Oorlog om uniformen
Waarom betaalt De Post twintig procent méér voor dezelfde uniformvesten die vandaag door dezelfde leverancier goedkoper worden aangeboden ?
In de zaak van de postuniformen zit advocaat Dirk Van De Gehuchte met een vraag waar hij geen antwoord op krijgt. Het betrokken bedrijf Prévost-Tavernier ( Préta) uit Pittem weigert ook aan Trends elke commentaar. De vraag luidt : “Hoe komt het dat De Post voor dezelfde uniformvesten vandaag 2700 frank neertelt wat, tegen de algemeen dalende marktprijs voor textiel in, een stijging is met 20 % in vergelijking met de offerte in 1991 en dat bovendien De Post uitgerekend dezelfde leverancier opnieuw selecteert ?”
Drie concurrenten van Prévost-Tavernier trokken naar de Raad van State. “Het lastenboek was zo opgesteld, dat alleen Préta-uniformen een kans maakten,” stelt meester Van De Gehuchte, advocaat van Arwy, Seyntex en Vetimo. “De concurrentie kon onmogelijk binnen de gestelde termijn voldoen aan bepaalde technische eisen. Prévost-Tavernier heeft bijvoorbeeld een exclusief contract met een Fins bedrijf dat als enige de stof weeft waaruit de blouses verplicht gemaakt moeten worden. Een nieuwe leverancier vinden, was onmogelijk binnen de vier maanden. De riemen moeten geleverd worden met het embleem van De Post. Preta heeft als vroegere leverancier van De Post dat model, de concurrenten niet.”
DEUREN TOE.
Prévost-Tavernier schermt zich zo veel mogelijk van de buitenwereld af. Zaakvoerder Jean Prévost en raadsman Frank Delporte weigeren zelfs commentaar te geven over het bedrijf. De bvba werd in 1971 opgericht. Vandaag werken er een dertigtal mensen, het bedrijfskapitaal bedraagt 1,25 miljoen frank. Prévost-Tavernier produceert werkkleding, militaire uitrustingen en uniformen voor de administratie in textiel en kogel- en scherfwerende kledij van het merk Préta. De omzet bedraagt zo’n honderd miljoen frank. Het bedrijf mikt vooral op grootschalige orders van filiaalbedrijven, staatsinstellingen, warenhuizen en ziekenhuizen ; de orders worden meestal via onderaannemingen in Tunesië uitgevoerd.
In 1991 stond het Pittems bedrijf ook al in voor de productie van uniformen voor de Belgische postmannen, in een tijdelijke samenwerking met Vetimo uit Binche en Neyrinck uit Gullegem. “Een vlekkeloze samenwerking,” herinnert gedelegeerd bestuurder Ambroise Hamaide van Vetimo zich. “Zelfs nadat de Gullegemse partner over de kop ging. Wij wilden voor dit nieuwe contract opnieuw samenwerken. Prévost-Tavernier heeft dat geweigerd.”
Bij De Post verzekert directeur aankoop en logistiek Bernard Damiens dat de toewijzing van de contracten volgens het boekje verliep. “Voor de orders die Prévost-Tavernier zowel in ’91 als nu toegewezen kreeg, waren ze het goedkoopst en conform het bestek. Voor het huidige contract controleerden twee onafhankelijke laboratoria of de bepalingen in de bestekken haalbaar waren voor de producenten. Die kregen vervolgens vier maand de tijd om offertes uit te schrijven.”
MANIPULATIE MET PRIJZEN ?
De Post schreef voor twee jaar bestellingen uit, telkens goed voor 320 miljoen frank per jaar. De orders kwamen bij zes verschillende bedrijven terecht. “Als we systematisch voor de tweede beste kandidaat gekozen hadden, moest De Post 70 miljoen per jaar extra ophoesten,” verdedigt Bernard Damiens zich. Dat wil zelfs Dirk Van De Gehuchte niet aanvechten. “Alleen valt het op,” beschuldigt hij, “hoe laag Préta zijn prijzen houdt. Tot 20 % procent minder dan de prijs waaraan hij vandaag een uniform aan De Post verkoopt. De geschiedenis lijkt zich te herhalen : ook bij de vorige offerte deed Préta een superlaag bod, om in de tussenliggende jaren de prijs fors te verhogen.”
Per vest betaalt De Post in 1996 afgerond 2700 frank. In 1997 wil Préta volgens de concurrenten dat product voor iets meer dan 2000 frank leveren. “Het vorige contract bevatte een clausule over prijsaanpassingen, waardoor de prijs bij alle leveranciers op vier jaar tijd met zo’n 20 % steeg,” verklaart Bernard Damiens. “In het nieuwe contract is die clausule weggelaten. Het stipuleert dat de leveranciers jaarlijks een prijsstijging mogen aanvragen, maar De Post mag die weigeren. De leverancier mag dan wel de productie stopzetten.”
Préta kreeg vier van de zeven markten toegewezen : de maatkledij, de schoenen, de hemden en blousen en de pullovers. Arwy uit Herentals mag de damesschoenen leveren, Seyntex uit Tielt de dassen. De drie contesterende bedrijven hopen op een schorsing van de beslissing nog vóór het einde van dit jaar. Dan moet de hele toewijzingsprocedure overgedaan worden. Later naar schatting binnen de vijf jaar zou een uitspraak ten gronde volgen.
De beslissing ligt nu bij de Raad van State. Om De Post tot een nieuwe aanbesteding te dwingen, moeten verschillende voorwaarden vervuld zijn. De Raad moet tot op zekere hoogte overtuigd zijn dat na de schorsing ook de vernietiging van de beslissing kan volgen. Bovendien moet de Raad overtuigd zijn dat het nadeel voor Seyntex, Vetimo en Arwy niet in een schadevergoeding te becijferen valt. Van De Gehuchte argumenteert : “Behalve de verloren winst verliezen de drie bedrijven ook een grote dosis knowhow, die hen bij latere bestellingen van De Post van pas kan komen. En ze verliezen een belangrijke referentie voor aanbestedingen in Spanje en Italië.”
F.D.
PRÉVOST-TAVERNIER Superlaag bod gecontesteerd door concurrenten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier