De machtigste Belgen in het buitenland

Belgen blijven in het buitenland geliefd als topmanager. Waar doet u best ervaring op? Waar moet u in uitblinken? Wat is de ideale leeftijd? Trends ging op zoek naar de tricolore trots van de executive searchers.

P ierre-Alain De Smedt (59), afkomstig uit Aalst, is een witte raaf. Op een Japanner na is hij de enige niet-Fransman in het directiecomité van Renault én de rechterhand van Louis Schweitzer. Van alle Belgen met een topfunctie in het buitenland is De Smedt – samen met Luc Vandevelde van Marks & Spencer – wellicht de succesvolste. Zijn internationale carrière begon in 1991, toen hij als financieel directeur en later ook chief executive officer (CEO) van de Volkswagen-vestiging in Vorst de opdracht kreeg om Autolatina te ontbinden, toen het gezamenlijk filiaal van Ford en Volkswagen in Brazilië en Argentinië. De Smedt zorgde ervoor dat Volkswagen in die twee landen marktleider werd. Daarna trok hij naar Spanje, waar hij de opdracht kreeg Seat uit de rode cijfers te halen. Na een jaar (in 1998) zorgde hij opnieuw voor winst. Dat palmares bleef ook niet onopgemerkt bij de concurrentie, en in 1999 trok Renault de Belg aan als nieuwe nummer twee.

En zeggen dat De Smedt eigenlijk vrij toevallig een internationale carrière was begonnen. Eind de jaren tachtig was De Smedt een van de rijzende sterren binnen Tractebel. Hij kwam er echter in conflict met een andere rijzende ster, Philippe Bodson, en nam ontslag. Hij keerde terug naar Volkswagen, waar hij al in de jaren zeventig en tachtig zijn strepen had verdiend. Van dan af kwam zijn carrière pas echt op kruissnelheid.

“Het is geen uitzondering dat een high potential die zijn ambities gefnuikt ziet op zoek gaat naar opportuniteiten die hem naar een internationale carrière kunnen loodsen,” zegt Rudy Kints van headhunter MCP International. “Maar Belgen die eerst in eigen land wat carrière hebben gemaakt, groeien soms minder snel door dan ze zelf zouden willen. Ik merk bij hen een gebrek aan training.”

Volgens Kints ligt een verklaring in de alomtegenwoordigheid van de Generale Maatschappij tot het einde van de jaren tachtig. Kints: “Dat lijkt lang geleden, maar een groot deel van de huidige Belgische topmanagers is aan het begin van zijn carrière bij La Vieille Dame gepasseerd. Dat was een van de slechtste leerscholen. De high potentials werden er onvoldoende getraind om uit te groeien tot internationale managers.” Sommigen zijn sinds de overname van de Generale door Suez in het buitenland actief, maar Kints beschouwt die niet echt als schoolvoorbeelden van Belgen die het als topmanager in het buitenland hebben gemaakt. De Suez-Belgen ( Jean-Pierre Hansen, Dirk Beeuwsaert, Willy Bosmans, Gérard Lamarche en Emmanuel Van Innis) zijn er veeleer per toeval ingeduikeld. “Zonder de overname van de Generale door het Franse Suez hadden die mensen wellicht geen carrière in het buitenland gemaakt,” menen de meeste headhunters.

Een carrière begint aan 45

“Echte expats kun je de Belgische toplui van Tractebel niet echt noemen. Afgezien van Hansen en Lamarche zijn ze niet echt in het buitenland actief,” zegt John Attenborough van Prospective Management Overseas (PMO), een Brussels bedrijf dat aan expatbegeleiding doet. Attenborough beklemtoont het onderscheid tussen detachering en expatriatie.

“Om nogmaals het voorbeeld van Tractebel te nemen: als ingenieurs ingeschakeld worden bij een project in Peru, dan wordt hun salaris nog altijd vanuit België uitbetaald. Dat noem ik zuivere detachering. Een echte expat is iemand als Luc Vandevelde, die jarenlang in het buitenland heeft gewerkt.”

Attenborough ziet meer en meer Belgen naar het buitenland vertrekken. “Gewoon omdat er meer opdrachten zijn. Hoevéél Belgen er precies in het buitenland werken, is moeilijk te achterhalen. Niet iedereen die in het buitenland werkt, meldt zich bij een ambassade.” Vlamingen in de Wereld ( VIW) probeert te achterhalen hoeveel Vlamingen in het buitenland hun brood verdienen. De organisatie doet dat op basis van zijn adressenbestand (zie kader: Vlamingen in de wereld). Van een aantal expats beschikt VIW over gedetailleerde gegevens, waaronder opleiding, geslacht, beroep en leeftijd. Zo ligt het aantal mannelijke expats iets hoger dan de vrouwelijke, en de Belgen die in het buitenland werken, behoren tot de meest uiteenlopende leeftijdscategorieën. Maar echte topmanagers in het buitenland zijn over het algemeen tussen 45 en 50 jaar oud (zie kader: Top-Belgen in het buitenland). Attenborough: “Wie tussen 45 en de 50 jaar is, denkt in België al aan uitbollen. Voor topmanagers in het buitenland begint hun carrière dan maar pas.”

Kijk maar naar Michel Tilmant, 51 jaar oud en de nummer twee van ING. Het vertrek van topman Ewald Kist is pas over drie jaar gepland, maar Tilmant lijkt al voorbestemd om hem op te volgen. Het Nederlandse blad FEMBusiness meldde onlangs wel dat ook de Amerikaan Fred Hubbell, die in de Verenigde Staten de verzekeringspoot van ING weer gezond maakte, niet kansloos is. Ook Tilmants internationale carrière is in belangrijke mate aan het toeval te danken. Hij had wel ervaring als zakenbankier in New York, maar zou zijn loopbaan niet beperkt gebleven zijn tot België indien BBL niet door ING was overgenomen? De vraag stellen, is ze beantwoorden.

Het toeval speelde ook een rol bij de carrière van Georges Ugeux (57). Net als Pierre-Alain De Smedt liep hij een topfunctie mis en ‘koos’ voor het buitenland. Hij begon zijn carrière bij de Generale Bank, waar hij tussen 1970 en 1985 de afdeling ‘corporate finance’ leidde. Hij deed hetzelfde tussen 1985 en 1988 voor Morgan Stanley Europe vanuit Londen. In 1988 ging hij aan de slag als directeur bij de Generale Maatschappij van België, toen net in handen van Suez Hij hoopte op de post van directievoorzitter, maar die ging naar Fred Chaffart. Ugeux zocht het dan maar definitief buiten onze grenzen, en in 1992 ging hij de Europese activiteiten van de Amerikaanse zakenbank Kidder Peadoby leiden. Drie jaar later werd hij voorzitter van het European Investement Fund en op 1 oktober 1996 vertrok hij naar de New York Stock Exchange.

Sterk aanpassingsvermogen

Dat Belgen over de hele wereld geliefd zijn als lid van het directiecomité, heeft vooral te maken met enkele terugkerende eigenschappen: ze zijn flexibel, pragmatisch, meertalig, diplomatisch en hebben een sterk aanpassingsvermogen. En dat doen ze zonder hun wortels te verloochenen. Sommigen slagen erin om zich op te werken binnen een bedrijf met een zeer specifieke cultuur. Wat bijvoorbeeld te denken van Christophe Navarre, 42 jaar en CEO van Moët Hennessy, de afdeling ‘wijn en geestrijke dranken’ van het Franse LVMH, ‘s wereld grootste luxeconcern?

De zwart-geel-rode nomaden beschikken over typisch Vlaams-Belgische eigenschappen als talenkennis en zin voor compromis. Pierre-Alain De Smedt is een goed voorbeeld van een polyglotte Belg die zijn talenkennis optimaal weet aan te wenden. Hij spreekt vlot zes talen, een zeldzaamheid in managerskringen.

Klassiek zijn ook de contacten met verschillende culturen. Michel Tilmant benadrukt dat zijn huidige positie binnen ING geen resultaat is van de nood aan politieke ‘evenwichten’. “Ik heb in België, de VS, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk gewerkt. Zelfs als de culturen niet echt van elkaar verschillen, heb je toch te maken met een verschillende manier van werken. Het is inderdaad een troef dat je als Belg niet tot een dominante cultuur behoort, en je je gemakkelijk aan verschillende situaties aanpast. Belgen kunnen luisteren, een dialoog voeren en compromissen sluiten. De Belg is een pragmaticus, met veel respect voor de individuen.”

Hij wordt daarin bijgevallen door Frank Meysman, tot juni 2003 nog CEO bij Sara Lee. “Een Vlaming voelt beter cultuurverschillen of -gelijkenissen aan dan een Fransman of een Spanjaard.” Die multiculturele gevoeligheid is een niet te verwaarlozen eigenschap, zegt Rita Aerts, directeur van Korn/Ferry België. “En dan hebben we het over meer dan een boek lezen over lokale gewoontes.”

