Helikopters… en veel lucht

Het Hof van Cassatie buigt zich momenteel over de vraag of er bij de aankoop van 46 Agusta-helikopters in 1988 al dan niet sprake was van schriftvervalsing en corruptie. Het doet ons bijna vergeten dat Economische Zaken toentertijd een “lichte voorkeur” had voor de Italiaanse helikopterbouwer omwille van de door Agusta beloofde economische compensaties en investeringen. Over die compensaties is het laatste woord nog lang niet gezegd. Net zomin trouwens als over de hoogte – of laagte – van de boetes die Agusta nadien kreeg voorgeschoteld.

Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: het proces dat momenteel voor het Hof van Cassatie wordt gevoerd – en dat een antwoord moet geven op de vraag of er bij de toewijzing in 1988 van 46 lichte helikopters aan de Italiaanse producent Agusta al dan niet sprake was van schriftvervalsing of corruptie -, zal zeker niet het laatste Agusta-proces zijn. Wellicht komen er nog twee, misschien zelfs drie of vier Agusta-processen.

Zo heeft de Italiaanse helikopterbouwer een procedure ingeleid om de boetes te recupereren die door de Belgische staat werden geïnd wegens het laattijdig leveren van zijn 46 A-109-helikopters. Eerder spande Agusta al een rechtszaak aan tegen de Belgische staat nadat die beslag had gelegd op de bankgaranties die de Italiaanse onderneming had neergelegd. De overheid vindt dat Agusta zijn beloften inzake economische compensaties en investeringen onvoldoende is nagekomen, terwijl de verdediging van Agusta “kwade trouw” inroept in hoofde van de partner.

In een poging om haar verplichtingen tegenover de Belgische staat na te komen, had de Italiaanse onderneming uitstel gevraagd aan het ministerie van Economische Zaken. Ondanks onderhandelingen over een nieuwe termijn, zou de staat – volgens de Italianen – plots zijn houding hebben gewijzigd en Agusta via de bankkredieten boetes hebben opgelegd. “We hebben inderdaad gediscussieerd met Agusta over een eventuele verlenging van de termijn om de investeringen en compensaties door te voeren,” geeft Jacques Jacobs, directeur van het departement Defensie en Technologie op het ministerie van Economische Zaken, toe. “Maar we hadden de indruk dat Agusta alleen tijd wou winnen. We hebben dus de bank aangesproken vooraleer de voorziene termijn was afgelopen.”

Chocolade voor de soldaten

Het mechanisme van de compensaties is altijd al bijzonder ingewikkeld geweest in België. Niet alleen worden compensaties onderverdeeld in drie strikt hiërarchisch gescheiden categorieën ( directe compensaties, semi-directe compensaties en indirecte compensaties), bovendien moeten ze ook nog eens geografisch worden verspreid, omdat dat nu eenmaal zo hoort in een federale staat.

Op de erg lucratieve helikoptermarkt werd in 1988 duchtig aan opbod gedaan. Om de bestelling in de wacht te slepen, verbond Agusta zich ertoe een economisch compensatieprogramma uit te voeren dat neerkwam op een bedrag van 5,3 miljard frank, dat was 73% van het totale bedrag van de bestelling (7,3 miljard frank) en verdeeld over 16% directe compensaties, 30% semi-directe compensaties en 27% indirecte compensaties.

In december 1996, aan het einde van de termijn die was voorzien voor de uitvoering van dat programma, maakte het ministerie van Economische Zaken de rekening. Economische Zaken stelde teleurgesteld vast dat de compensaties maar 4,1 miljard frank bedroegen, of 56% van het totale bedrag van de bestelling. Omdat de directe compensaties betrekking hadden op de aanmaak van de helikopters die het voorwerp uitmaakten van de bestelling (en waarbij Belgische firma’s optraden als toeleveringbedrijf of leverancier), moest de winstderving worden gezocht aan de kant van de semi-directe (goederen en diensten die identiek of gelijkwaardig zijn aan degene die het voorwerp uitmaakten van het contract, maar bestemd waren voor derde markten) en de indirecte compensaties (goederen en diensten die geen verband houden met de uitvoering van het contract).

De sanctie

nam de vorm aan van een boete gelijk aan een tiende van de waarde van de niet uitgevoerde verplichtingen, hetzij 125,3 miljoen frank, die de Belgische staat afnam van de bankgaranties die ten tijde van de ondertekening van het contract werden gegeven.

“Het ging om een garantie die op eenvoudig verzoek kon worden opgeëist. Op het ogenblik dat de bank daarom schriftelijk werd verzocht door de Belgische staat, moest ze het geld vrijgeven. De betrokken onderneming kon dat pas achteraf aanvechten,” verduidelijkt Jacques Jacobs. En dat deed ze dan ook door de onbuigzaamheid van de administratie in een internationale (het inkrimpen van de defensiemarkt na de val van het IJzeren Gordijn) en een nationale (het gerechtelijk onderzoek dat leidde tot de arrestatie van wijlen Rafaello Teti, gewezen Agusta-voorzitter) context te plaatsen. En die context was weinig bevorderlijk voor het uitvoeren van de verplichtingen.

“Heel wat dossiers voldeden niet aan de vooropgestelde criteria inzake technologisch niveau, kwaliteit en toegevoegde waarde voor de Belgische industrie,” reageert Jacques Jacobs. Zo zou Agusta zelfs geprobeerd hebben om een bestelling in de wacht te slepen van chocolade voor het Italiaanse leger.

Waar zit de industriële logica?

De joker van de Italianen was een bijkomend investeringsprogramma dat economische voordelen moest bieden aan de Belgische industrie: Agusta beloofde een fabriek voor composietmaterialen te bouwen in Vlaanderen (een investering van 1 miljard frank), een centrale voor wisselstukken in Bierset (180 miljoen frank) en een centrum voor het onderhoud van helikopters in Zaventem (150 miljoen).

“Het was de eerste keer dat wij een dergelijk investeringsvoorstel kregen naar aanleiding van een militaire bestelling,” merkt Jacques Jacobs op. Ingewijden plaatsen toen al vraagtekens bij deze beloften. Ze zagen de industriële logica ervan niet in. De twijfelaars kregen achteraf gelijk: de fabriek van composietmaterialen in Lummen – het wingewest van toenmalig minister van Economische Zaken Willy Claes (SP) – werd nooit gebouwd. En waartoe het gebouw moet dienen dat Agusta in Zaventem op een ruime afstand van de luchthaven optrok, weet evenmin iemand. Ook daarover kan weinig opgevangen worden bij de italiaanse onderneming. Haar woordvoerder, Gian Luigi Ghezzi, houdt pottenkijkers liever buiten. Daartegenover staat dat Agusta wel 174 miljoen frank investeerde op de site van de luchthaven van Bierset voor de aanleg van een civiele helikopterhaven. Agusta beweert dat het zijn wereldwijde centrale voor wisselstukken is. Hoewel die investering werd uitgevoerd (op 6 miljoen frank na), was het ministerie van Economische Zaken toch van oordeel dat aan de bijkomende verplichtingen – dertig personeelsleden en een omzet van 1,2 miljard frank – nooit werd voldaan. In 1995 telde de Economische Inspectie bij een controle vijftien werknemers. Ze stelde ook vast dat er tijdens het eerste boekjaar een omzet van 227 miljoen frank werd gerealiseerd. Slotsom: de verplichtingen werden voor 55% nagekomen en er werd een boete van 17,8 miljoen frank opgelegd.

“We zijn er misschien wat te stevig tegenaan gegaan,” luidt nu het commentaar van iemand die het dossier van nabij heeft gevolgd. Voor de andere investeringen was de zaak veel duidelijker: de staat heeft ten volle het systeem van de boetes laten spelen, die voor investeringen trouwens forfaitair zijn, en zo 130 miljoen frank gerecupereerd op de niet gerealiseerde projecten in Vlaanderen (30 miljoen voor Zaventem, 100 miljoen voor Lummen).

Boetes en zwarte lijst

Omdat het zijn verplichtingen niet is nagekomen, heeft Agusta dus 273,1 miljoen frank moeten afdokken. Een bedrag dat vatbaar is voor kritiek. Met zo’n lage boetes krijgt een industrieel heel wat armslag om zich tijdens de onderhandelingen te engageren en na de ondertekening van het contract zijn beloften niet na te komen, zo luidt het.

“België is een van die kleine industrielanden die hun industrie proberen te koppelen aan internationale militaire programma’s,” beklemtoont Luc Ballet, die het zogenaamde Carapace-dossier voor elektronische beveiliging van de F-16-straaljagers van de luchtmacht beheert voor rekening van het ministerie van Economische Zaken. “Vandaar dat we waakzaam zijn als het over compensaties gaat. Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland leggen de wapenfabrikanten geen enkele boete op en landen die dat wel doen, eisen vaak minder dan 10%.” Daartegenover staat dat landen de ondernemingen die hun verplichtingen onvoldoende nakomen op een zwarte lijst plaatsen, wat een automatische sanctie inhoudt op het ogenblik dat nieuwe aankopen moeten gebeuren. En volgens sommige waarnemers is dat een veel dwingender systeem dan het opleggen van boetes.

Om het contract

voor de modernisering van de F-16’s in de wacht te slepen, beloofde de Franse vliegtuigbouwer Dassault 4,8 miljard frank in de Belgische economie te pompen in de vorm van compensaties, dat is 90% van het totale Carapace-bedrag (waarvan evenwel maar 80% wordt gedekt door een bankgarantie). De uitvoeringstermijn is nog niet afgelopen – dat gebeurt pas op 9 juni 1999 – en dus is het nog te vroeg om conclusies te trekken. Er begint zich evenwel al enige achterstand af te tekenen wat de semi-directe compensaties betreft. Daarvan profiteert onder meer Siemens, dat zich aardig uit de slag trekt met voor 750 miljoen frank geplaatste bestellingen. “De moeilijkheden kunnen worden verklaard door de toestand van de defensiemarkt, maar het moet ook gezegd dat door het mediacircus rond de Agusta-zaak het aanvankelijk enthousiasme is weggeëbd,” geeft Luc Ballet toe. Het is dan ook niet uitgesloten dat – als ook hier de bankgaranties worden opgeëist – we afstevenen op een soortgelijk scenario als in het geval van Agusta.

CHANTAL SAMSON

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content