Geen sancties bij onoverwinnelijke dwaling

Normaal moet een aannemer wiens registratienummer geschrapt is, dat nummer ook weglaten op zijn handelscorrespondentie en factuur. Maar in de praktijk wordt dit vaak vergeten. Voor bouwheren komt het erop aan dubbel voorzichtig te zijn.

Rechters worden ook in fiscale zaken dikwijls gedwongen om regelrechte Salomonsoordelen te vellen. Neem bijvoorbeeld de regeling inzake aannemersregistratie. Dat is een zeer ingewikkelde en technische materie, met veel duistere kantjes. De regeling is bovendien in de praktijk niet al te best gekend. Zodat er dikwijls “ongelukken” gebeuren : mensen die de reglementering verkeerd toepassen of er zich niet van bewust zijn dat zij binnen het toepassingsgebied van de regeling vallen, of denken dat zij met alles in orde zijn, terwijl zij al lang in de fout zijn gegaan. Hen hangen zelfs als zij te goeder trouw handelen zware fiscale donderwolken boven het hoofd.

EENVOUDIG.

De regeling inzake aannemersregistratie is in essentie zeer eenvoudig. Zij komt erop neer dat de aannemers worden onderverdeeld in twee groepen : de geregistreerden (dat zijn de aannemers die officieel op fiscaal en parafiscaal gebied “clean” bevonden zijn) ; en de niet-geregistreerden.

Wie als opdrachtgever (als bouwheer dus) een beroep doet op een niet-geregistreerd aannemer mag de prijs die hij aan zijn aannemer verschuldigd is, niet volledig uitbetalen. Een deel daarvan moet hij inhouden en rechtstreeks storten aan de Schatkist en de RSZ. De aldus ingehouden sommen vormen als het ware een waarborgsom die als onderpand moet dienen voor de betaling van de fiscale en socialezekerheidsschulden van de niet-geregistreerde aannemer. Deze laatste kan de ingehouden sommen trouwens recupereren, zodra blijkt dat hij niet meer in het krijt staat bij de fiscus of de sociale zekerheid.

AANSPRAKELIJKHEID.

Dit stelsel van inhouding aan de bron gaat gepaard met een stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid. Een bouwheer die werkt met een niet-geregistreerd aannemer is binnen bepaalde grenzen hoofdelijk aansprakelijk voor de fiscale en socialezekerheidsschulden van zijn aannemer. Zelfs als hij de nodige inhoudingen heeft gedaan. Met dien verstande dat de ingehouden bedragen dan wel aangerekend mogen worden op het bedrag van de schulden waarvoor men hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld.

Dat deze regeling voor de praktijk zeer belangrijk is, blijkt uit de cijfers : het bedrag dat aan de bron ingehouden moet worden is gelijk aan 30 % van de verschuldigde prijs (exclusief BTW). De helft daarvan is bestemd voor de fiscus, de andere helft voor de RSZ. En de hoofdelijke aansprakelijkheid kan oplopen tot 85 % van de prijs van het werk. 35 % ten behoeve van de fiscus en 50 % ten behoeve van de RSZ.

Nog erger wordt het wanneer men de nodige inhoudingen en doorstortingen niet doet. Men verbeurt dan op fiscaal gebied een administratieve boete die gelijk is aan het dubbele van het bedrag dat men had moeten inhouden. En aan de RSZ is bij gebrek aan bronheffing en doorstorting ook een bijslag verschuldigd die gelijk is aan het dubbele van de niet ingehouden bedragen. Wie niet oplet en aan zijn aannemer de volledige prijs zonder inhoudingen uitbetaalt riskeert bijgevolg daarbovenop nog eens 60 % te moeten betalen : 30 % aan de fiscus en 30 % aan de RSZ.

WERKZAAMHEDEN.

Deze draconische sancties leggen meteen uit waarom het in de praktijk zoveel belang heeft te weten of men met een wel of niet geregistreerd aannemer te maken heeft. Zodra de aannemer geregistreerd is, moeten er immers geen inhoudingen aan de bron meer gebeuren. En is er van hoofdelijke aansprakelijkheid ook geen sprake meer.

Let wel, de regeling inzake aannemersregistratie is niet altijd van toepassing. Zij geldt uitsluitend ten aanzien van bepaalde welomschreven werkzaamheden. Daar hoort om te beginnen het eigenlijke werk in onroerende staat bij (bouwen, verbouwen enzovoort). En daarnaast ook een aantal daarmee gelijkgestelde handelingen (levering met plaatsing van centrale verwarming, een elektrische installatie, vast tapijt enzovoort).

Waaruit a contrario volgt dat de regeling niet van toepassing is ten aanzien van werkzaamheden die daar niet toe behoren : de levering van bouwmaterialen bijvoorbeeld, zonder dat ze door de leverancier ook worden geplaatst. Ook het werk van de architect bijvoorbeeld komt niet in het lijstje van de bedoelde werkzaamheden voor. Bij betalingen aan de architect hoeven dus nooit inhoudingen te gebeuren, en geldt de regeling inzake hoofdelijke aansprakelijkheid ook niet.

Daarnaast zijn er nog enkele uitzonderingen die specifiek gelden voor de privé-woningbouwsector : zo is de regeling inzake aannemersregistratie niet van toepassing bij het verbouwen van een bestaande individuele woongelegenheid, of bij het bouwen (anders dan in groepsverband) van een eengezinswoning, en in het algemeen ook niet op particulieren ten aanzien van de enige woongelegenheid die zij laten oprichten. Van particulieren kan immers niet worden verwacht dat zij zich met dergelijke inhoudingen bezighouden, of dat zij hoofdelijk aansprakelijk kunnen zijn voor de fiscale of socialezekerheidsschulden van hun aannemers.

ONDERZOEK.

Zodra men echter de sfeer van de privé-woningbouwsector verlaat, is er geen ontkomen meer aan : ondernemingen, handelaars, beoefenaars van vrije beroepen, vennootschappen, vzw’s enzovoort die een beroep doen op een niet-geregistreerde aannemer moeten bijgevolg zeer waakzaam zijn. En altijd onderzoeken of de werken die zij uitbesteden wel of niet onder toepassing vallen van de regeling inzake aannemersregistratie.

Indien wel, dan moet nauwkeurig worden onderzocht of de aannemer in kwestie wel of niet geregistreerd is. Dat ziet men aan zijn registratienummer. Dat staat normaal op al zijn handelscorrespondentie en op de factuur vermeld.

SCHRAPPING.

Het probleem is evenwel dat deze vermelding niet noodzakelijk ook betekent dat de aannemer wel degelijk geregistreerd is. Een indertijd toegekend registratienummer kan inmiddels geschrapt zijn. De registratiecommissies kunnen een registratie schrappen, zodra bijvoorbeeld blijkt dat de betrokken aannemer zijn fiscale of socialezekerheidsverplichtingen niet langer nakomt ; of zodra hij failliet wordt verklaard.

Dergelijke schrapping heeft niet alleen gevolgen voor de contracten die nadien worden afgesloten ; zij heeft ook uitwerking ten aanzien van lopende contracten. Stel bijvoorbeeld een onderneming die een gebouw laat optrekken en daarvoor een beroep doet op een geregistreerd aannemer. En stel dat de registratie in de loop van de uitvoering van dit aannemingscontract om de een of andere reden wordt geschrapt. De onderneming moet dan alsnog tot inhoudingen overgaan bij elke betaling die zij na die schrapping verricht.

FACTUUR.

Normaal moet een aannemer wiens registratienummer geschrapt is, dat nummer ook weglaten op zijn handelscorrespondentie en op zijn factuur. Maar in de praktijk durft men dit wel eens (te goeder of te kwader trouw) vergeten. Bouwheren kunnen daardoor “in de waan” verkeren dat zij nog steeds met een geregistreerd aannemer te maken hebben, terwijl hun aannemer al lang niet meer geregistreerd is.

Voor bouwheren komt het er bijgevolg op aan dubbel voorzichtig te zijn. En desnoods te onderzoeken of de aannemer op het ogenblik dat men tot betaling overgaat nog wel degelijk geregistreerd is. De registraties en schrappingen worden daartoe in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Men kan de lijsten bovendien inkijken op elk BTW-controlekantoor.

Maar in de courante praktijk ziet men het niet zo gauw gebeuren dat men bij elke betaling aan een aannemer (de glazenwasser, de schilder, de elektricien, de loodgieter, de man van de centrale verwarming enzovoort) telkens gaat onderzoeken of de registratie inmiddels niet geschrapt is. Een onderneming is geen detectivebureau.

Vandaar dat het in de praktijk nogal eens voorkomt dat ondernemingen plots worden geconfronteerd met een fiscale en parafiscale boete (van gecumuleerd 60 %) omdat zij geen inhoudingen gedaan hebben bij de betalingen aan een aannemer waarvan zij stellig overtuigd waren dat hij nog steeds geregistreerd was ; maar waarvan het registratienummer (dat nog altijd op de factuur vermeld staat) inmiddels al lang geschrapt is.

CASSATIE.

Gelukkig zijn er inmiddels enkele hoven van beroep die in dat geval aanvaard hebben dat er van een onoverwinnelijke dwaling sprake kan zijn. En gelukkig heeft het hof van cassatie inmiddels ook geoordeeld dat de sancties waarin de regeling inzake aannemersregistratie voorziet, niet van toepassing zijn zodra er sprake is van een onoverwinnelijke dwaling. Let wel : gewoon dwalen volstaat niet ; het loutere feit van door de aannemer misleid te zijn, ontslaat de bouwheer dus niet van zijn verplichtingen. De dwaling moet onoverwinnelijk zijn.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content