MARKT
Financiële economen pijnigen al jaren hun hersens over de vraag of financiële markten nu al dan niet efficiënt functioneren. Met efficiënt bedoelt men dat de marktprijzen steevast en nagenoeg onmiddellijk de informatie absorberen die in de markt beschikbaar komt.
Het geloof in deze marktefficiëntie leidt onder meer tot de conclusie dat beleggers en investeerders onmogelijk systematisch “de markt kunnen kloppen”. Hier en daar zijn er wel individuen die rond bepaalde transacties of voor eerder kortstondige periodes het geluk aan hun kant hebben, maar dat blijft gewoonlijk niet duren. Het gaat in die gevallen inderdaad om geluk en niet om wijsheid.
De tegenstanders van de marktefficiëntie-theorie gaan ervan uit dat er zich op de financiële markten nogal wat anomalieën voordoen. Die zorgen ervoor dat verstandige beleggers wél systematisch de markt kunnen verslaan.
Het slagveld bij uitstek van dit gevecht tussen believers en disbelievers is de roemruchte University of Chicago, en meer specifiek de Graduate School of Business ( GSB) aldaar. Deze business school biedt immers onderdak aan zowel Eugene Fama als aan Richard Thaler en Robert Vishny.
Fama kan worden beschouwd als de peetvader van de idee van marktefficiëntie – een theorie waarvoor hij nog wel eens de Nobelprijs voor Economie in de wacht zou kunnen slepen. Thaler en Vishny voeren dan weer een peloton onderzoekers aan dat de Fama-leer bestrijdt. Hun visie staat bekend als de behavioral finance-theorie : mensen gedragen zich lang niet altijd rationeel en daardoor leiden financiële markten niet altijd tot efficiënte resultaten. Met hun empirisch onderzoek toonden Thaler en Vishny aan dat er vaak zogenaamde trend-ommekeren optreden. Daarmee bedoelen zij dat aandelen die gedurende jaren onder de gemiddelde marktevolutie presteren op een bepaald ogenblik die curve ombuigen en systematisch – en over langere tijd – beter gaan presteren dan de markt.
De jongste tijd had het er alle schijn van dat Eugene Fama zich had neergelegd bij de stelling dat in het beste geval slechts een erg afgezwakte vorm van marktefficiëntie realistisch was. In een artikel dat binnenkort verschijnt, geeft Fama evenwel zijn GSB-collega’s lik op stuk. Zijn argumentatie, sterk onderbouwd door cijfermateriaal, concentreert zich rond twee elementen.
Ten eerste vindt Fama dat overreacties in de markt even frequent én intensief voorkomen als onderreacties, waardoor op het niveau van de markten een neutraliserend effect optreedt. Eenvoudig gezegd: de pessimisten neutraliseren de optimisten, waardoor de investeerders met een realistische kijk uiteindelijk de bovenhand halen. Het is niet omdat enkelingen zich irrationeel gedragen dat de markt niet efficiënt werkt.
Het tweede argument van Fama weegt wetenschappelijk nog zwaarder. Hij ontdekte immers dat de resultaten die de aanhangers van de behavioral finance-thesis bekomen, onderhevig zijn aan de gebruikte methodologie en statistische methode. Laat men op hun cijfers, zo toont Fama aan, andere en even valabele methodes los, dan smelten de anomalieën als sneeuw voor de zon.
Eugene Fama, “Market Efficiency, Long Term Returns, and Behavioral Finance”, Journal of Monetary Economics, 1998 (nog te verschijnen).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier