DISTRIGAS. Van olieflop naar gasknal

Begin de jaren tachtig sloot Distrigas, onder impuls van toenmalig minister van Ekonomische Zaken Willy Claes, desastreuze aardolie- en gas-akkoorden met Saoedi-Arabië en Algerije. Uiteindelijk draaide de belastingbetaler op voor de verstaatsingsmanie van de socialisten.

“Er is in de oliesektor een toenemende waardering vast te stellen voor de wijze waarop minister Claes, in het belang van de Belgische ekonomie, het oliekontrakt ten uitvoer brengt”, zo wierookte De Standaard op 23 juni 1980. Anderhalf jaar later was het alle hens aan dek om van dat oliekontrakt af te komen teneinde een verlies van tientallen miljarden voor Distrigas en de Belgische staat te voorkomen. Op die achttien maanden tijd borrelden talrijke vragen, niet in het minst inzake duistere kommissiegelden, naar de oppervlakte.

Op 10 maart 1980 sloot Distrigas in opdracht van de Belgische staat en onder staatswaarborg een kontrakt met de Saoedische petroleummaatschappij Petromin voor de aankoop van in totaal 13,8 miljoen ton ruwe aardolie gespreid over de jaren 1980, ’81 en ’82. Tegen de achtergrond van de tweede aardoliekrisis tussen het begin en het einde van de jaren zeventig steeg de prijs van een vat ruwe olie van rond de 4 dollar naar boven de 35 dollar had de Belgische regering onder impuls van minister van Ekonomische Zaken Willy Claes een jaar eerder Distrigas de opdracht gegeven om de bevoorrading van het land veilig te stellen door zelf olie te gaan aankopen.

Claes en zijn omgeving zagen meteen de kans schoon om een oude droom, nl. een grotere greep van de overheid op de energiesektor, waar te maken. Ook al werden de eigenlijke onderhandelingen over het oliekontrakt vooral door Distrigas-direkteur Wim Cornelissen gevoerd, centraal in het hele opzet stond Jean-Pierre Pauwels, toen tegelijkertijd kabinetschef van de minister van Ekonomische Zaken en voorzitter van de raad van bestuur van Distrigas. Pauwels schreef alzo letterlijk brieven aan zichzelf. Kort na de opzegging van het desastreuze oliekontrakt kreeg Pauwels als beloning een (dik betaalde) direkteursstoel bij de Nationale Bank.

Het kontrakt met Petromin voorzag een prijs van 34 dollar per vat. Die prijs voorzag wel volgens een bepaalde formule een mogelijkheid tot aanpassing naar boven indien de marktprijzen omhoog gingen, maar een eventuele neerwaartse aanpassing kwam helemaal niet ter sprake. Eind 1980, begin 1981, op het hoogtepunt van de Iraanse brand ontstoken door Khomeiny, ging de olieprijs wel over de 40 dollar per vat maar nadien begon hij aan een gestage daling die reeds in de loop van 1981 Distrigas hopeloos in de problemen bracht.

KOMMISSIEGELDEN.

Met die 34 dollar was inzake kostprijs de kous verre van af voor Distrigas. Per vat kwam daar nog eens 2 dollar bij voor transport (gedaan door de Zweedse rederij Salen). Verder diende Distrigas in 1980 per vat 2,5 dollar aan kommissies te betalen en in 1981 en ’82 1,7 dollar. Die kommissies liepen via de Panamese spookmaatschappij Ferroil. In totaal betaalde Distrigas op die manier 4,4 miljard aan Ferroil-kommissies uit. Claes en Pauwels vielen onmiddellijk door de mand door aanvankelijk met grote stelligheid de betaling van kommissiegelden te ontkennen. Het ging volgens hen om beheerskosten inzake transport, verzekering, opslag enzovoort.

Op zich is er echter helemaal niets ongewoon aan kommissies bij zulke oildeals. Integendeel zelfs : zeker in die dagen kon je met name in Saoedi-Arabië geen druppel olie kopen zonder de kommissiekassa te laten rinkelen. Wat in de sektor echter vele wenkbrauwen deed rijzen, was het feit dat Distrigas aan kommissie het drie- tot viervoudige betaalde van wat in de oliebranche gebruikelijk was.

Eens deze realiteit aan het licht kwam, gonsde het in de Belgische media onmiddellijk van de geruchten dat er van die kommissies belangrijke delen teruggevloeid waren naar Belgische betrokkenen. Willy Claes, Jean-Pierre Pauwels en de rest van de socialistische familie stonden centraal in de verdachtmakingen die weliswaar nooit spijkerhard konden worden gemaakt. Het Hoog Komitee van Toezicht verdiepte zich wel in de affaire, maar heeft uiteindelijk nooit al haar informatie terzake vrijgegeven.

Vanaf begin 1981 zat Distrigas daar dus met een kostprijs van 37,7 dollar (34 + 2 + 1,7), terwijl de olieprijs stilaan maar zeker naar beneden ging. In april van dat jaar zakte de prijs beneden de 34 dollar per vat. Voor Distrigas begonnen de verliezen zich op te stapelen en via de verleende staatswaarborg draaide uiteindelijk de belastingbetaler op voor de verstaatsingsmanie van Claes, Pauwels en Co. Uiteindelijke faktuur : 4,3 miljard frank. Als we er dan ook nog rekening mee houden dat de betaalde kommissie het drievoudige was van wat men had moeten betalen, dan ligt de konklusie voor de hand dat het uitstapje dat de socialisten via Distrigas in de oliewereld maakten, de Belgische belastingbetaler een slordige 7,5 miljard frank à fonds perdu heeft gekost.

Het verbaasde zowat iedereen dat eind januari 1982 zonder veel poeha een einde werd gemaakt aan het fameuze oliekontrakt tussen Distrigas en Petromin. Een simpel briefje vanwege de nieuwe minister van Ekonomische Zaken Mark Eyskens en zijn staatssekretaris voor Energie Etienne Knoops deze laatste kwam via zijn vriend en oliehandelaar Bricout ook zwaar in opspraak met de Distrigas-olie en het prompte antwoord van de Saoedische olieminister Yamani zorgden op enkele dagen tijd voor de kontraktontbinding. Verbazing of toch ook weer niet : was de zaak niet zo hard beginnen stinken dat zelfs de Saoedi’s van een erg lonende deal af wilden ?

RAMPZALIGE AARDGAS-DEAL.

De olie-episode van Distrigas kaderde helemaal in de energiestrategie van Willy Claes en Jean-Pierre Pauwels, en met de aardgasbevoorrading van het land ging het niet anders. De beveiliging van de aanvoer en meteen daaraan gekoppeld een grotere greep van de overheid op de energiesektor bleef het hoofddoel.

Aanvang 1981 ondertekenden vertegenwoordigers van Distrigas in Genève een bijkomende clausule aan het kontrakt voor de levering van aardgas uit Algerije. Dat kontrakt was in 1975 gesloten met de Algerijnse staatsmaatschappij Sonatrach en voorzag in de levering van 5 miljard kubieke meter vloeibaar aardgas (LNG) per jaar vanaf oktober 1982. Het gas moest uiteindelijk via Zeebrugge het land binnenkomen en aangevoerd worden met een speciaal voor dat doel gebouwd schip, de Methania.

De clausule die in Genève ondertekend werd, bracht de prijs die voor het Algerijns gas betaald diende te worden op 4,8 dollar per miljoen BTU (British Thermal Unit of 28 kubieke meter), een prijs die bovendien gekoppeld werd aan die van de ruwe olie. Dat was meteen al veel meer dan de geldende marktprijs voor aardgas die toen eerder tussen 3 en 3,75 dollar schommelde. Er werd ook een minderafname bedongen voor de eerste drie jaren (in afwachting van Zeebrugge) : 1,5 miljard in plaats van 5 miljard BTU. Die prijstoegeving leidde tot zwaar ongenoegen in internationale gasmiddens die het liefst de Algerijnen onder druk wilden zetten om een “redelijker” prijs te vragen.

Bovendien was het duidelijk dat in een eerste periode het gas diende aangevoerd te worden via de Franse haven St.-Nazaire (Montoir), omdat de (ook al zeer dure) infrastruktuurwerken in Zeebrugge ten vroegste in de loop van 1986 afgerond konden worden. Ook dat deed nog een schepje bovenop de basisprijs, vooral omdat België ook al de terminal in Montoir betaalde. Rekening houdend met de kosten voor hervergassing en het transport Algerije-Frankrijk, steeg de prijs waarmee Distrigas in interne dokumenten rekening hield in 1981 al naar 6,88 VS-dollar. Via Zeebrugge was dat “slechts” 6,41 dollar geweest.

Intussen werd het steeds duidelijker dat goedkopere alternatieven beschikbaar waren : o.m. gas uit de Noorse velden in de Noordzee of zelfs uit Rusland. Maar Willy Claes die als minister van Ekonomische Zaken gedurende een groot deel van de voorgaande periode ook het gasdossier stevig in handen had, met Jean-Pierre Pauwels als factotum bleef hardnekkig naar het Zuiden kijken. Toen de socialisten even uit de regering waren (Martens V) stuurde Claes banvloeken naar de rooms-blauwe regering als zou die bewindsploeg “de gasbevoorrading in gevaar brengen” door de onderhandelingen met Sonatrach en de Russen te laten aanslepen.

Het Algerijnse aardgaskontrakt had toen al tot doembeelden van zware verliezen geleid voor de monopoliehouder van de Belgische aardgasaanvoer, Distrigas, en dreigde de onderneming over de rand van het failliet te brengen. Op het gas woog immers de staatswaarborg niet in tegenstelling tot de olie-aankopen.

ZWAAR IN DE RODE CIJFERS.

Op 15 oktober 1986 meerde de Methania dan uiteindelijk toch voor de eerste keer aan in de Zeebrugse voorhaven. Maar tegen die tijd was de afzet van de zogenaamde vaste verkopen (aan industriële gebruikers) zo geslonken dat Distrigas zich genoopt zag opnieuw onderhandelingen aan te knopen met Sonatrach om een voor 1987 voorzien verlies van 1 miljard uit de weg te gaan. De industrie was, door de hoge prijzen van het gas, massaal overgeschakeld op de toen goedkopere petroleumprodukten. En ook de verkoop aan partikulieren was met rasse schreden achteruit gegaan. In april 1986 werd met de Algerijnen een voorlopig akkoord voor één jaar gesloten (3 miljard BTU tegen… 3,91 VS-dollar, gekoppeld aan de petroleumprijs), dat echter niet ver genoeg bleek te gaan op het vlak van de prijs om te vermijden dat Distrigas voor het eerst en meteen zwaar in de rode cijfers zou duiken.

Dat voorlopig akkoord kwam al zeer moeilijk tot stand en leidde zelfs tot het opstarten van een arbitrageprocedure in Parijs. De verlenging van het akkoord in 1989 verliep al even moeilijk. Opnieuw werd een arbitrageprocedure in gang gezet. Intussen nam Distrigas wel de overeengekomen hoeveelheid af, 3 miljard kubieke meter, maar betaalde het een prijs die aanleunde bij de internationale noteringen. Sonatrach bleef echter “zijn prijzen” faktureren. Het verschil tussen beide was inclusief de boetes voor minderafname in mei 1989 al opgelopen tot ruim 21 miljard frank, een bedrag dat na een Canossatocht van Claes naar Algiers uiteindelijk teruggeschroefd werd naar 11 miljard. Ook de door de Algerijnen gevraagde prijs werd teruggebracht op 2,28 dollar… of minder dan de helft van het bedrag dat in 1981 diende neergeteld… Maar intussen was het kwaad gebeurd en had het Algerijnse kontrakt de Belgische konsument een heel pak geld gekost.

JOHAN VAN OVERTVELDT

RUDI MACKINTOSH

JEAN-PIERRE PAUWELS EN WILLY CLAES Socialistische betrachting om grotere overheidsgreep te krijgen op de energiebevoorrading kostte de Belgische belastingbetaler hopen geld.

DE METHANIA Jarenlang werkloos voor anker in een Noorse fjord.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content