De Muur is niet voor niets gevallen
Centraal- en Oost-Europa ontdekten twintig jaar geleden het kapitalisme. Loonde het de moeite? Het antwoord is ja, maar zo eenvoudig is het ook weer niet.
In 2009 is het twintig jaar geleden dat de Berlijnse Muur viel. De gebeurtenissen van 1989 maakten een einde aan politieke tirannie, zinloze centrale planning, minderwaardige productie en tekorten.
Dat de overgang een denderend succes was, kan niet ontkend worden. De hervormingen hebben gewerkt en de landen in Centraal- en Oost-Europa behoorden de jongste jaren tot de snelst groeiende regio’s. De pijn – werkloosheid, ongelijkheid en misdaad – was ofwel onvermijdelijk of een prijs die het betalen waard was.
Dat wil de volkswijsheid. Maar is het ook écht zo?
Alvast één waarschuwing komt naar voren uit de opiniepeilingen, die een diepgeworteld ongenoegen aan het licht brengen. Slechts 30 procent van de mensen in de regio vindt dat ze nu een beter leven hebben dan in 1989. Slechts 15 procent gelooft dat er minder corruptie is dan in 1989. De steun voor de kernwaarden die met de overgang in verband worden gebracht, zoals markteconomie en democratie, is teleurstellend klein.
Andere enquêtes tonen echter ook aan dat de ‘levenstevredenheid’ er de jongste jaren op vooruitgegaan is, gelijklopend met het economische herstel, nadat ze in de jaren negentig een duik genomen had. Mensen die verklaren dat ze over het algemeen tevreden zijn met hun leven vormen tegenwoordig wel een grotere groep dan zij die zeggen malcontent te zijn.
Wie maaien wil, moet zaaien
Vanwaar dan die somberheid? Het is geen geheim dat achter de beoordeling die de mensen geven van hun levenstevredenheid, ook echte ervaringen schuilgaan. Het kan dan gaan over met hun inkomen, hun job, hun gezin en sociaal leven, hun gezondheid, politieke vrijheid en persoonlijke veiligheid. Afgezien van de cruciale kwestie van vrijheid, hebben al die elementen een woelige rit achter de rug.
Neem nu de economische prestaties in de regio. Dat is een verhaal van twee helften, met een duidelijk verschil tussen de ervaringen in het eerste en in het tweede decennium van de overgang.
De gemiddelde output ging tot het midden van de jaren negentig met een derde achteruit, om dan te stagneren tot 1999. Sinds 2000 kenden alle landen opnieuw een – soms zeer snelle – groei. De regio haalde eindelijk in 2006 opnieuw het productieniveau van 1989 en in 2009 zal ze daar een kwart bovenuit groeien. De recessie van de jaren negentig heeft de inkomenskloof met het westen groter gemaakt. De groei sinds 2000 maakte een snelle inhaalbeweging mogelijk, al zal in 2009 het gemiddelde inkomen per hoofd vergeleken bij het EU-15-gemiddelde nog iets lager liggen dan in 1989.
Die cijfers zijn echter onbetrouwbaar. Want hoe vergelijkt men de markteconomieën van vandaag met de productie onder een planeconomie, die uitblonk in de productie van tractoren die meteen defect waren en consumptiegoederen die niemand wou? Fysieke indicatoren (zoals het elektriciteitsverbruik) en inkomensvergelijkingen op basis van koopkrachtpariteit (PPP) laten echter uitschijnen dat het bbp-plaatje niet helemáál misleidend is.
Als dat inderdaad zo is, dan is het via verschillende onderstellingen mogelijk om de opportuniteitskosten van de overgang te schatten. En die zijn hoog: tussen 0,5 en 1 biljoen dollar (in PPP-dollars van 2000). Laten we nog aannemen dat de regionale groei in de toekomst 4 à 5 procent zal bedragen, dan nog zal het een decennium duren vooraleer de overgang economisch gezien ‘de moeite waard’ wordt.
De overgang was een reusachtig sociaal experiment. Er zijn er die zeggen dat vrijheid niet afgewogen kan worden tegen andere zaken. Maar los van de verwezenlijkingen heeft de omwenteling ook levens overhoopgehaald. Mensen passen zich doorgaans gemakkelijk aan, maar ze reageren slecht op schokken.
In 2007 ontwaakte de spoorwegarbeider Jan Grzebski na 19 jaar uit een coma en hij verbaasde zich over wat hij in Polen zag. Hij begreep niet dat zijn landgenoten liepen te mopperen en hunkerden naar het verleden – maar hij had de overgang natuurlijk niet meegemaakt. Grzebski had “door de niet-aflatende triomf van het kapitalisme heen geslapen”. (T)
DE AUTEUR IS REGIONAAL DIRECTEUR VOOR CENTRAAL- EN OOST-EUROPA VAN DE ECONOMIST INTELLIGENCE UNIT.
Door Laza Kekic
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier