WIE BESCHADIGT HET IMAGO VAN BELGIE ?

Hoe verhult u een schaamteblos tijdens het eerstvolgende gesprek met uw handelspartner in Norfolk, Bremen, Praag of Atlanta ? U kan er natuurlijk met een kwinkslag snel overheen glijden. Wij Vlamingen zijn doorgaans goed getraind in het met grapjes vergoelijken van “Belgische toestanden”, die in het buitenland grote verbazing of zelfs een nauwelijks verholen misprijzen opwekken. Aldus hakken we met z’n allen verder in op de reeds zwaar verhakkelde internationale reputatie van dit land.

De ekonomische schade, die vorige week werd aangericht door de Belg met de hoogste internationale funktie, mag niet onderschat worden. Ook al distantieerde Willy Claes zich later van zijn zwaarste uitspraken en wordt relativerend gewezen naar affaires in de omringende landen.

Had Claes maanden geleden zijn politieke verantwoordelijkheid opgenomen (zoals zijn partijgenoot Frank Vandenbroucke of nog Leo Delcroix), dan was hem en dit land heel wat onheil bespaard. Ook die fatale vrijdag nog had Claes zich voor de internationale pers kunnen spiegelen aan de stijl van le grand Charles (de Gaulle), door in een paar zinnetjes zijn onschuld staande houdend zijn vertrouwen uit te spreken in de rechtspraak van het land dat hij tientallen jaren heeft gediend.

Het kleine rode mannetje gedroeg zich echter op een manier die een minister van staat onwaardig is. Daar zijn geen verzachtende omstandigheden voor. Een ander politicus met minstens evenveel talenten, Mark Eyskens, heeft eerder al ongegeneerd gezegd dat hij “ontslag genomen zou hebben, ware het niet dat België een apenland is. ” Als dit de geestesgesteldheid van de hoogste gezagsdragers weergeeft, dan ondergraven zij het funktioneren en de bestaansreden van deze staat. Op het eerste gezicht onschuldig, maar getuigend van eenzelfde gedachtenloosheid, zijn de uitspraken van de huidige premier telkens hij er prat op gaat de problemen aan te pakken “als een loodgieter” d.w.z. op het moment dat zij zich aandienen.

Het relativisme is zo vanzelfsprekend geworden, dat nog maar zelden (tegen-)argumenten geplaatst worden tegenover kritische bedenkingen bij deze gang van zaken en het beleid dat een dergelijke ad hoc-aanpak kenmerkt in het ekonomisch-monetaire vlak, over de werking van ons gerechtsapparaat, de ondoorzichtige staatshervorming of het Belgisch buitenlandbeleid. Kritiek wordt bij voorkeur genegeerd of met verdachtmakingen opzij geschoven.

“L’opprobre n’a aucune valeur analytique, elle ne vise qu’à disqualifier l’adversaire, ce qui tient lieu de débat” (Guy Sorman). Men beschimpt liever de boodschapper en maneuvreert hem in “bedenkelijk” gezelschap. Het is verwonderlijk, en ook enigszins beangstigend, hoe ogenschijnlijk redelijke mensen hun hoofd kunnen kwijtraken en ongevoelig worden voor informatie die hun onwelgevallig is. En het is lang niet zeker dat de nieuwe generatie van beleidsmakers er een frissere politieke kultuur op na houdt.

Deze verontrustende politieke immoraliteit straalt ook af op de man in de straat. Zonder zich veel kopzorgen te maken over burgerzin, gaat ook hij als een loodgieter te werk : hij trekt zijn plan. Luchtig gaat hij voorbij aan het feit dat een politieke partij tientallen miljoenen smeergeld toegeschoven krijgt van wapenhandelaars. “Dat doen ze toch allemaal, ” zo klinkt het ongegeneerd voor de televisiecamera’s. Kuddegeest en groepsinstinkt verlammen moreel en rationeel denken : dit land telt vele kleine rode mannetjes, maar ook gele, blauwe en andere. Wanneer houdt België (én Vlaanderen) eens op met elders ekskuses te zoeken voor de eigen middelmatigheid ?

E.B.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content