de koningin van het victoriameer

De belangrijkste privémaatschappij op het Victoriameer, een gigantische plas water tussen Oeganda, Kenia en Tanzania, wordt geleid door een Belgische. Brigitte Denys-Defloor is er ‘The Queen’.

Containers, katoen, diesel, mijnbouwtuigen, personenvervoer, scheepsbouw, kraanwerk, baggerwerken en havenbouw: het activiteitenpalet van Kamanga Ferry doet denken aan dat van een multinational. Toch telt het bedrijf van Brigitte Denys-Defloor slechts 120 werknemers. Maar enig aanpassingsvermogen is in het Afrikaanse zakenleven altijd handig.

“Als kind wist ik al dat ik ooit in Afrika wou wonen. En zelfs wanneer ik ooit met pensioen ga, zullen mijn echtgenoot en ik er met volle teugen van genieten, zeker van Kamanga”, duidt de West-Vlaamse haar band met het zwarte continent en het stukje Tanzania waar ze al jaren woont. Toch belandde ze er bijna per toeval. Na haar humaniora werkte ze als stewardess bij Sabena. “Ik heb er gevlogen tot het faillissement. Door heen en weer te vliegen combineerde ik België en Tanzania.”

Haar vader, een kapitein, trainde bemanningen in dienst van de ontwikkelingssamenwerkingsorganisatie Abos. Ze ging er op vakantie en leerde er haar eerste man Klaus Gaetje kennen, een Duitser die de maritieme school had gevolgd in Kiel.

Diens ouders hadden in 1952 Kamanga Ferry Limited (KFL) opgestart, en in 1972 had hij het roer overgenomen. Het resultaat van de Belgisch-Duitse verbintenis in Afrika was een bijzonder internationaal gezin. “Mijn leven is sinds mijn negentiende een opeenvolging van valiezen vullen en uitladen. Dat van mijn kinderen ook. De meisjes hebben hun lagere school grotendeels in België gedaan, en zijn dan naar de Britse school in Kenia getrokken. Mijn zoon deed zijn lager voor een stuk in Mwanza, en een deel op internaat in Duitsland. Soms zaten we verspreid over zeven landen. Nu zijn ze wat ouder, en wordt het wat duidelijker. Ook omdat ik inmiddels hertrouwd ben, met Johan Denys. Een van mijn twee dochters gaat rechten studeren aan de Universiteit Gent, mijn zoon Mark verzorgt de informatica van het bedrijf, maar werkt nu bij de Nederlandse scheepswerf Damen, die door KFL wordt vertegenwoordigd op de meren van Oost-Afrika.”

Toen Klaus Gaetje in 2004 plots overleed, nam ze de leiding in handen. “Ik was er ondertussen ook al tien jaar mee bezig, en ik wou niet opgeven.” Er kwam een andere boekhouder, een Tanzaniaanse general manager, en een Deense executive manager, Steen Pedersen. “Nu is de structuur duidelijk. Ik heb moeten vaststellen dat mijn man meer geïnteresseerd was in het technische gebeuren dan in het operationele. Hij deed niets liever dan knutselen, soms twaalf uur non-stop. Ik ben niet zo technisch of financieel aangelegd, eerder commercieel. Public relations, contracten, personeel, dat is meer mijn ding.”

Kloof blijft groot

Al blijft de Afrikaanse mentaliteit mijlenver afstaan van wat een westerling beschouwt als een normale manier van werken. “Afrikanen kennen geen gevaar, en kunnen het meestal ook niet goed inschatten. Dus blijft constante training noodzakelijk. Rechtstreeks antwoorden doen ze zelden, zeker niet wanneer het over iets negatiefs gaat. Als je ze iets aanleert, kunnen ze het 100 keer perfect doen, om het dan de 101ste keer toch weer anders aan te pakken.” Zo maakt Kamanga roundtrips om diesel te vervoeren van Mwanza naar Kisumu, maar kan het gebeuren dat de boot vijf dagen moet wachten op een lading diesel die dan elke dag weer voor ‘morgen’ wordt aangekondigd. Daarom ook stockeert KFL in Kirumba bijvoorbeeld 500 ton katoen. “Dat wordt per vrachtwagen aangeleverd, en wanneer we 500 ton hebben, laden we het op een schip.”

Hoewel ze al bijna twintig jaar in de regio woont, blijven de sociale contacten van Brigitte Defloor er vrij beperkt. Niet al te ver van haar woning op het schiereiland Kamanga – aan het strand van het Victoriameer, met een mooie tuin – woont een bevriende zwarte professor en ex-VN-medewerker. Daarmee onderhoudt ze nauwe contacten, maar voor de rest van het dorp blijkt de culturele kloof te groot. “In Oeganda noemen ze mij ‘The Queen’. Dat flatteert wel, maar ik mag niet zeggen dat ik mij zo voel of probeer te gedragen. Sommige medewerkers zeggen Brigitte, maar voor de meesten is het ‘yes, boss!’ En ‘s morgens is het van: “Boss, how is your condition in general today?” Geweldig. Ze nemen mij wel enorm in bescherming: er is echt niemand die moet proberen mij aan te raken.”

“Onze 120 werknemers vormen een bio-toop op zich: leden van verschillende stammen, sommigen die Engels spreken, anderen niet; mensen uit de stad of van het schiereiland; medewerkers die pas zijn begonnen of die er al twintig jaar werken. Daar wordt allemaal rekening mee gehouden. We doen alles volgens het boekje. Velen hadden gedacht dat ik als alleenstaande blanke vrouw het bedrijf snelsnel zou verkopen. Mis dus. Al sluit ik een verkoop niet uit.”

Schuldenvrij, of toch niet

De onderneming begon als veerdienst, tussen het schiereiland Kamanga en Mwanza. “Mijn schoonvader, een melkerijspecialist, was ooit door de Duitse keizer naar Moshi gestuurd. Die veerdienst gebeurde tot dan met kleine kano’s, zonder enige veiligheidsnormen. Nu inspecteren we elke dag of alles tiptop in orde is. We hebben ook een baggerpomp gekocht, om onze vaargeul vrij te houden. En als we dan toch bezig zijn, proberen we natuurlijk contracten te versieren om alle havens van het Victoriameer uit te baggeren.”

Naar Europese normen blijft het om redelijk kleine bedragen gaan. Een overtocht kost omgerekend 60 eurocent per passagier. Een auto betaalt 6500 Tanzaniaanse shilling (4 euro), een bus 13.000 (8,15 euro). Voor dit jaar rekent het nagenoeg schuldenvrije Kamanga Ferry op een omzet van 1,02 à 1,22 miljoen euro, wat de zaakvoerster tevreden stemt. De cashflow zou moeten uitkomen op 27.500 tot 37.600 euro, en is al jaren positief. “Door de stijging van de energieprijzen heb ik de cargotarieven met 40 % verhoogd. Maar ik besef ook dat ik voor de 110.000 passagiers die ik per maand heb, moeilijk naar één euro per ticket kan gaan. Dit blijft Afrika, elke shilling wordt geteld.”

Toch is ze ambitieus voor de komende jaren. Het is de bedoeling dat de scheepswerf wordt uitgebreid – daar zullen twee nieuwe schepen worden gebouwd – en voorts komen er twee nieuwe kranen, tien extra werknemers en een nieuw containerdepot. Bovendien kreeg KFL ook een haventerrein toegezegd in de Keniaanse haven Kisumu om de nieuwe containerlijn op te starten.

Bij dit alles hoort wel een kleine voetnoot. Schuldenvrij is in de Afrikaanse context relatief, want bijna elk personeelslid heeft wel een lening lopen. “Soms moeten drie families overleven van dat ene loon. Dus als er een dakgoot scheurt, of het schoolgeld moet worden betaald, dan komen ze aankloppen. Alle bedrijven spelen hier een beetje de rol van bank. Maar ik let erop dat ze maximaal een derde van hun salaris nodig hebben voor de terugbetaling, en na tien maanden moet de lening zijn afbetaald. Ze krijgen meer dan het minimumloon, een ziekenhuisverzekering, en ik stuur hen ook op cursus: brandbestrijding, eerste hulp aan boord, hoe omgaan met gevaarlijke stoffen, en aidspreventie.”

In alles de eerste

Onder de vleugels van Kamanga Ferry vallen vier bedrijfseenheden: passagiersvervoer, transport van cargo en fuel, de technische divisie – die onder andere havens aanlegt – en scheepsbouw en -herstel. De lassers en scheepsbouwers worden getraind bij de Nederlandse scheepswerf Damen. Inmiddels hebben ze zes schepen gebouwd, en onlangs werd voor 5,8 miljoen euro een passagiers- en cargoschip, de Kalangala, gebouwd voor de Oegandese regering. “Onze vijfde tak wordt containervervoer, met een lijn tussen Kisumu en Mwanza. We gaan 135.000 euro investeren in een containerdepot. Dat moet de trafiek opdrijven van 750 ton naar 2800 ton per maand. Om potentiële kopers te lokken? Nee hoor, vooral omdat we graag overal de eerste in zijn. Bovendien wordt in Buzwagi geïnvesteerd in wat een van de grootste open goudmijnen ter wereld kan worden. Daarvoor zijn tonnen materiaal nodig: ongeveer 2000 containers moeten over het meer van Kenia naar Tanzania.”

En de volgende uitdaging wacht al, want ‘The Queen’ wil ook inspelen op het groeiende toerisme. Daarom start ze een cruiselijn op het Victoriameer, waarvoor ze het vrachtschip Pelican renoveerde en liet ombouwen tot een luxecruiseschip met vier tweepersoonskamers. Het bedrijf heeft voorts nog twee vrachtschepen en twee ferry’s, die ook cargo vervoeren. De rest van de vloot bestaat uit een sleepboot en een werkplatform. Naast die zeven schepen beschikt KFL over drie kranen, die worden verhuurd met operator, en twee eigen havens, in Nansio op Ukerewe Eiland en in Kamanga zelf.

Een uitgebreid activiteitenpalet, dat dan de nodige interesse wekt. Ooit werd KFL door de Deense maritieme reus Maersk benaderd, maar tot een overeenkomst kwam het niet. En toch zegt ze: “Afrika is leuk. Maar ik wil het contact met mijn kinderen niet verliezen, en daarom sluit ik op termijn een verkoop niet uit.” (T)

Door Luc Huysmans/Foto’s Thomas de Boever

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content