5 OF 25 IN ’97 ?
Een van de prettige en omslachtige bijkomstigheden van het journalistenschap is het modereren. Werkgeversverenigingen, semi-politieke associaties, studentenclubs, Jaycees, Prince-vrienden vragen aan een “gezaghebbende” naam, kop, stem om de hanen achter het groene laken uit mekaars snavel te houden. Veel dergelijk dienstbetoon laat geen afdruk na in het geheugen. Eén zo’n diplomatenrol in 1996 deed dat omwille van het originele thema en omwille van het heerlijke credo van de panelleden. Voor kort modereerde ik een West-Vlaams VKW-colloquium over “Vijf redenen tot ondernemersoptimisme”. De rit naar Tielt was een voorbereiding op een tobberige gedachtenwisseling over het geblokkeerde vaderland, de nieuwste grieven, de hopeloosheid. Zouden de vijf deelnemers ooit vijf redenen tot ondernemersoptimisme bij mekaar willen (kunnen) harken ?
De vergadering werd crème de la crème. In discussie gingen vier ondernemers en een kabinetschef-hoogleraar. Niet vijf redenen tot optimisme werden opgesomd. Na 120 minuten discussie en tussenkomsten vanuit de barstensvolle zaal waren er vijfentwintig (25). De nachtelijke terugreis naar Antwerpen was euforisch door BRT 3 en door de geloofsverklaring van de basis : ondernemen kan en ondernemen moet, zelfs als een federale regering en een Vlaamse regering de moed en de bekwaamheid missen om snel de beste omstandigheden te creëren voor groei en tewerkstelling. De klemtoon ligt bij snel ; ze doen wel wat, maar ze doen zoveel en zo laat.
Als oppepper voor 1997 (“Gelukkig Nieuwjaar” trouwens) hier de 25 redenen van de 5 van Tielt : de technologie schiet wortel in Vlaanderen, de talenkennis blijft, de omgang met vreemde culturen verbetert, de werklust is krachtig, de infrastructuur mag er zijn, de nieuwe informaticatechnologie dringt door, de 40-minners kunnen ermee omgaan, de kmo’ers leren communiceren met hun klanten, een sfeer van samenhorigheid bestaat in veel bedrijven, de Vlaamse werkgevers durven eindelijk allianties aangaan, de cycliciteit van de economie wordt herkend en verwerkt in de bedrijfsstrategie, onze mensen blijven uitstekende werkers, de Vlaamse bewindslui geven kansen aan een nieuwe bestuurlijke cultuur (nuchter, competent, op zijn Hollands), de ondernemers van hier willen verder reizen dan ooit voor nieuwe markten en nieuwe klanten, schoorvoetend en duidelijk groeit de sympathie voor deregulering en liberalisering bij de overheid, de wereldeconomie fleurt op en wij voelen het, de kostencompetitiviteit verbetert, goede toekomstige managers studeren af bij de Vlerick School voor Management en gelijkaardige centra, het ambitieniveau van de ondernemers stijgt, de regering erkent de noodzaak van de gezondheid van de ondernemingen, de afstand tussen de bedrijven en de universiteiten versmalt, uit onze bodem springen nieuwe producten en diensten, de permanente vorming wordt ernstig genomen, de zakelijke samenwerking met de onmiddellijke buren in de grensgebieden toont dat een pragmatisch Europa kan. Exact 25 redenen, u kan ze natellen.
Van waar komt die frisse en moedige kijk ? Uit de levende ethiek en het idealisme van de ondernemers in Vlaanderen. Wie de lafheid en de zieligheid van velen in de Belgische politiek vaststelt, en alle hoop opgeeft dat de rotzooi kan opgeruimd geraken, wordt overweldigd door een tegenkracht : de vitaliteit en de nuchterheid van de entrepreneurs aan de basis. Journalist zijn in de Wetstraat is de meest naargeestige specialiteit van de Belgische verslaggeving. Journalist zijn tussen de ondernemers is een van de meer hoopgevende specialiteiten.
OK, business is vandaag niet (nooit trouwens) gehuld in een geur van heiligheid. Ondernemingen die verplicht zijn om te overleven in de wereldeconomie worden bekritiseerd, zonder veel dossierkennis, dus bruut en onnozel, omdat ze moeten afslanken. (Hebben de criticasters al eens ooit iemand ontslagen ? Dat is traumatiserend. Enkel een onmens doet het graag.) Oproepen voor meer maatschappelijke betrokkenheid van de ondernemingen, van meer gevoeligheid voor de primaire stakeholders (ondernemers, managers, kapitaalverschaffers, werknemers, leveranciers, afnemers) en de secundaire stakeholders (plaatselijke winkels, verenigingen, kerken, scholen, lokaal bestuur) steken mekaar in wolligheid de loef af. Het vrije ondernemen wordt belegerd door mensen die willen dat de bedrijven aardiger, vriendelijker, minder betrokken bij de bottom line zijn.
Wie balsem wil tegen het modieuze geneuzel, moet tijdens de heerlijke uren tussen kerst en nieuwjaar, het nieuwste boek van de Amerikaanse theoloog Michael Novak lezen (“Business as a calling”). Zonder zoeterigheid en oecumenisch toont Novak aan hoe ondernemers geroepen worden voor hun maatschappelijke taak, zoals geneesheren, kerkmensen en humanitaire helpers : “All are trying to live fulfilled lives, eager to mix their own identity with their work and their work with their identity. They want more satisfactions from work than money”. 95 % van de ondernemers is een positieve maatschappelijke kracht. Ook in ’97, ook in dit land.
FRANS CROLS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier