Voorzichtig met die champagne

Het ziet ernaar uit dat België in 2001 knappe economische prestaties zal neerzetten. Al moet u nog niet meteen de champagnekurken laten knallen.

Hoeven we u nog te vertellen dat het goed gaat met de Belgische economie? De afgelopen maanden werden we onafgebroken bestookt met positief economisch nieuws. Maar voor wie toch nog niet overtuigd zou zijn: misschien laat u zich wel bekeren door de volgende cijfers.

Na 2,7% in 1999 groeide de Belgische economie in 2000 met 3,9%. Zowel in 2000 als 1999 steeg de tewerkstelling in ons land met 1,3%, wat neerkwam op zo’n 50.000 extra jobs per jaar. Een evolutie die schril afsteekt – maar dan in positieve zin – tegen de tewerkstellingsgemiddelden die ons land tussen 1981-1990 en 1991-2000 haalde: toen moesten we het respectievelijk met 0,1% en 0,4% stellen. De inflatie in 2000 liep wel op tot 2,5%, maar met de forse olieprijsstijging en muntdevaluatie in het achterhoofd, valt ook dat cijfer nog best mee. Bovendien zorgde de uitsluiting van de energieprijzen uit de gezondheidsindex ervoor dat er geen ouderwetse loonprijsspiraal op gang kwam.

Ook op het vlak van de betalingsbalans en de openbare financiën viel er alleen maar goed nieuws te rapen. Op de lopende rekening van de betalingsbalans stapelen we nu al sinds 1993 overschotten van 4% bruto binnenlands product (BBP) op. En wat de publieke financiën betreft zal ons land dit jaar voor al zijn overheden samen eindelijk een evenwichtssituatie kunnen voorleggen. De overheidsschuld bereikte in 1993 een piek van 139% BBP. Eind 2000 rest daarvan nog 111%, nog steeds een berg om u tegen te zeggen maar toch een mooie terugval op zeven jaar tijd.

Ook voor 2001 liggen de kaarten op het eerste gezicht mooi geschud. De meeste conjunctuuranalisten gaan er van uit dat onze economie dit jaar met gemiddeld 3% zal groeien – The Economist Intelligence Unit houdt het bij 2,5% – terwijl de inflatie tot 2% zal terugvallen. De werkloosheid blijft dalen – volgens de Europese Commissie zal de tewerkstelling volgend jaar zelfs met 1,4% aangroeien – en het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans zal boven de 4% eindigen. De Belgische overheden gaan een surplus tegemoet op hun gecumuleerde begroting en uiteraard blijft de staatsschuld als % van het BBP dalen. Dus mogen we de champagnekurken laten knallen en de kaviaar en foie gras laten aanrukken.

Of moeten we toch nog een karaf water en een beschuit met jam achter de hand houden? Enige voorzichtigheid verdient inderdaad aanbeveling, al was het maar omdat conjunctuurvoorspellers een slechte reputatie hebben: in het verleden slaagden ze er nagenoeg nooit in omslagen in de conjunctuur te voorspellen, laat staan de intensiteit van een neerwaartse beweging te berekenen. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) mag dan al laten uitschijnen dat het wel best zal meevallen, toch bestaat de kans dat we ons volgend jaar rond deze tijd moeten afvragen hoe het toch mogelijk was dat we de neergang van de economische activiteit niet konden voorspellen.

Geert Noels, de hoofdeconoom van de investeringsbank Petercam, was afgelopen zomer zowat de eerste die zijn groeivoorspelling voor 2001 substantieel neerwaarts herzag. Het leverde hem in bepaalde kringen laatdunkende commentaren op. Goed vier maanden later zitten alle economen lager. Klap op de vuurpijl was de fors neerwaartse revisie van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), dat recentelijk nog maar 2,3% groei voor 2001 voorspelde. Dit betekent dat het potentieel tot jobcreatie vanuit de economische groei nagenoeg volledig is verdampt.

Dat de meeste voorspellers zich de jongste weken een stuk voorzichtiger opstelden, hoeft niet te verbazen. Want net zoals een lichaam afkoelt wanneer het onbeschermd ijskoud water over zich heen krijgt, gebeurt hetzelfde ook met een economie die tegelijk een forse stijging van de reële rentevoeten én een nog forsere toename van de prijs van ruwe olie over zich heen krijgt. Even konden de aanhangers van het nieuwe-economieparadigma de schijn hoog houden door die historische wetmatigheid als achterhaald te omschrijven, maar de stemmen uit die hoek klinken dag na dag minder overtuigend. Dat het olie-importerende Westen zijn economische motor ziet afkoelen, hoeft dan ook niet te verbazen.

Het eeuwige probleem met zulke evoluties is echter de timing: iedereen weet dat er een storm op komst is, maar de meettoestellen van de economengilde laten niet toe om met voldoende betrouwbaarheid te achterhalen wanneer die zal toeslaan en hoeveel schade het noodweer zal aanrichten. Wie durfde enkele maanden geleden voorspellen dat het woord ‘recessie’ thans op de lippen zou liggen van analisten van de Amerikaanse economie?

Ook de drie grote euro-economieën – Duitsland, Frankrijk en Italië – gaven in het derde kwartaal van 2000 opmerkelijke tekenen van groeiverzwakking te zien. Vooral de toename van de voorraden in euroland verdient stilaan de omschrijving ‘zorgelijk’. Het is dan ook zorgwekkend dat Wim Duisenberg, de president van de Europese Centrale Bank (ECB), het nog steeds heeft over ‘groei die robuust zal blijven’.

Gezien de algemene groeivertraging in het Westen zit er voor een kleine en extreem open economie als de Belgische niets anders op dan dat lot te ondergaan en te hopen op een snelle verbetering. U mag er zeker van zijn dat onze ministers de bovenstaande zin uitgebreid zullen uitbazuinen indien de conjunctuurevolutie in 2001 écht een dramatische wending neemt. Bedenk echter meteen dat zij uit hun nek kletsen. Zelfs een kleine en open economie als de Belgische beschikt over voldoende beleidsmogelijkheden om dergelijke stormen te doorstaan. Daartoe is echter politieke moed vereist en die ontbreekt binnen de regering-Verhofstadt I.

Neem nu de toestand van de begroting en de arbeidsmarkt. De regering had ervoor kunnen opteren om het overschot op de lopende begroting te gebruiken voor de versnelde terugbetaling van de overheidsschuld. Of ze had een ernstige en geloofwaardige belastingverlaging kunnen doorvoeren, waardoor ons economisch systeem aan autonome veerkracht zou winnen. Maar daar komt niets van in huis: alle ministers willen zo vlug mogelijk de vrijgekomen miljarden uitgeven. De kans is dan ook zeer groot dat we binnenkort op 2000 terugkijken als hét jaar van de gemiste kansen.

Het tweede element betreft de arbeidsmarkt. Aan de loonkosten wordt via de verlaging van de werkgeversbijdragen op een verstandige manier gewerkt. Van ingrijpende institutionele hervormingen op de arbeidsmarkt komt echter ook niets in huis. Om tot een tewerkstellingsgraad van 70% te komen, heeft België behoefte aan ongeveer 85.000 bijkomende jobs (netto) per jaar. Nu halen we er in ideale groeiomstandigheden 50.000. Het tekort van 35.000 jobs mag op het conto van de inertie van de politieke, syndicale en zelfs patronale wereld worden geschreven. Daar heeft een groeivertraging of zelfs een recessie in de Verenigde Staten en/of euroland geen moer mee te maken.

Johan Van Overtveldt is chief economist van Trends.

johan van overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content