Dan toch harmonisering?
Sinds 1 juli is Frankrijk voorzitter van de Europese Unie. Samen met België, dat op 1 januari 2001 de stoel overneemt, stelden onze zuiderburen een prioriteitenlijst voor de komende achttien maanden op. Bovenaan de agenda staat de directe fiscaliteit. Beide landen voelen zich gesterkt door het recente akkoord over het spaarwezen op de Top van Feira (Portugal) van 20 juni. Ondertussen voert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) haar strijd tegen de belastingparadijzen op. “Op termijn evolueren wij onvermijdelijk naar een fiscale convergentie,” zegt Jan Roels, tax partner bij Arthur Andersen. “Europa streeft naar een interne markt, waar vrije competitie heerst, maar opereert voorlopig nog in een explosief vacuüm. Zonder gemeenschappelijke richtlijnen in directe belastingen ontstaat een vrijheid om nergens nog belasting te betalen.”
Trends. Tot ieders verrassing legden de Europese leiders vorige maand in extremis een kalender voor de fiscaliteit op spaargelden vast. Gaat het er dan toch van komen?
Jan Roels (Arthur Andersen). De laatste jaren woedt in Europa een fundamentele discussie over fiscale harmonisering of coördinatie. Frankrijk en Duitsland pleiten voor één uniform belastingsysteem met dezelfde tarieven. Groot-Brittannië staat sterk op het behoud van haar fiscale autonomie, terwijl Luxemburg en Oostenrijk onder geen beding hun bankgeheim willen prijsgeven. Door het vetorecht van de lidstaten is in deze discussie tot nu toe nog niet veel vooruitgang geboekt.
Ondertussen zijn de diverse staatshoofden wel overeengekomen het fiscale dossier in zijn geheel aan te pakken. Het debat spitst zich voortaan toe op drie voorstellen, die met elkaar verbonden worden: een minimale bronheffing op spaargelden, een fiscale gedragscode en een belasting op grensoverschrijdende royalty’s. Nu er een precair compromis over het moeilijkste dossier – het spaarwezen – bestaat, lijkt de horde definitief genomen. Eindelijk ligt de weg open voor de politieke discussie over een fiscale gedragscode om concurrentievervalsing te bestrijden.
Ook de Oeso maakte vorige maand een lijst van 35 schadelijke belastingparadijzen bekend. Is dat vooropgezet spel?
Al voor Mario Monti – de voormalige EU-commissaris voor Fiscaliteit, vandaag bevoegd voor concurrentiebeleid – zijn plannen over een fiscale gedragscode in 1996 bekendmaakte, startte de Oeso haar onderzoek naar bedenkelijke belastingregimes.
Met het oog op het streven naar een echte, vrije markt krijgt de geïndustrialiseerde wereld het immers steeds moeilijker met witwaspraktijken. In vele gevallen lopen de geldstromen van de fiscale fraude parrallel met die van de georganiseerde criminaliteit. In beide gevallen speelt het bankgeheim een cruciale rol. Hoewel oorspronkelijk ontstaan om te voorkomen dat ondemocratische regeringen onrechtmatig beslag zouden leggen op het geld van hun onderdanen, fungeert het instrument nu meer als dekmantel voor malafide praktijken.
Het pobleem is dat de voluntaristische Oeso geen supranationale bevoegdheden heeft. De organisatie kan wel dreigen met sancties – zoals het stopzetten van bancaire transacties en/of steun aan de veroordeelde landen – maar dat recht komt enkel de diverse regeringen toe. Natuurlijk schaadt het figureren op een zwarte lijst het imago van een natie, maar dat is lang niet voldoende om gangsters te ontmoedigen. Integendeel, zonder afdoende maatregelen groeien zulke lijstjes uit tot alternatieve gidsen voor bankieren in het duister.
Allemaal niets nieuws onder de zon?
Nee, maar los van de morele terechtwijzing treedt nu de Europese Raad op. Op 1 december 1997 gaf dit hoogste machtsorgaan de opdracht aan de Primarolo-werkgroep een gedragscode op te stellen om fiscale concurrentievervalsing tussen de lidstaten te vermijden. Uit een inventaris van 280 preferentiële regimes kozen de specialisten 66 verdachte maatregelen (waaronder de Belgische coördinatie- en distributiecentra). Opvallend is wel hoe goed Frankrijk – de huidige voorzitter van de Europese Raad – de dans uiteindelijk ontsprong, hoewel het land sterk aanwezig was op de oorspronkelijke lijst.
Gezien het fiscale vetorecht van de lidstaten, is het nog lang niet zeker dat de geviseerde voordelen afgeschaft zullen worden. Maar de Europese Unie heeft een stok achter de deur: het Verdrag van Amsterdam. Deze supranationale grondwet verbiedt discriminatie of fiscale staatssteun die een eerlijke competitie in de weg staat. Bovendien wordt de bevoegde EU-commissaris niet belemmerd door de unanimiteitsmaatregel om concrete maatregelen te nemen. Ook hoeft Monti zich niet te houden aan de definitieve Primarolo-lijst. Het gevolg is dat de diverse regeringen nu al de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen bij het toekennen van nieuwe fiscale voordelen.
Toch veroordeelt het Europees Hof van Justitie steeds meer fiscale maatregelen van de lidstaten als inbreuk op de vier fundamentele vrijheden.
Op 8 juni oordeelde de advocaat-generaal van het Hof de beperking van verliesrecuperatie door een Belgische vennootschap met een vaste inrichting in Luxemburg – in casu investeringsmaatschappij Amid – als strijdig met het Verdrag van Amsterdam, dat een vrije vestiging waarborgt. Als je deze redenering doortrekt, komen discriminerende bepalingen over pensioenverzekering, onderkapitalisatie, fiscale groepsconsolidatie en vermogensbelasting in nationale wetgevingen of belastingverdragen binnen de Europese Unie op de helling te staan. In die zin dwingt het Europees Hof van Justitie de lidstaten dringend werk te maken van een fiscale convergentie. Anders verliezen de overheden een belangrijke bron van inkomsten.
eric pompen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier