Randje buitenspel
Achttien voetbalclubs uit eerste klasse torsen samen een gecumuleerde schuldenlast van 1,3 miljard. Vorig seizoen maakten de huidige topklassers een exploitatietekort van 300 miljoen, op een omzet van ruim vier miljard frank. Zolang een transfer, een gulle voorzitter, een rijke bank of een (voetbal)gekke aandeelhouder de putten vult, staat het Belgisch topvoetbal niet aan de rand van de financiële afgrond.
Hoeveel is een voetbalclub uit de Belgische eersteklasse waard? Ajax Amsterdam betaalde 100 miljoen voor 30% van de aandelen van Germinal Beerschot Antwerp ( GBA) en schatte de schuldenloze nieuwe fusieclub dus 333 miljoen frank waard. Maar de fonkelnieuwe club dreigt te debuteren met een zwaar exploitatieverlies. De moeilijkheden met de bouwvergunning voor het stadion ondergraven de inkomsten, die het vastgelegde uitgavenbudget van 250 miljoen moeten financieren.
GBA zal daarmee niet uit de toon vallen in de Belgische eerste klasse. Toenmalig voorzitter Jean Van Milders van AA Gent raamde drie jaar geleden de totale schuldenlast van de Belgische eersteklassers op twee miljard frank. Zo erg is het Belgisch voetbal er vandaag niet aan toe. Trends lichtte de achttien clubs door die vanaf volgende week het nieuwe kampioenschap zullen betwisten.
De Belgische eersteklassers
zijn stuk voor stuk kmo’s die graag het woord professionalisering in de mond nemen. “De tijd dat een voetbalclub zijn boekhouding op een bierviltje uitschreef, is definitief voorbij,” zegt Edgar Troonbeeckx, voorzitter van landskampioen Racing Genk. De meeste clubs houden nog altijd halsstarrig vast aan een vzw-statuut (zie kader: Met het oog op winst), maar toonden zich wel bereid om de boeken op tafel te leggen. Zelfs voor een jaarlijkse controle door de Profliga, die de licenties toekent, zijn ze te vinden. Zoveel openheid is in het Belgisch topvoetbal niet gebruikelijk. Opvallend is bovendien dat die openheid bij de traditionele topclubs nog niet is doorgedrongen. Anderlecht en Club Brugge gaven geen details vrij, Mechelen bedankte zelfs voor een onderhoud, hoewel voorzitter Willy Van den Wijngaert er geen geheim van maakt dat hij elk seizoen de putten vult.
Geen ramp
De tabel (zie: Cardiogram van het Belgisch voetbal) geeft de financiële gezondheidstoestand weer van de Belgische eersteklassers. De achttien gaven vorig seizoen 300 miljoen frank méér uit dan hun totale budget van ongeveer 4 miljard toeliet. Een prestatie die overigens fel is bijgekleurd dankzij de forse winst die Racing Genk haalde: 128 miljoen frank in 1999. “Dat is vandaag mogelijk dankzij het geld dat Kempense Steenkoolmijnen ( KS) indertijd in de club pompte,” foeteren anderen. Nochtans kunnen heel wat clubs voor hun infrastructuur rekenen op overheidssteun (zie kader: De staat op het veld), wat de interpretatie van de resultaten bemoeilijkt.
In het seizoen 1998-1999 was Genk de enige winstgevende club. Amper vier van de achttien clubs – SK Lierse, Excelsior Moeskroen, het vroegere Germinal en Club Brugge – leverden een begroting in evenwicht af. De veertien andere doken op hun exploitatierekening in de rode cijfers. RSC Anderlecht, Standard Luik en AA Gent voeren dit klassement aan. “Maar voor Anderlecht was dit het eerste exploitatieverlies in twintig jaar,” zweert Anderlecht-manager Michel Verschueren.
Door de tekorten van vorig seizoen zwelt de totale schuld van de topklasse aan tot 1,3 miljard frank. “Geen ramp,” zegt Yvan De Witte, de nieuwe sterke man van schuldenkampioen AA Gent. “Een club met schulden is nog geen zieke club. Een bedrijf zonder schulden is zelfs slecht bezig.”
Een schuldenlast wordt pas problematisch als de aflossings- en rentelasten de resultatenrekening dieprood kleuren. En dat is weliswaar in Gent het geval, maar doorgaans niet op de andere velden. De meeste clubs kunnen hun passief de baas. De totale schuldenberg van de Belgische eerste klasse beloopt niet meer dan drie keer het exploitatieverlies of dertig procent van de totale omzet. Wat zeker niet ongewoon is voor een kmo. Bovendien verzamelde het Belgische voetbal zijn schuldenlast niet in de jongste drie seizoenen, maar cumuleert het de verliezen van minstens een decennium. Dat wijst erop dat de clubs uit de hoogste afdeling vaak met andere geldbronnen dan de gewone bedrijfsuitoefening hun tekorten aanzuiveren, vóór de schuldpositie de leefbaarheid van de club in het gedrang brengt.
Geldbronnen
Een gulle voorzitter en dito beheerders, een door voetbal gebeten aandeelhouder, een lucratieve transfer, een injectie met buitenlands kapitaal of een (goedkope) banklening van de trouwe sponsor, of soms zelfs sportieve successen. Deze kunstmatige en onvoorspelbare bronnen van inkomsten laten het voetbal wegdrijven van zijn economisch draagvlak.
“Het Belgisch voetbal leeft boven zijn stand,” weet secretaris Jacques De Nolf van Club Brugge. Maar dat zal de clubs worst wezen. Manager Patrick Orlans van Eendracht Aalst: “Als mecenassen de schuld van een club willen aanzuiveren, moeten alleen zij daar wakker van liggen.”
De Belgische topklasse stikt van de beheerders en voorzitters à la Van den Wijngaert, die geld in het voetbal investeren en er niet op rekenen dat ze daar ooit een frank van terugzien, laat staan dat ze rendement van hun investering zouden verwachten. Het is een publiek geheim dat erevoorzitter Constant Vanden Stock miljoenen uit zijn persoonlijk fortuin in Anderlecht pompte. Eendracht Aalst heeft 54 renteloze leningen van 1 miljoen openstaan bij evenveel beheerders.
Voorzitter Vic Keersmaeckers paste vorig jaar de tekorten bij van toenmalige tweedeklasser Geel. “Zonder geldschieters is tweede klasse niet leefbaar,” zegt hij. “Elke club heeft daar een tekort van 20 miljoen.” Maar voor de clubs zijn dat geen schulden. “Die mensen weten dat het verloren geld is”, gelooft financieel directeur Gaston Vets van Lierse. “Zelfs als Lierse winst zou maken, zullen de beheerders hun centen niet terug komen vragen.”
Voetbalclubs tellen wel meer schulden die alleen op papier bestaan. Aan overheden en leveranciers, bijvoorbeeld. Voorzitter Geert Sustronck van Racing Harelbeke: “Onze gecumuleerde schuld bedraagt 84 miljoen frank, maar daarvan heeft de stad Harelbeke 17 miljoen tegoed en sponsor Bavik zes miljoen. Maar die schulden zal een deurwaarder niet snel komen opeisen in het Forestierstadion.” Zelfs de RSZ is mild met voetbalclubs. Onder andere Charleroi en Aalst hebben vlot hun achterstallige betalingen kunnen spreiden.
OOK NIEUWE KAPITAALKRACHTIGE AANDEELHOUDERS
kunnen voor financiële zuurstof zorgen. Bij Standard hoestten de aandeelhouders – Louis Dreyfuss van adidas, bouwondernemer André Ducheyne en Robert Lesman – na een injectie van 240 miljoen in 1998 nog eens 300 miljoen op om de balans van de club op te smukken en 100 miljoen exploitatieverlies van vorig seizoen aan te zuiveren. “We willen geen negatief eigen vermogen,” verklaart manager Pierre Delahaye.
Germinal, met de inbreng van Ajax, en SK Beveren hanteren een vergelijkbare formule. De Waaslanders gebruiken de coöperatieve vennootschap Beveren Stadion – de vroegere investmaatschappij – als investeringsvehikel voor de AKA-groep van Italiaanse investeerders. Die wil 2,5 miljoen dollar in de club steken om het gecumuleerd exploitatietekort van 80 miljoen frank aan te zuiveren. “Voor een kleine Belgische club is dat de enige oplossing om te overleven,” vindt Beveren-manager Geert Lermyte.
Verschillende buitenlandse clubs haalden ook al kapitaal op via de beurs. Voor het Belgisch voetbal zijn dergelijke operaties te hoog gegrepen. Etienne Davignon, beheerder bij Anderlecht, bevestigt: “Door de mindere prestaties van het Belgisch voetbal in de voorbije seizoenen zal een club voor zijn kapitaal een veel te hoge prijs betalen. Ik vraag me trouwens af of Belgische beleggers wel bereid zijn in voetbal te investeren.”
Onafhankelijke aandeelhouders veranderen bovendien het karakter van een club. Als niet langer een voetbalgekke voorzitter, maar koel cijferende aandeelhouders de plak zwaaien, moeten voetbalclubs de nieuwe patrons een rendement in de vorm van een winstuitkering bieden. Daarom moet Lierse niet weten van buitenlandse investeerders. Vets: “Wie wordt daar beter van? Buitenlandse clubs die onze spelers voor een prikje willen. Ons antwoord op de vele aanvragen is resoluut neen.”
Delahaye relativeert: “Dreyfuss doet het niet voor het geld, maar in de eerste plaats omdat hij van voetbal houdt. Mecenaat blijft bestaan. We willen wel evenwicht in onze rekeningen, omdat we geen artificiële club willen worden zoals Seraing onder Gerald Blaton of Mechelen onder John Cordier dat was.”
HUN WINST
willen externe investeerders puren uit de verkoop van spelers. Precies de manier waarop veel voetbalclubs hun exploitatietekorten aanzuiveren. “Onze voorzitter wil elk seizoen met een propere lei starten,” zegt manager Willy Verhoost bij SK Lokeren. “Daarom doen we elk jaar een belangrijke speler van de hand.”
Ook Gent prees zich gelukkig dat het voor 125 miljoen aan jonge spelers kon verkopen om zijn putten te vullen. Dergelijke verhalen vertellen de meeste clubs, de rijkere clubs als Anderlecht en Club Brugge inbegrepen. De Nolf: “Wij moeten af en toe enkele geslaagde uitgaande transfers realiseren om te overleven en om een reserve op te bouwen.” Spelers verkopen is pure winst, want opvallend genoeg hebben de meeste eersteklassers geen spelers als kapitaal in hun activa ingeschreven.
Uitzonderingen zijn Gent en Standard (die spelers afschrijven of de loop van hun contract) of Harelbeke en Moeskroen, die hun spelers waarderen op respectievelijk 40 en 100 miljoen, volgens de vergoeding die ze voor hun spelers moeten krijgen als die hun contract verbreken volgens de wet van 1978.
Transferverrichtingen verschijnen bij de meeste clubs dus rechtstreeks in de exploitatierekening. Met de verkoop van één topspeler zou daarom ook Anderlecht zijn 200 miljoen exploitatietekort voor 1999 kunnen aanzuiveren. Maar de club wil dat met sportieve successen doen en koos voor een overbruggingskrediet bij de sponsor. “Eén keer Champions League spelen,” zegt Davignon, “en we schrijven binnen het jaar weer zwarte cijfers.” Naar het voorbeeld van Lierse, dat met enkele lucratieve Europese campagnes zijn schulden uit het verleden uitwiste. Of Genk, dat zijn winst daar volledig aan dankte. De Genkse bedrijfsopbrengsten beliepen 433 miljoen, de kosten 203 miljoen. Na het volledig wegwerken van overgedragen verlies van het verleden bleef daar nog 128 miljoen van over. De club heeft 65 miljoen eigen vermogen en rekent voor volgend seizoen op 30 miljoen frank winst.
Spelersuitgaven
Het voorbeeld van Genk maakt de verleiding groot om in dure spelers te investeren. Zelfs in moeilijke tijden. “Voetbal is een cyclisch bedrijf,” zegt Davignon. “Je moet ook durven investeren bij negatieve cashflow, anders raak je in een vicieuze cirkel van mindere resultaten en dus nog minder inkomsten.”
Maar waar het succes van één bedrijf in een sector het succes van een ander niet uitsluit, is er in voetbal wel maar één landskampioen of bekerwinnaar die toprecettes realiseert. Bovendien hangt de dreiging van de degradatie voortdurend als een zwaard van Damocles boven elke voetbalclub.
“Bezuinigen op spelersuitgaven kan niet,” zegt manager Michel Louwagie van AA Gent, dat vorig jaar door zijn schuldenlast van een half miljard (300 miljoen onroerend goedschuld, 200 miljoen gecumuleerd exploitatietekort) “enkele tientallen miljoenen” tekort kwam om zijn begroting rond te krijgen. “Mikken we op een budget in evenwicht, dan dreigen we te degraderen uit de eerste klasse. Dat zou het faillissement van de club betekenen.”
Aalst-manager Orlans: “Een club die degradeert, is als een bedrijf dat zijn productiecapaciteit van de ene op de andere dag van 100 naar 30 procent ziet terugvallen. Aalst verliest 100 miljoen frank inkomsten als het naar tweede klasse degradeert.”
Ludwig Sneyers, commercieel verantwoordelijke van Sint-Truiden, geeft toe: “Afgelopen seizoen maakten we bewust een verlies, omdat we in het elftal investeerden.” Standard stelde zijn businessplan zo op, dat het pas over drie jaar break-even moet draaien bij een budget van 500 miljoen. “Sportief is een budgettair evenwicht op kortere termijn niet haalbaar,” gelooft Delahaye.
SPELERSLONEN
zijn doorgaans de belangrijkste post in de uitgavenstaat van een voetbalclub. Gemiddeld tussen de 45 en de 65% van het totale budget wordt eraan opgesoupeerd. Dat is te veel. Delahaye: “Als een club meer dan de helft van zijn inkomsten aan lonen uitgeeft, duikt hij onvermijdelijk in de rode cijfers. Zoals wij.” Harelbekes Geert Sustronck: “De loonkost eet bij ons 60% uit het budget weg. Dat is te veel.” Andere clubs – waaronder Genk, Brugge en Anderlecht – proberen zich aan een gulden regel te houden. “De helft en niet méér,” maakt Edgar Troonbeeckx van Genk zich sterk.
Lierse houdt er dan weer een andere filosofie op na. “Wij gaan een stuk boven de 60%,” zegt Vets. “En dat is een bewuste politiek. We zorgen ervoor dat ons jeugdtalent, eigenlijk het verborgen patrimonium van de club, niet meteen gaat lopen door het hogere lonen te betalen. Op die manier kan de club de financiële bressen die een sportief minder geslaagd seizoen zou slaan, dichten met een lucratieve transfer. Bovendien moeten we geen spelers aankopen, want de eigen jeugd staat klaar.”
Onder impuls van Ajax wil GBA om dezelfde reden jaarlijks 35 miljoen in de jeugdopleiding stoppen. Maar mikken op transfers blijft een risico-investering met een zeer onvoorspelbaar rendement.
Merchandising
Een groter budget blijft de droom van elke eersteklasser. Detremmerie mijmert zelfs over een budget van 1 miljard frank – het hoogste in België – over maximaal tien jaar bij Moeskroen. “Te realiseren met een nieuw stadion en de winsten van een bedrijf dat clubartikelen per post verkoopt,” zegt hij.
Een realistische toekomstvisie of een utopische gedachte? Inkomsten uit merchandising blijven wel een zwak broertje in het Belgisch topvoetbal, maar niemand verwacht daar gouden bergen van. “België heeft geen Manchester United,” weet Lierses Gaston Vets. “Als wij ooit voor 10 miljoen frank per jaar aan truitjes verkopen, hebben we uitstekend gewerkt.”
Eigenlijk hebben alleen de topclubs een markt voor clubartikelen. Maar de nv’s die hun clubwinkels uitbaten, betalen enkel royalty’s en/of commissies aan de club. De nv Winners, Anderlechts merchandisingvehikel, boekte vorig jaar 18 miljoen frank winst, maar de aandelen van de overkoepelende vennootschap zijn in handen van de beheerdersfamilies Vanden Stock, Verschueren en Vercruysse. De nv De Klokke haalde vorig jaar 10 miljoen omzet in Club Brugge-artikelen, maar ook daar krijgt de ploeg enkel een commissie.
Ook in andere inkomsten lijkt er weinig rek te zitten. De ticketverkoop, bij de meeste clubs nog altijd de belangrijkste pijler, is sterk resultaatgerelateerd en zit ongeveer aan zijn plafond. Enkele clubs voeren hun stadioncapaciteit – al dan niet met de hulp van de overheid – fors op. Racing Genk, bijvoorbeeld, wil met zijn positieve cashflow een project realiseren van 360 miljoen, gefinancierd met bankleningen.
Verschillende clubs dragen de BeNeLiga, een gezamenlijke competitie met Belgische en Nederlandse topclubs, als oplossing aan. Andere mikken op fusies die de supporterskernen van verschillende clubs samenvoegen en zo de toeschouwersaantallen kunnen opdrijven. GBA heeft zo’n fusie achter de rug. Bij Harelbeke, Kortrijk en Waregem in Zuid-West-Vlaanderen en bij Geel, Herentals en Turnhout in de Kempen circuleren al jaren hardnekkige geruchten. “In juli 2000 moet de fusie een feit zijn,” pleit Geert Sustronck. Keersmaeckers bevestigt: “Alléén kunnen we een budget van 90 miljoen samenharken. Op langere termijn zal dat niet volstaan in eerste klasse en dan is een fusie de enige oplossing om de concurrentie met Lommel, Lierse en Westerlo te kunnen aangaan.”
MEER FINANCIËLE ARMSLAG
hopen clubs vooral te vinden in de groei van sponsoringbudgetten, business seats en loge-activiteiten via een commerciële aanpak. Ook de televisierechten moeten fors de hoogte in. Anno 1999 brengen de exclusieve contracten met VTM, RTBf en Canal Plus – die lopen tot 2002 – elke voetbalclub in eerste klasse 18 miljoen frank per jaar op. In de omringende landen is dat minstens het tienvoudige. In het volgende televisiecontract moet die som gevoelig hoger, vinden alle clubs. En ondertussen gaan ze, vooral aangespoord door de topclubs, ook naar een andere verdeelsleutel op zoek. “Zelfs kleine clubs kunnen zich daarin vinden,” zegt Geert Lermyte van Beveren. “We moeten realistisch zijn: wie vaker rechtstreekse tv-uitzendingen krijgt, moet ook een groter deel van de koek kunnen krijgen.” Vooral de topclubs hebben daar oren naar. “Een deel van de rechten zou solidair onder alle profclubs verdeeld moeten worden,” vindt Troonbeeckx, “maar het leeuwendeel zou naar de bij uitzendingen betrokken clubs moeten gaan.” Soms voelen clubs zelfs de verleiding om op eigen houtje de rechten te verkopen, zoals dat in het buitenland gebeurt. “Als monopolist in Wallonië zou Standard ongetwijfeld een betere deal uit de brand kunnen slepen,” droomt Standards Delahaye.
FRANK DEMETS DAAN KILLEMAES
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier