wijnbouwgebieden in Oostenrijk dezelfde. Hoewel er in totaal niet minder dan zeventien verschillende wijnbouwgebieden zijn, spannen er volgens ons slechts drie de kroon.
De Wachau, ongeveer 50 km ten noordwesten van Wenen, is het meest klassieke gebied. Langs de zuidelijke oevers van de Donau – hier de Danube genoemd – vind je rieslings en grüner veltliners op steile hellingen. Deze wijnen zijn nog het best vergelijkbaar met wat we kennen uit Duitsland: strak, mineralig en met een bijna eeuwig bewaarpotentieel. Er zijn veel goede producenten, maar de top bestaat ongetwijfeld uit het viertal F.X. Pichler, Franz Hirtzberger, Prager en Emmerich Knoll. In de Wachau heeft er nooit echt een revolutie plaatsgevonden. Ze produceren hier – door de besloten ligging langs de Danube vrij afgeschermd – al eeuwenlang hetzelfde type wijn.
Anders is het in het meer zuidelijk gelegen Burgenland, het thuisland van de rode wijn. Burgenland ligt van noord naar zuid uitgespreid langs de grens met Hongarije. De autochtone rode druivensoorten zweigelt en blaufränkisch vieren er hoogtij, sinds kort bijgestaan door pinot noir, die momenteel aan een wereldwijde boom bezig is. Het merendeel van de wijnen had tot voor kort een uitgesproken gestoofd karakter: dik, overrijp zwart pruimen- en kersenfruit, verbrand door te veel nieuw hout en met een vrij beperkte houdbaarheid. Die stijl is nu bijna helemaal verdwenen. Topproducenten als Gernot Heinrich en Josef Pöckl maken zowel in monocépage als in assemblage wijnen met een geconcentreerde finesse. Dat past zeer goed bij deze autochtone duivensoorten, die wijnen voortbrengen met een genereus diep fruitkarakter. In een assemblage worden zweigelt en blaufränkisch soms aangevuld met de internationale merlot en in mindere mate cabernet sauvignon.
Voor ons de interessantste regio is Südsteiermark, in het zuidoosten van Oostenrijk, tegen de grens met Slovenië. Dit gebied wordt vaak het groene Toscane van Oostenrijk genoemd, door zijn kleine steile heuvels en rijen cipressen. Op deze steile hellingen staan vooral witte druivensoorten, waaronder chardonnay – hier morillon genoemd – en sauvignon blanc. Het is deze laatste die op dit moment misschien wel de beste wijnen van Oostenrijk voortbrengt. Südsteiermark sauvignon blanc is een wijn met wereldklasse. Deze wijnen combineren de oude en de nieuwe wereld op een wonderbaarlijke wijze: enerzijds hebben ze de aromatische structuur van de moderne kruidige sauvignon blancs uit Nieuw-Zeeland, terwijl ze anderzijds de strakke aciditeit en mineraliteit hebben van een Duitse of Oostenrijkse ries- ling. Hun bewaarpotentieel is groot. Wij proefden vorige maand een sauvignon blanc van 1997, van het topdomein Sattlerhof. Hij was nog piepjong en strak, met uitgesproken aroma’s van dille en asperges. (T)
Door Filip Verheyden
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier