Weet wat je waagt
Vorig jaar prijkte een buitenbeentje in de top van de internationale managementboeken. “Against the Gods” onderzocht het beheersen van risico’s. De vertaling maakt de turf toegankelijker.
Dobbelen en roulette zijn samen met de aandelen- en de obligatiemarkt natuurlijke laboratoria voor het bestuderen van risico. Ze lenen zich immers voortreffelijk tot kwantificering. Hun taal is de taal van getallen. Zo leidt Peter Bernstein zijn magnum opus De goden verzoeken in. Tot dusver maakte de auteur furore als adviseur voor institutionele beleggers. Zijn vorig boek sloot daar naadloos bij aan: Capital Ideas – The Improbable Origins of Modern Wall Street. In zijn nieuwe werk bezorgt hij beleggers wel eens angstzweet in plaats van bemoedigende schouderklopjes.
Against the Gods is ook ambitieuzer. Bernstein wil niet meer of niet minder dan de hele geschiedenis van het denken over risico in kaart brengen. Dat doet hij met een verbluffende eruditie en een zwaar pakket theorie. Gelukkig maakt hij zijn werk leesbaar door de praktische weerslag op het economische reilen en zeilen. Voeg er de talloze beknopte biografieën van markante wiskundigen en economen aan toe, de vele vormen van kansberekeningen en je krijgt een uitgave die op elk gebied hoge ogen gooit.
VERVALSTE DOBBELSTENEN.
Het woord risico is afgeleid van het oud-Italiaanse risicare dat wagen betekent, zo merkt Bernstein op. Vanuit dat perspectief lijkt risico veeleer een keuze dan een lot. De stappen die we wagen noemen, zijn het eigenlijke onderwerp van het risicoverhaal en, beklemtoont Bernstein, dit verhaal helpt ons te preciseren wat het betekent om een menselijk wezen te zijn.
Zijn verhaal begint bij de Griekse filosofen, maar dan niet zonder een ommetje vooraf naar de vele gokkers die de mensheid altijd al gehad heeft. Op Egyptische grafschilderingen van 3500 voor onze tijdrekening zijn mensen te zien die dobbelen. Hoewel dwangmatige gokkers in Egypte werden gestraft door ze stenen voor de piramiden te laten hakken, bewijzen de opgravingen dat de farao’s er geen been in zagen om voor hun eigen gokspelletjes vervalste dobbelstenen te gebruiken.
De verwijzingen naar het gokken zijn geen toeval. “Het was een kansspel dat Pascal en Fermat tot hun revolutionaire doorbraak op het terrein van de kansberekening inspireerde, en niet een diepgaande vraag over de aard van het kapitalisme of bespiegelingen over de toekomst,” stipt Bernstein aan.
Ondanks alle pogingen om weddenschappen en gokspelen in enigszins beheersbare banen te leiden, valt het denken over risico na de oude Grieken zo goed als stil. Daarmee belanden we bij het onthutsende dat Bernstein bloot legt: pas tijdens de jongste eeuwen en dan nog vooral tijdens de jongste 150 jaar kienden wiskundigen bepaalde berekeningen uit om uitspraken te doen over de aard van het risico. Zo ontstond de gedachte dat risico beheersbaar is, dat de toekomst meer is dan een spel van de goden waaraan we zijn overgeleverd. Dit inzicht markeert volgens Bernstein de grens tussen de moderne tijd en het verleden. Pas met het geloof in een maakbare toekomst ontwikkelden zich ook de economische activiteiten.
CALORIEËN TELLEN.
Bernstein maakt zijn huiswerk zo degelijk, dat we tot bladzijde 267 moeten wachten om uitleg te vinden over één van de cruciale bouwstenen in het beheersbaar maken van risico: de speltheorie. Spil daarin was de bizar briljante John von Neumann (1903-1957). Deze fysicus droeg onder meer een belangrijk steentje bij tot de ontwikkeling van de kwantummechanica in Berlijn in de jaren twintig. In 1929 trok hij naar de VS, waar hij een essentiële rol speelde bij het ontwikkelen van de atoombom en later ook van de waterstofbom. Hij vond ook de digitale computer uit, was een bedreven meteoroloog en wiskundige. Hij kon uit het hoofd getallen van acht cijfers met elkaar vermenigvuldigen. Maar hij was eveneens een kei in het vertellen van schuine moppen en het voordragen van gewaagde limericks. Admiraals kregen zijn voorkeur boven generaals, omdat de eersten meer dronken. Zijn biograaf Norman Macrae beschrijft hem als “buitensporig vriendelijk tegenover iedereen, behalve tegenover twee gekwelde echtgenotes.” Een ex-vrouw merkte ooit op: “Hij kan alles tellen behalve calorieën.”
Over zijn joodse origine maakte von Neumann alleen maar grappen. Toch blijft het vreemd dat hij de speltheorie later mee liet populariseren door de licht antisemitische, in Duitsland geboren, maar in Oostenrijk getogen econoom Oskar Morgenstern. Na de Duitse invasie van Oostenrijk in 1938 vertrok Morgenstern definitief naar Princeton, waar hij von Neumann vond. Morgenstern was een voorstander van het gebruik van wiskunde in economische analyse. Juist daarom verfoeide hij de onexacte manier waarop Keynes verwachtingen behandelde en hij kwalificeerde diens The General Theory als “in één woord vreselijk”. Zelfs wiskunde hoeft niet saai te zijn.
Peter Bernstein, De goden verzoeken – Het opmerkelijke verhaal van risico. Academic Service, 430 blz., 1390 fr.
LUC DE DECKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier