WAT DOET DE REGERING?

Minder werkloosheid is primordiaal.

Binnen de federale regering behoort armoedebestrijding tot de bevoegdheden van vice-premier Johan Vande Lanotte (SP). Als bewindsman nam ook hij uiteraard kennis van het Antwerpse jaarboek over armoede.

“Over de definitie van armoede bestaat inderdaad nog steeds geen consensus,” zo reageert Vande Lanotte op onze bedenkingen. “In internationaal onderzoek worden vaak relatieve normen gebruikt. En het klopt dat de norm die door de Europese Unie wordt gehanteerd en uitgaat van 50% van het gemiddelde inkomen per gezinstype, meer zegt over inkomensongelijkheid dan over armoede. Deze norm houdt immers onvermijdelijk in dat als de welvaart zodanig zou stijgen dat de inkomens van alle gezinnen met hetzelfde percentage zouden toenemen, de armoede nog altijd op hetzelfde peil zou blijven. Het is ook correct dat de armen – volgens de EU-norm – moeilijk kunnen worden gelijkgesteld met de groep mensen die zich in een toestand van deprivatie bevinden. Om tot wat meer coherentie inzake armoedenormen te komen, heb ik aan professor Bea Cantillon trouwens de opdracht gegeven verfijndere financiële indicatoren uit te werken.”

Op de vraag of armoedebestrijding tegen de grenzen van de sociale zekerheid aanbotst dan wel tegen die van een inadequaat tewerkstellingsbeleid, antwoordt Vande Lanotte: “Internationaal vergelijkend onderzoek toont aan dat armoede het laagst is in landen met de hoogste sociale uitgaven. Daarom ligt in de VS, een land met een relatief geringe sociale bescherming en toch een hoge graad van tewerkstelling, de armoede relatief veel hoger dan in West-Europa. Toch kan men niet voorbij aan de vaststelling dat ook bij ons, en dit niettegenstaande de hoge sociale uitgaven, het armoederisico zeer hoog blijft voor gezinnen waarvan de leden werkloos zijn. Werk is nog altijd de beste bescherming tegen armoede. Het vergroten van de tewerkstellingsgraad en het scheppen van banen voor laaggeschoolden en uitkeringsgerechtigden blijft dan ook vanuit het oogpunt van de armoedebestrijding het belangrijkste instrument.”

De Ufsia-sociologen vinden dat men armoede alleen zinvol kan bestrijden met een vermogensbelasting. Johan Vande Lanotte is het daarmee niet eens: “De invoering van een vermogensbelasting, in de mate dat ze operationeel kan worden gemaakt, is geen conditio sine qua non voor betere armoedebestrijding. Meer overheidsinspanningen, die vanzelfsprekend veel geld zullen kosten, zijn dat wel. Op het ogenblik dat er over belastinghervormingen en minder inkomsten voor de overheid wordt gesproken, zal ik ook het probleem van de armoede op tafel leggen. Toch heb ik twee bedenkingen ter zake: ten eerste blijft het een feit dat arbeid nog steeds zwaarder wordt belast dan inkomens uit onroerende of roerende goederen; ten tweede gaat het niet op te doen alsof er nog geen vermogensbelasting bestaat in België.”

Vond de minister in het jaarboek inspiratie om zijn beleidsnota van vorig jaar omtrent armoede bij te sturen? Johan Vande Lanotte: “Het jaarboek bevat enkele interessante gegevens. Ik geef twee voorbeelden. Ten eerste, de forse toename van het aantal mensen met betalingsproblemen. Dit noopt tot beleidsactie op het vlak van preventie, zoals bijvoorbeeld de invoering van een positieve kredietcentrale en de bijsturing van de wet op het consumentenkrediet. Ik zal ter zake concrete voorstellen formuleren tijdens de Interministeriële Conferentie van volgende maand, die helemaal gewijd is aan schuldoverlast. Ten tweede, de toename van de leerachterstand en het zittenblijven in het Nederlandstalig onderwijs, zowel bij kinderen van Belgische als van vreemde nationaliteit. Onderwijs is een cruciale factor in de preventie van armoede. Hoewel onderwijs een gemeenschapsbevoegdheid is, zal het toch aan bod komen tijdens één van de volgende Interministeriële Conferenties.”

Guy Clémer Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content