Is uw beleggingsfonds wel te vertrouwen?

Beheerders van pensioen- of beleggingsfondsen kom je zelden tegen op aandeelhoudersvergaderingen. Als u een beleggingsfonds koopt, moet u zich vergewissen dat de beheerder onderzoek doet over de stukken waarin het belegt.

Ik ben geen routinebezoeker van algemene vergaderingen van beursgenoteerde bedrijven, maar als ik op een vergadering geweest ben, blijft steevast het beeld bij van een beperkte groep aanwezigen: het management, vertegenwoordigers van de meerderheids- of referentieaandeelhouders en enkele getrouwe geïnteresseerde beleggers. Soms een analist, heel zelden een journalist. Bij familiebedrijven of besloten vennootschappen loopt dat meestal helemaal anders. Daar is normaal iedereen aanwezig.

Alle algemene vergaderingen hebben één ding gemeen: het is de plaats waar de belangrijkste beslissingen worden bekrachtigd, niet waar ze worden voorbereid of besproken. In de marge ervan kun je ook wel veel extra’s te weten komen, vaak naar aanleiding van publicaties die worden rondgedeeld en gesprekken voor- of achteraf.

Huiswerk. De meerderheids- of referentieaandeelhouders verschijnen natuurlijk wel op de algemene vergadering. Maar waarom gaan particuliere aandeelhouders niet vaker naar de algemene vergadering van de beursgenoteerde bedrijven waarin ze beleggen? Het is een grote besteding van tijd en geld, en om nuttige vragen te kunnen stellen moet je je huiswerk hebben gemaakt. De meeste mensen hebben de tijd noch het geld om dat werk behoorlijk te doen voor de dertig aandelen uit hun portefeuille. Ze kunnen de besluiten evengoed in het verslag van een analist lezen, die er dan nog de informatie aan toevoegt die hij door eigen berekening of door gesprekken met het management heeft verkregen.

Wat gebeurt er als de zaken anders lopen dan verwacht? Voor referentieaandeelhouders en de eigenaar-manager van het eigen bedrijf zijn periodes van tegenslag een gelegenheid om een tandje bij te steken, eventueel extra kapitaal in te brengen of een bijkomende borg te verlenen. Maar veel aandeelhouders van beursgenoteerde bedrijven reageren op slecht nieuws alleen door terstond te verkopen. Voor hen is beleggen een Ronde van Frankrijk die alleen maar bergaf gaat.

Bij genoteerde bedrijven zijn de aandeelhouders terug te brengen tot vier groepen: de (particuliere) referentieaandeelhouders, de institutionelen (verzekeringsmaatschappijen en de pensioenfondsen), de beleggingsfondsen en het grote publiek. Als aandeelhouders hebben ze zo elk hun hebbelijkheden.

Het model van de Belgische holding, waarbij de portefeuille van een verzekeringsmaatschappij wordt gebruikt om als referentieaandeelhouder controle uit te oefenen over brede segmenten van de economie, is voorbijgestreefd. De groepen die bestaan, zijn meestal sectorgebonden, en soms zijn ze nog steeds familiaal van oorsprong.

Kritiekloos. De beheerders van de grote pensioenfondsen van privé-bedrijven voelen zich niet geroepen om expliciet op te treden als aandeelhouder. De bedrijven die groot genoeg zijn om er een pensioenfonds op na te houden, behoren tot de club van de 600 à 700 bedrijven waarvan de beurskapitalisatie groot genoeg is om zelf als beleggingsobject voor grote institutionelen en beleggingsfondsen te dienen. Via de pensioenfondsen participeert het personeel van de Fortune 500-bedrijven in elkaars aandelen, met als bemiddelaars de analisten en money managers van de banken die uit dezelfde groep afkomstig zijn. Het pensioenfonds van Unilever voelt zich (om begrijpelijke redenen) niet geroepen om kritische vragen te gaan stellen bij Procter & Gamble, Electrabel niet bij RWE, Fortis niet bij ING enzovoort. Maar pensioenfondsen uit de overheidssector voelen zich soms dan weer vrijer om zich te bemoeien met het bedrijfsleven.

Beleggingsfondsen zijn er van alle soorten. Sommige fondsen streven werkelijk een samenhangende langetermijnstrategie na. Maar als je weet dat in het gemiddelde Amerikaanse beleggingsfonds een titel gemiddeld slechts acht maanden wordt aangehouden, dan vraag je je af waar de langetermijnstrategie te vinden is. Waarschijnlijk hebben de beheerders een commissie op elke aan- en verkoop. Voor België en Europa zal het wel niet anders zijn, maar er zijn daarover weinig gegevens bekend, of zijn ze zeer moeilijk te verkrijgen.

Het is normaal dat beleggingsfondsen worden gerund om er een inkomen uit te halen. Omdat beleggen moeilijk en tijdrovend is, lopen veel beleggers echter in goed vertrouwen naar een fonds om er zich goedkoop van af te maken. De afzet van een beleggingsfonds volgt de présence van de verdeler in de markt. Een veel te klein deel van het publiek selecteert een beleggingsfonds omwille van de langetermijnstrategie, de kwaliteit van de beheerder en zijn analistenteam, de lage kosten, de betere prestatie op lange termijn.

Daarbij komt dat in België de meeste beleggingsfondsen worden gerund door beursgenoteerde banken en verzekeringsbedrijven. Als de Belgische beleggingsfondsen zich bijvoorbeeld gaan bemoeien met het beleid van de Bel20-bedrijven, zullen nog grotere belangenconflicten dan bij de pensioenfondsen naar boven komen.

God verhoede. Wat staat de particuliere aandeelhouder van een beursgenoteerd bedrijf te doen? Ik denk dat hij vooral research moet doen over alle stukken die hij aanhoudt. Als je een beleggingsfonds koopt, moet je je vergewissen dat het fonds inderdaad dat onderzoek heeft gedaan over de stukken waarin het belegt, en dat het niet louter deelneemt aan een aan- en verkoopcarrousel. Als voldoende beleggers zich zo beginnen te gedragen, zal er meer vooruitgang worden geboekt dan door – God verhoede – de aanwezigheid van beleggingsfondsen op de algemene vergaderingen.

Emiel Van Broekhoven

De auteur is hoogleraar persoonlijke financiële planning aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (vfb).

Als je een beleggingsfonds koopt, moet je zeker zijn dat het fonds niet louter deelneemt aan een aan- en verkoopcarrousel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content