Michel Maus

‘Zouden de kopers van een nieuwe elektrische wagen zich vragen stellen of hun premie van 5.000 euro wel noodzakelijk is?’

Michel Maus Advocaat en hoogleraar fiscaal recht aan de VUB

Als we ons maatschappelijk model willen vrijwaren, dan moet er hervormd worden. Dat wordt pas mogelijk als we in staat zijn onszelf ter discussie te stellen en niet enkel inspanningen van anderen verwachten.

Afgelopen week werden we geconfronteerd met bijzonder slecht budgettair nieuws. Nadat Minister van Financiën Vincent Van Peteghem had meegedeeld dat er een akkoord was bereikt over nieuwe Europese begrotingsregels, waardoor ons land de komende legislatuur 30 miljard euro zal moeten besparen, kwam het Planbureau met het bericht dat het begrotingstekort, zonder ingrijpen, tegen 2029 zal stijgen tot 39 miljard euro.

Nochtans lijken weinigen zich daar zorgen over te maken. In dezelfde week kwam het bericht dat de Vlaamse overheid het budget van de premie van 5.000 euro bij de aankoop van een elektrische wagen heeft opgetrokken van 20 naar 26 miljoen euro, 12 miljoen euro subsidie uittrekt voor de organisatie van techfestivals en een niet nader genoemde som op tafel heeft gelegd om samen met de KU Leuven het meesterwerk De humani corporis fabrica van Vesalius te kopen voor 1,8 miljoen dollar. En Van Peteghem kwam met het voorstel weer een fiscaalvriendelijke staatsbon op de markt te brengen.

Moeten we in deze barre budgettaire tijden niet verder kijken dan onze neus lang is? Zouden de kopers van een nieuwe elektrische wagen zich vragen stellen of hun premie van 5.000 euro wel noodzakelijk is? Zouden de techfestivalorganisatoren zich de vraag stellen of hun festival ook zonder Vlaamse steun financieel zou draaien? En zou men zich bij de KU Leuven de vraag stellen of men niet beter voor privésponsoring had gezorgd?

We kunnen moord en brand blijven schreeuwen over de lamentabele staat van de begroting, maar als puntje bij paaltje komt, wil niemand de rekening betalen. Ik hoor het graag, dat er een fiscale hervorming moet komen en een kerntakendebat. Tot er voorstellen op tafel komen en lobbygroepen misbaar maken over het feit dat bepaalde fiscale gunstregimes of subsidies bijgestuurd of afgeschaft zullen worden. Dan is het plots ‘don’t tax you, don’t tax me, tax that fellow behind the tree’. En politici, die aan hun electorale achterban moeten denken, schieten in een kramp, want ‘mates don’t tax mates’, zoals de voormalige Australische premier Tony Abbott heeft gezegd.

Als iedereen blijft pleiten voor fiscale incentives en overheidssubsidiëring, dan offeren we onze toekomst op voor het heden.

Wie is verantwoordelijk voor de lamentabele staat van het land? Alleen de politiek of moeten we onszelf ook ter discussie stellen? Moeten we het normaal vinden dat we kunnen genieten van fiscale voordelen die een ander niet heeft? Moeten we het normaal vinden dat telkens als de overheid passeert, we met de handen open staan? Als iedereen blijft pleiten voor fiscale incentives en overheidssubsidiëring, zonder rekening te houden met het bredere maatschappelijke verhaal, dan offeren we onze toekomst op voor het heden.

Als we ons maatschappelijk model willen vrijwaren, dan moet er hervormd worden. Dat wordt pas mogelijk als we in staat zijn onszelf ter discussie te stellen en niet enkel inspanningen van anderen verwachten. Is het niet logisch dat we accepteren dat we langer moeten werken, dat we meer remgeld of collegegeld moeten betalen, dat we minder subsidies krijgen en dat huurinkomsten en meerwaarden op aandelen belast worden? Op die vragen moet de politiek een antwoord bieden.

Dat is niet vanzelfsprekend. Staatssecretaris voor Begroting Alexia Bertrand liet onlangs op X weten dat de federale overheid in 2022 voor 167 miljard euro aan inkomsten heeft verkregen, waarvan 78 miljard naar de deelstaten is gegaan, 50 miljard euro naar de sociale zekerheid, 18 miljard naar rentelasten en Europa en slechts 19 miljard is overgebleven voor de kerntaken zoals politie, defensie en justitie, terwijl daar 37 miljard euro voor nodig was. Meteen wordt duidelijk dat een substantiële budgettaire besparing een aartsmoeilijke oefening wordt.

Iedereen, burgers en bedrijven, moet beseffen dat er inspanningen moeten worden geleverd. Of om het met de woorden te zeggen van George Washington, de eerste president van de Verenigde Staten: ‘We must consult our means rather than our wishes.’

De auteur is advocaat en hoogleraar fiscaal recht aan de VUB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content