Grote vissen groeien nog

Investeringsbankieren wordt steeds meer een zaak van veel verliezers en een paar winnaars.

In hele delen van de rijke wereld slanken banken hun balansen af. Ze trekken zich terug uit buitenlandse activiteiten en sluiten vestigingen. Dat verandert het uitzicht van de sector spectaculair. In de toekomst zal die steeds meer uiteenvallen in enerzijds een handvol flow monsters die de wereldwijde kapitaalmarkten bespelen en anderzijds een heleboel, veel kleinere, regionale en binnenlandse banken.

McKinsey stelde vorig jaar in een rapport dat de grensoverschrijdende kapitaalstromen (kredietverlening door banken inbegrepen) tussen 2007 en vorig jaar ingestort zijn, van 11,8 biljoen tot 4,6 biljoen dollar. De banktoezichthouders moedigen die terugval in het grensoverschrijdend bankieren aan. Ze zetten de banken onder druk om af te slanken en toch nog krediet te blijven verschaffen op de binnenlandse markt. Bijna de helft van de 722 miljard dollar aan activa en activiteiten die de commerciële banken sinds 2007 hebben afgestoten, waren activiteiten in het buitenland.

Vooral in Europa

Die evolutie is het sterkst in Europa. Sinds de crisis hebben de Europese banken hun grensoverschrijdende leningsactiviteiten met zo’n 3,7 biljoen dollar teruggeschroefd. En hun terugtocht is nog lang niet afgelopen. In een recent rapport schatte het IMF dat de banken in Europa dit jaar hun activa met ongeveer 2,8 biljoen dollar afbouwen.

De meest voor de hand liggende redenen waarom Europese banken zich sneller moeten terugtrekken dan Amerikaanse zijn de economische vertraging op het oude continent en de bezorgdheid over de overlevingskansen van de euro. De Europese banken hebben ook sneller de Bazel III-regels ingevoerd dan hun buitenlandse concurrenten. Ze voelen de impact daarvan dan ook sneller.

Een en ander zal zich wel snel genoeg stabiliseren, maar intussen kunnen sommige Amerikaanse investeringsbanken hun balansen nog oppompen, terwijl de Europese gedwongen zijn ze af te slanken. “Iedere grootbank in de wereld heeft een revolver tegen de slaap”, zegt Glenn Schorr van Nomura over de nieuwe kapitaalregels. “Maar de Europeanen hebben de grootste revolvers.”

Lijnen in Switzerland

De twee grote Zwitserse investeringsbanken UBS en Credit Suisse hebben zich nog het meest verschanst. Credit Suisse veranderde net voor het uitbreken van de financiële crisis zijn strategie. Het slankte zijn balans af van bijna 1,4 biljoen Zwitserse frank in 2007 tot iets meer dan 900 miljard nu en het is van plan nog te krimpen. UBS heeft spectaculair gesnoeid en hoopt voortaan het meest te verdienen met vermogensmanagement. Het wil nog enkel een vinger in de investeringspap houden in domeinen waar het sterk staat, de deviezen- en aandelenhandel en het advies bij overnames bijvoorbeeld, waar de regels niet vereisen dat een enorm volume aan eigen middelen aangehouden wordt.

De twee Zwitserse banken kwamen sneller dan hun rivalen in beweging, niet het minst omdat ze allebei kunnen terugvallen op sterke vermogensbeheeractiviteiten. Velen denken dat de rest van de investeringsbanken dezelfde weg op moet. “De essentie van wat wij doen is niet toe te schrijven aan het feit dat we een Zwitserse regelgever hebben, maar wel dat we Bazel III toepassen”, zegt Sergio Ermotti, de CEO van UBS.

Ook Britse banken moesten de aftocht blazen. Voor ze door de crisis geveld werd, stond Royal Bank of Scotland, gemeten naar inkomsten, onder de top tien van de grootste investeringsbanken. Nu is de bank grotendeels in handen van de overheid en wil ze niet langer het geld van de belastingbetaler riskeren in de effectenhandel. Daarom moest ze zich wel terugtrekken. Barclays, dat systematisch een forse positie had opgebouwd in de handel met schuldbewijzen, zag in de teloorgang van Lehman Brothers de kans om zichzelf in de top vijf van de grootste investeringsbanken ter wereld te katapulteren. Maar een reeks misstappen, waaronder de betrokkenheid bij de poging om de internationale intrestbenchmark Libor te manipuleren en de onbezonnen verkoop van renteswaps aan Britse kmo’s, heeft de reputatie van de bank bezoedeld. De regelgevers zijn nu bezig Barclays’ investeringsbank te kortwieken.

Universele banken

De terugtocht van de Europese investeringsbanken loopt samen met twee andere trends. Een ervan is de toenemende macht van de grootste banken in de sector, omdat de verschuiving naar de elektronische handel de banken met het grootste marktaandeel bevoordeelt. Een tweede, meer subtiele beweging die wel eens zou kunnen bepalen welke instellingen het investeringsbankieren op middellange termijn gaan domineren, is de toename van het marktaandeel van grote, universele banken, die zaken- en commercieel bankieren combineren met investment banking.

Matt Spick van Deutsche Bank schat dat die grote, universele banken hun aandeel in het investeringsbankieren met zowat 12 procentpunten uitgebreid hebben sinds 2006, terwijl de traditionele investeringsbanken er in dezelfde periode bij inschoten. Dat komt deels omdat de financiële crisis het veld uitgedund heeft. Bijna alle zelfstandige Amerikaanse investeringsbanken zijn ten onder gegaan of opgekocht. Denk maar aan titanen als Lehman Brothers, Bear Stearns en Merrill Lynch. Goldman Sachs en Morgan Stanley blijven als laatste in hun soort over.

De grote universele banken daarentegen hebben in de voorbije vijf jaar alleen maar terreinwinst geboekt, om verschillende redenen. Een ervan is dat de banken sinds de financiële crisis vrekkiger geworden zijn met leningen. Toen grote ondernemingen nog onbeperkt toegang hadden tot krediet, konden ze de banken nog tegen elkaar uitspelen om de goedkoopste lening te krijgen. Ze konden ook vrij rondshoppen voor overnameadvies. Nu het krediet schaars geworden is, staan de banken met flinke balansen in een steviger positie om meer van de winstgevende business op te eisen.

Ook de kredietratings spelen een rol. Banken met gespreide activiteiten waren doorgaans in staat hogere ratings te behouden en kregen ook meer impliciete overheidsgaranties dan firma’s die, zoals Morgan Stanley, zich meer toespitsten op investeringsbankieren. Dat kan een groot verschil maken, niet alleen voor de leningskosten van de banken, maar ook voor hun vermogen om derivatencontracten af te schrijven en hun activiteit als investeringsbank uit te breiden.

Sticky business

Een andere reden voor de hernieuwde superioriteit van de universele banken is dat, naarmate de grote multinationals meer wereldwijd gingen werken, zij ook afhankelijker werden van zeer grote banken om hun geld en betalingen te managen in veel landen. Voor de crisis keken de meeste investeringsbanken neer op dat soort bankieren, ook globaal transactiebankieren of transactiediensten genoemd. “De rest van de bank beschouwt ons als tweederangsbankiers”, zegt het hoofd Transaction Banking van een grootbank. “Ze beschouwden ons als loodgieters”, zegt een andere.

Nu halen de loodgieters hun gram. Transactiebankieren biedt tegenwoordig boeiende groeivooruitzichten, evenals een goede return on investment (ROI) en stabiele inkomsten. De totale inkomsten in deze business zijn waarschijnlijk zowat 200 miljard dollar per jaar waard — niet veel minder dan voor investeringsbankieren en trading. Tegen 2020 stijgen ze naar verwachting tot boven 350 miljard dollar per jaar. Belangrijker nog dan de omvang van de markt, zegt BCG-consultant Stefan Dab, is dat de business sticky is. Grote klanten koppelen hun boekhoud- en betalingssystemen gewoonlijk met die van de bank en dat maakt hen minder bereid om van bank te veranderen. Hoe nauwer die relatie, hoe meer kansen de bank krijgt om ook winstgevender zaken aan de man te brengen, zoals derivaten of obligaties.

Intussen zien de transactiebankiers hun vergoeding stijgen, terwijl in de meeste andere onderdelen van de banksector tegen een ongekend tempo gesnoeid wordt in de verloning en andere kosten.

THE ECONOMIST

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content