De nieuwe spelregels voor verenigingswerkers: hoeveel uur mag u presteren en voor welk bedrag?

VERENIGINGSWERK De Belgische sportsector vertegenwoordigt drie kwart van alle bijklussers in het verenigingsleven. © Getty Images
Roel Van Espen medewerker Trends

Inkomsten uit verenigingswerk genieten een voordelige fiscale behandeling, zover ze onder een bepaalde limiet blijven. Voor het inkomstenjaar 2023 werd de grens opgetrokken van 6.540 naar 7.170 euro.

Heel wat mensen helpen op regelmatige basis een handje in de vereniging waar zij of hun kinderen deel van uitmaken. De Belgische sportsector vertegenwoordigt drie kwart van alle bijklussers in het verenigingsleven. Maar ook amateurtheaters, toneelgezelschappen en lokale orkesten doen vaak een beroep op extra hulp buiten de werk- of schooluren of tijdens de schoolvakanties.

Verenigingswerkers ontvangen vaak een vergoeding voor hun prestaties, en vallen zo tussen het statuut van de vrijwilliger en dat van de klassieke vaste werknemer in. Er was dus behoefte aan meer duidelijkheid, en daarom introduceerde de federale regering in 2018 de ‘bijkluswet’ die toeliet jaarlijks tot 6.000 euro onbelast bij te verdienen in een vereniging.

Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de bijkluswet discriminerend was, en dus werd ze in 2020 vernietigd. Onze regering werkte daarop snel een nieuwe, voorlopige gunstregeling uit. Pas op 1 januari 2022 trad een definitieve wet in werking. Op de details was het wachten tot 6 mei 2022. Pas toen werden de laatste bepalingen in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

De huidige regeling inzake verenigingswerk heeft betrekking op de sportsector (onder andere amateurtrainers, scheidsrechters, lesgevers, terreinverzorgers en materiaalmeesters in clubs), de socioculturele sector (bijvoorbeeld dirigenten, regisseurs, choreografen, begeleiders en animatoren van lokale orkesten en amateurtheaters) en bepaalde andere activiteiten, waarvan u op de website vereningingswerk.be een volledige opsomming vindt.

Regulier arbeidscontract

“Een gevolg van de laatste hervorming van het statuut van verenigingswerker is het feit dat de persoon in kwestie nu een werknemer is die niet langer aan de vereniging verbonden is met een verenigingswerkersovereenkomst, maar wel met een regulier arbeidscontract”, weet Jef Wellens, fiscalist bij Wolters Kluwer. Dat houdt een aantal concrete verplichtingen in voor de vereniging. Die moet:

– zich inschrijven als werkgever bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Een vertegenwoordiger of mandataris van de organisatie dient vooraf een aanvraag te doen via de onlinedienst Werkgeveridentificatie (WIDE). Nadat die identificatieaanvraag verwerkt en gevalideerd is, ontvangt de vereniging een bevestigingsbrief met het definitieve RSZ-nummer.

– een arbeidsovereenkomst sluiten met de verenigingswerker. De vereniging moet dus de wetgeving rond het arbeidsrecht naleven, met inbegrip van de wettelijke loonschalen. Er gelden wel enkele arbeidsrechtelijke uitzonderingen, zoals een kortere opzegtermijn en geen recht op een gewaarborgd loon, opleidingen of loonsupplementen voor avond-, nacht- en zondagswerk.

– een arbeidsongevallenverzekering afsluiten bij een erkende verzekeraar.

– en Dimona-aangifte doen via de onlinedienst, vooraleer iemand effectief aan de slag gaat. De vereniging moet elke in- en uitdiensttreding melden aan de RSZ en dient ook alle gepresteerde uren in te geven.

– een fiscale inkomstenfiche (nieuwe fiche 281.27) opstellen en uitreiken aan de verenigingswerker en aan de fiscus.

Lees hieronder verder

Toch bedrijfsvoorheffing betaald?

De inkomsten uit verenigingswerk zijn niet onderworpen aan bedrijfsvoorheffing. “Maar in de praktijk is het mogelijk dat verenigingen toch bedrijfsvoorheffing hebben ingehouden in de periode van 1 januari 2022 tot 15 mei 2022, omdat de regels toen nog niet duidelijk waren”, merkt Jef Wellens op. “Dat ingehouden bedrag is verrekenbaar met de verschuldigde belasting via je eerstkomende belastingaangifte. Meer bepaald via de nieuwe codes 1465 en 2465 in rubriek B.1.b. 2 van vak XV.”

Aangezien in 2023 geen bedrijfsvoorheffing meer wordt ingehouden op de vergoedingen voor verenigingswerk, zullen die codes opnieuw verdwijnen uit de aangifte van volgend jaar.

Jaar- en kwartaalgrenzen

De vergoedingen voor verenigingswerk worden fiscaal beschouwd als werknemersbezoldigingen, waarvoor een specifiek regime geldt. “Ze zijn vrijgesteld van sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing, maar ze worden wel belast als een divers inkomen tegen een tarief van 20 procent”, legt Jef Wellens uit. “Na een forfaitaire kostenaftrek van 50 procent komt dat overeen met een effectieve belastingdruk van 10 procent.”

Om dat gunstregime te kunnen genieten, dient men evenwel bepaalde jaar- en kwartaaluurgrenzen te respecteren. Die variëren naargelang de activiteit (zie tabel Hoeveel uur mag je presteren?).

© National

Bijklussen in meerdere sectoren en verenigingen mag, zolang alle activiteiten samen het jaarmaximum van 450 uur niet overschrijden. Via verenigingswerk.be vindt u een link naar de officiële onlinedienst om uw uursaldo te allen tijde te kunnen raadplegen.

Naast die uurgrenzen moet u voor het inkomstenjaar 2022 ook de maximale jaarvergoeding van 6.540 euro respecteren. Voor het inkomstenjaar 2023 is die limiet door de inflatie geïndexeerd tot 7.170 euro. Let wel: dat maximumbedrag geldt voor het geheel van de inkomsten uit verenigingswerk en de deeleconomie samen.

“Overschrijd je het maximale aantal toegelaten uren per jaar of per kwartaal, dan beschouwt de fiscus je volledige inkomsten uit het verenigingswerk als beroepsinkomsten”, waarschuwt Jef Wellens. “Ze worden dan progressief belast, met het maximumtarief van 50 procent. Dat gebeurt in principe ook wanneer het jaargrensbedrag niet wordt gerespecteerd. Eén euro te veel presteren kan zo leiden tot een bijkomende belasting van meer dan duizend euro.”

Studenten en werklozen

Voor studenten geldt een plafond van 190 uur verenigingswerk per jaar. Die 190 uur mogen zij combineren met hun 475 (en nu tijdelijk verhoogd tot 600) uur studentenarbeid, maar de hierboven vermelde plafonds blijven ook voor hen van toepassing. Hun vergoedingen zijn – samen met eventuele inkomsten uit studentenjobs – als bestaansmiddel vrijgesteld tot 2.910 euro voor het inkomstenjaar 2022 (en 3.190 euro voor het inkomstenjaar 2023). Zo kunnen zij fiscaal langer ten laste blijven van hun ouder(s).

Werklozen die als verenigingswerker aan de slag gaan, moeten ook voorzichtig zijn. De cumulatie van loon en werkloosheidsuitkeringen is in principe verboden. Uitzonderlijk kan die combinatie toegestaan worden wanneer u werkloos zou worden nadat u een arbeidsovereenkomst met de vereniging heeft gesloten. Vergeet in dat geval niet om de uitbetalingsinstelling te verwittigen.

Nieuwe belastbare basis

De hervorming van het statuut van verenigingswerker wijzigde ook de bepaling van het belastbare bedrag van de inkomsten uit verenigingswerk. Jef Wellens: “Dat bedrag omvat alle beloningen voor de tewerkstelling als verenigingswerker, maar ook eventuele vervangingsinkomsten en vrijgestelde ‘beroepsinkomsten’ zoals maaltijdcheques, tussenkomsten in het woon-werkverkeer en fietsvergoedingen. De wettelijke vrijstelling voor cheques en andere (sociale) voordelen geldt immers enkel voor beroepsinkomsten en niet voor diverse inkomsten.”

Terugbetalingen van zogeheten ‘eigen kosten van de werkgever’ vallen niet onder het belastbare brutobedrag.

450 uur per jaar mag u maximaal bijklussen in verenigingen om van het fiscale gunstregime te genieten.

VERENIGINGSWERK Bijklussen in meerdere sectoren en verenigingen mag, zolang het jaarmaximum niet wordt overschreden.
VERENIGINGSWERK Bijklussen in meerdere sectoren en verenigingen mag, zolang het jaarmaximum niet wordt overschreden. © Getty Images

Partner Content