Immer bescheiden

De meeste Belgische topmanagers vinden dat de buitenlanders hun slechts één groot gebrek toeschrijven: een overdreven bescheidenheid. Al is dat gebrek aan dominantie ook een troef. Om dezelfde reden zijn trouwens ook Denen in trek als internationale manager.

“Een Belg is net daarom veel meer aanvaardbaar aan de top van een zeer groot multinationaal bedrijf zoals Siemens,” zegt Rudy Kints. “Zolang de divisiemanager maar de lokale gevoeligheden kan inschatten.”

Rita Aerts sluit zich daarbij aan. “Belgen worden als neutraal bestempeld en zijn geen bedreiging voor grote Franse, Duitse en Engelse ondernemingen. Daarnaast zijn ze open van geest en trekken ze zich gemakkelijk uit de slag. Belgische managers kunnen daardoor vrij goed werken in een omgeving die gekenmerkt wordt door verandering en mondialisering.”

Belgen die enkele jaren in het buitenland hebben gewerkt, maken daarom ook meer kans om tot de top door te stoten. De meesten keren overigens niet graag naar België terug. Mark Pensaert werkte jarenlang als corporate finance executive bij Lazard Brothers in Londen, ging dan aan de slag als CFO van Carestel maar keerde uiteindelijk terug naar Lazard, deze keer in Frankrijk.

Aerts: “Wanneer Belgen besluiten om terug te komen, zijn ze vaak onbetaalbaar geworden, vooral wegens het fiscale regime. Velen verkiezen dan ook om in het buitenland te blijven. Ook al om de interessante strategische posities die ze er kunnen innemen. Als ze terugkeren, doen ze dat vaak om persoonlijke redenen, zoals ouder wordende ouders, de partner die zich moeilijk kan aanpassen of schoolgaande kinderen.”

De ideale euromanager?

Belgen hebben de reputatie heel honkvast te zijn, maar dat strookt niet echt met de werkelijkheid. Het onder-de-kerktorensyndroom is verdwenen. Heel wat jongeren zijn enthousiast om in het buitenland te werken.

High potentials vinden werken in België te beperkt,” zegt Rita Aerts. “België blijft in hun ogen een land van KMO’s. Daarom zoeken ze zeer snel naar mogelijkheden om in het buitenland ervaring en kennis op te doen.” Een bijkomende factor maakt dat briljante geesten sneller over de grens kijken: heel wat grote bedrijven (en hun besluitvormingscentra) hebben België verlaten, en het aantal mogelijkheden om strategische functies te bekleden en een interessante carrière uit te bouwen, is heel schaars geworden. Sommigen vertrekken ook naar het buitenland om wat headhunters “een interessante financiële uitdaging” noemen.

Het is ook daar dat de euromanagers worden gekweekt. Belgen anticiperen daarop door een carrière te beginnen bij een multinational en net daarvoor of bij het begin van hun loopbaan een internationaal diploma (meestal type MBA) binnen te rijven. “Als je echt tot een euromanager of internationale manager wilt uitgroeien, dan doe je best eerst wat ervaring op bij multinationals,” vindt Kints. “Als je daar als jonge kracht opvalt, sturen ze je voor een paar managementprogramma’s naar IMD of Harvard.”

Maar Rita Aerts relativeert de rol van het diploma. Dat wordt nog altijd gewaardeerd, maar de persoonlijkheid en vooral de leiderscapaciteiten spelen een belangrijke rol bij de selectie van kandidaten. Vooral situationeel management is een erg geliefde kwaliteit, meer bepaald de capaciteit om een team van medewerkers te coachen en mensen achter een visie te krijgen. Aerts: “Maar dat geldt natuurlijk voor alle managers, of ze nu in hun vaderland of in den vreemde werken.”

Alain Mouton

“Veel Belgische topmanagers liepen vertraging op bij de Generale Maatschappij.

Dat was een van de slechtste leerscholen.”

“Wie tussen 45 en 50 jaar is, denkt in België

al aan uitbollen. Voor topmanagers in het buitenland begint hun carrière dan maar pas.”

Belgen zijn geliefd omdat ze flexibel, pragmatisch, meertalig en diplomatisch zijn en een sterk aanpassingsvermogen hebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content