Eenvoudige derivaten zijn nog altijd populair

Het gebruik van derivaten blijft wijdverspreid bij Belgische ondernemingen, blijkt uit een enquête van BNP Paribas Fortis. 63 procent van de deelnemende ondernemingen dekt zich zo in tegen renterisico’s en 74 procent tegen wisselkoersschommelingen.
Derivaten of afgeleide producten. Regulatoren houden er niet van. In 2008 lagen complexe derivaten die slechte Amerikaanse woonkredieten herbergden, aan de basis van de financiële crisis. De risico’s verspreidden zich via kredietderivaten over de hele wereld. Financiële instellingen gingen elkaar grondig wantrouwen en de interbankenmarkt stortte in. Dit type complexe derivaten, die eigenlijk investeringsproducten zijn, is in Europa grotendeels van de markt verdwenen.
De grote bulk aan afgeleide producten wordt gebruikt in het kader van risicomanagement. Zo doen banken, verzekeringsmaatschappijen en fondsbeheerders een beroep op derivaten om zichzelf in te dekken. Het gaat dan om contracten waarmee een tegenpartij, tegen betaling, een risico geheel of gedeeltelijk overneemt. Ook ondernemingen opteren vaak voor eenvoudige derivaten om hun risico’s te beheren.
Uit een rondvraag van BNP Paribas Fortis, in samenwerking met de Association of Corporate Treasurers in Belgium (ATEB), blijkt dat Belgische ondernemingen derivaten vooral gebruiken om de cashflow en de winst te nivelleren en stabiliseren. Kasstromen kunnen behoorlijk volatiel zijn, wat het moeilijk maakt om investeringsbeslissingen op lange termijn te nemen. De publieke sector ziet derivaten dan weer in de eerste plaats als een instrument om kostenstijgingen te voorkomen en de kredietwaardigheid (en dus de leenkosten) van de organisatie te verbeteren.
Belangrijk instrument
“De huidige periode van lage volatiliteit kan een vals gevoel van zekerheid geven”, zegt Frédéric Van Gheluwe, head of capital markets van BNP Paribas Fortis. “We beleven een lange periode van lage rentevoeten en overvloedige liquiditeiten, maar dat kan leiden tot een verkeerde inschatting van risico’s. Correcties of het barsten van bubbels veroorzaken volatiliteit, met een belangrijke impact op de cashflows van de ondernemingen. Voor riskmanagers bestaat de uitdaging erin de bedrijfswinsten tegen zulke schommelingen te beschermen.”
Om na te gaan hoe Belgische bedrijven zich tegen risico’s indekken, voerde BNP Paribas Fortis, dat zijn marktenzaal ziet als een fabriek van hedgingproducten, een online-enquête. Daar deden meer dan 400 organisaties aan mee, zowel grote ondernemingen (omzet boven 250 miljoen euro), kmo’s als openbare entiteiten.
Uit de studie blijkt dat derivaten een belangrijk instrument blijven in het financiële risicobeleid van Belgische ondernemingen. De twee belangrijkste financiële risico’s voor ondernemingen zijn duidelijk het rente- en wisselkoersrisico (al kunnen in bepaalde sectoren de grondstofprijzen en de inflatie significanter zijn). Driekwart van de ondernemingen die deelnamen aan de enquête, gebruikt derivaten om zich te beschermen tegen wisselkoersrisico’s. 63 procent zet derivaten in om het hoofd te bieden aan renterisico’s. De bedrijven die er geen gebruik van maken, zeggen dat de risicoblootstelling te beperkt is of dat er interne restricties gelden.
Opmerkelijk is dat het gebruik van derivaten sinds 2008, ondanks de economische stilstand en de regulatoire hervormingen, niet afgenomen is. Althans, dat zeggen de ondernemingen die aan de enquête deelnamen. Een studie van de Nationale Bank bewijst dat de handel in derivaten wel degelijk gedaald is.
Groot bewustzijn
“Ondernemingen doen vooral een beroep op eenvoudige producten, zoals renteswaps, rentecaps en FX forwards”, verklaart Eric Charléty, Head of Fixed Income Business Development van BNP Paribas Fortis. “Vermits hun blootstelling aan rente- en wisselkoersrisico’s sinds 2008 niet substantieel veranderd is, is het logisch dat ze nog altijd stevig op deze producten een beroep doen.”
Vooral renteswaps zijn gemeengoed geworden: 97 procent van de ondernemingen die een beroep doen op derivaten, gebruikt renteswaps om zich in te dekken tegen renteschommelingen.
Een grote meerderheid van de ondervraagde ondernemingen zegt een hedgingpolitiek te voeren. Maar slechts een minderheid heeft die politiek ook op papier gezet. Een uitgeschreven risicobeleid leidt nochtans veelal tot een duidelijker en gedetailleerder risicobeleid, en maakt ook betere controles mogelijk.
“In het algemeen kun je zeggen dat de Belgische ondernemingen zich goed bewust zijn van de financiële risico’s die verbonden zijn aan hun economische activiteit”, concludeert Frédéric Van Gheluwe. “De uitdaging bestaat erin het juiste evenwicht te vinden tussen een gecontroleerd risicobeleid enerzijds en voldoende flexibiliteit om snel en transparant in te spelen op veranderingen anderzijds.”
Wat het wisselkoersrisico betreft, dekken de meeste bedrijven hun dagelijkse transacties goed in. Transacties die nog moeten plaatsvinden, worden minder ingedekt. Dat doet slechts 22 procent van de ondernemingen uit de enquête. Ook 22 procent dekt zich in tegen de economische blootstelling die vaak gepaard gaat met de aanwezigheid of het handeldrijven met een bepaald land.
Volgens de bankiers van BNP Paribas Fortis is dat een vrij hoog cijfer, want indekken tegen economische risico’s is veel complexer dan indekken van transacties. Charléty: “Dit vergt een inzicht in de politieke, economische en juridische context van een land. Maar door puur transactionele hedgingbeslissingen te overstijgen, verrijkt een onderneming wel het strategisch denken over markten, de waardeketen en financieringsstructuren.”
Kredietwaardigheid
Voorts heeft de globalisering een grote impact op Belgische ondernemingen. 49 procent van de deelnemers aan de enquête zegt voor minstens een kwart van zijn wisselkoersrisico blootgesteld te zijn aan muntschommelingen in groeilanden. “Een zoveelste bewijs van de openheid van onze economie”, vindt Van Gheluwe. “Onze bedrijven doen echt overal ter wereld zaken.”
Sinds 2008 besteden ondernemingen meer aandacht aan het tegenpartijrisico. Meestal zijn het financiële instellingen die optreden als tegenpartij, en niemand wil een herhaling van het Lehman-debacle meemaken. 83 procent van de ondervraagden zegt enkel met banken te werken die een voldoende hoge kredietrating genieten. Sommigen weigeren een tegenpartij die niet minstens een A-rating haalt.
“Zeker in de openbare sector, die met overheidsgeld werkt, neemt men niet de minste risico’s”, zegt Charléty. “Daar kijkt 93 procent van de organisaties met verhoogde aandacht naar de kredietwaardigheid van de tegenpartij. Bij kmo’s is die gevoeligheid veel kleiner. 29 procent van de kmo’s zegt het tegenpartijrisico niet te managen.”
Ondanks de toegenomen aandacht voor de risico’s, blijft de prijs voor 85 procent van de ondernemingen toch de eerste en bepalende factor bij de keuze van een tegenpartij. Op de tweede plaats komt de beschikbaarheid van leenfaciliteiten en slechts op de derde plaats de kredietwaardigheid.
PATRICK CLAERHOUT
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier